Job (persoon): verschil tussen versies

531 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 5:
'''Kennis van Gods woord.''' Job had kennis van Gods woord, hij bewaarde dat, getuige zijn woorden: <blockquote>''Job 23:12  Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd. (SV)''</blockquote>Het schijnt dat God tot hem heeft gesproken. Zijn vriend Elifaz had hem tevoren vermaand: <blockquote>''Job 22:22  Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. (SV)''</blockquote>'''Gerechtigheid.''' Zijn rechtvaardigheid en vroomheid was groter dan alle mensen op aarde (Job 1:1, 8). Opvallend is dat hij zoenoffers bracht voor mogelijke zonden van zijn kinderen (Job 1:5). De verticale betrekking tot God achtte hij van groot belang.
 
'''Kinderen.''' Job had, vóórdat het onheil ze uit het leven wegrukte, zeven zonen en drie dochters (Job 1:2). Na zijn ongelukkige tijd kreeg hij opnieuw zeven zonen en drie dochters (Job 42:13).
 
'''Rijkdom'''. Job was in rijkdom groter dan al zijn tijdgenoten in het Oosten (Job 1:3), want hij bezat:
Regel 27:
 
Maar ook Job maakt zich schuldig tegenover God, als hij door toorn en verontwaardiging vervoerd, niet aarzelt God rekenschap te vragen van de rampen en smarten, waar mee Hij hem vervolgt; ja hij tast het goddelijk wereldbestuur aan, daar dit aan geen regels van rechtvaardigheid schijnt gebonden te zijn, en eist inlichting van Boven aangaande zijn misdaad, die hem dit groot lijden berokkend heeft (Job 4-26). Hijzelf vermag evenmin als zijn vrienden het grote raadsel van zijn levens op te lossen, en weet Gods wereldbestuur niet te doorgronden (Job 27-31).
[[Bestand:Elihu Job Arthur Ackland Hunt.jpg|miniatuur|375x375px|Elihu spreekt tot Job, nadat de drie vrienden (gezeten) gesproken hebben. Schilderij door Arthur Ackland Hunt (1863-1913).]]
 
Naar Oosters gebruik had zich om de sprekers een kring gevormd, waaruit thans een nieuwe spreker optrad, Elihu de Buziet. Reeds sedert lang had hij het woord willen nemen, maar eerbied voor de hoge jaren van de sprekers had hem weerhouden. Doch ziende dat nu stilte volgde en de strijd niet voortgezet werd, wilde hij aan beide partijen het juiste standpunt aanwijzen. Vooreerst toont hij aan, dat de drie vrienden geheel en al verkeerd handelen, door een onbewijsbare stelling zonder grond op Job toe te passen; daarna brengt hij Job het onrecht onder het oog, door hem begaan, toen hij God rekenschap van zijn daden vroeg. Ten onrecht had hij, volgens Elihu, beweerd, geheel rein en rechtvaardig te zijn, daar niemand dit is, en God de mens juist om hoogmoed en eigengerechtigheid met rampen bezoekt (Job 32-35). De rechtvaardige God kan het niet dulden, dat de rechtvaardige bestendig rampzalig is; als Job is, wat hij zegt te zijn, zal de Heer hem ook zeker in zijn eer herstellen, tenzij hij door verharding van het hart en voortgezette eigengerechtigheid een nog langer en smartelijker beproeving noodzakelijk mocht maken (Job. 36-37).
 
Regel 33:
 
== Herstel en einde ==
Aan het slot van het boek Job wordt verhaald, hoe de zwaar beproefde man, ter beloning van zijn trouw en standvastigheid, weer werd als te voren, ja nog rijker en gelukkiger dan toen. Na dezen leefde hij nog 140 jaren en stierf, oud, van leven verzadigd (Job. 42). Na de rampspoed, die hem zijn kinderen en vee ontnam, kreeg hij, dankzij Gods bijzondere zegen, evenveel kinderen (in getal en gelijk verdeeld in geslacht) terug en werd zijn veestapel (aantal schapen, aantal kamelen, aantal span runderen) dubbel zo groot.
 
== Typologie ==