Psalmen (boek)/Samenvattingen: verschil tussen versies

2.672 bytes toegevoegd ,  2 maanden geleden
k
 
(21 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 42:
 
Ps. 20. David wenst ons toe dat God, als wij benauwd zijn en tot Hem roepen, ons verhoort en geeft naar ons hart. God zal ons staande houden in de strijd.
[[Bestand:David's Joy Over Forgiveness (Bible Card).jpg|miniatuur|421x421px|Davids vreugde over vergeving (Ps. 32).]]
 
Ps. 21. Van David. De koning is verblijd over Gods sterkte en heil. God heeft hem verhoord, gezegend, verhoogd. God zal de vijanden verteren door vuur.
 
Regel 172:
Ps. 83. Van Asaf. Hij bidt God om verscheidene met name genoemde volken, die Israël willen uitroeien, te verslaan, opdat zij God de Allerhoogste kennen.
 
Ps. 84. EnEen psalm voor de Korachieten. De psalmist verlangt er sterk naar te zijn in de voorhoven van Gods huis. Welgelukzalig zijn zij die in Gods huis wonen. Welgelukzalig is de mens die op God vertrouwt.
 
Ps. 85. Een psalm voor de Korachieten. De misdaad van Israël is verzoend en de gevangenis van Jacob is gewend. De psalmist bidt om verder herstel en verwacht dat.
Regel 205:
Ps. 99. Jahweh regeert. Hij heeft recht gedaan in Jakob. Hij is groot in Sion en hoog boven alle volken. Verheft Hem, die heilig is, en buigt u neer voor Zijn voetbank.
 
Ps. 100. De ganse aarde wordt opgewekt om Jahweh te juichen en Hem met blijdschap te dienen en te loven. Hij is God, Hij heeft ons gemaakt, Hij is goed en trouw.[[Bestand:Psalm 100 Hervormde kapel te Staverden.jpg|miniatuur|777x777px|Stenen tafel met Ps. 100:2,5 op de voorgevel van de Hervormde kapel te Staverden. |geen]]Ps. 101. Van David. De koning beschrijft hoe hij zich inwendig en uitwendig zal verhouden tot goed en kwaad, tot goddelozen en getrouwen.
 
Ps. 101. Van David. De koning beschrijft hoe hij zich inwendig en uitwendig zal verhouden tot goed en kwaad, tot goddelozen en getrouwen.
 
Ps. 102. Een gebed van een verdrukte en eenzame, misschien een gevangene (vs. 21). De tijd is gekomen dat God zich over het verwoeste Jeruzalem zal ontfermen. De heidenen zullen Hem vrezen en dienen. De aarde en de hemelen zullen vergaan, maar God blijft dezelfde.
Regel 232 ⟶ 230:
Ps. 112. Gezegend is de man die God vreest. Hij doet goed en zal niet wankelen. Zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid. Hij zal verhoogd worden, wat de goddeloze tandenknarsend zal zien.
 
[[Psalmen (boek)/Psalm 113|Ps. 113]]. Oproep tot de knechten van Jahweh om Jahweh loven. Hij woont zeer hoog, boven alle heidenen, maar ziet zeer laag; hij verhoogt de geringe en nooddruftige en doet de onvruchtbare vrouw wonen met een huisgezin met kinderen.
 
Ps. 114. De aarde beve voor het aangezicht van God, die Israël leidde naar het beloofde land onder het doen van wonderen in de natuur.
Regel 270 ⟶ 268:
[[Psalmen (bijbelboek)/Commentaar/Psalm 131|Ps. 131]]. Een lied der opgangen. David betuigt zijn ootmoed. Zijn ziel is gerust. Hij vermaant Israël op God te hopen.
 
[[Psalmen (bijbelboek)/Commentaar/Psalm 132|Ps. 132]]. Een lied der opgangen. David, die veel geleden heeft, zocht een woonplaats voor de Machtige van Jakob. God heeft Sion verkoren en, naar Zijn belofte, een zoon van David op de troon gezet.
 
Ps. 133. Een lied der opgangen. David getuigt van de zegen van het samenwonen van broeders.
Regel 280 ⟶ 278:
Ps. 136. Opwekking om de God van Israël, wiens goedertierenheid tot in eeuwigheid is, te loven. Opgenoemd worden Gods wonderwerken in de schepping en zijn voorzienigheid jegens Israël.
 
Ps. 137. Weemoedige klacht van ballingen in Babel, als zij terugdenken aan Jeruzalem, met gebed om vergelding van Babel en Edom.
''Wordt vervolgd''
 
Ps. 138. Een psalm van David. Hij zal God loven om zijn goedertierenheid, trouw en bewaring. Alle koningen der aarde zullen God loven en zingen van Zijn wegen.
 
Ps. 139. David verwondert zich over Gods alwetendheid en alomtegenwoordigheid met betrekking tot hem, en over Gods gedachten en werken. Hij haat de goddelozen. Hij bidt God hem te beproeven, opdat op de eeuwige weg gaat.
 
Ps. 140. David bidt, in vertrouwen op God en zijn rechtvaardigheid, dat God hem verlost van de slechte mensen met hun kwade toeleg en dat hij hen verderft. Hij weet dat God aan de ellendigen recht zal doen.
 
Ps. 141. David bidt om bewaring voor goddeloos handelen door hemzelf en voor de valstrikken van de goddelozen.
 
Ps. 142. Een onderwijzing van David, een gebed toen hij in de spelonk was en zich verborg voor zijn vervolgers. Hij smeekt om redding, vertrouwend op Gods hulp.
 
Ps. 143. David, doodsbenauwd, smeekt God om van zijn vijanden gered te worden. Ook bidt hij tenslotte om hun uitroeiing.
 
Ps. 144. David bidt God, die hem onderwijst in oorlogvoering, om ontzet en gered te worden van de hand der vreemden, opdat zijn volk wel vaart.
 
Ps. 145. Een lofzang van David, waarin hij God, de Koning, verhoogt en looft om zijn grootheid, macht, goedheid, lankmoedigheid, goedertierenheid, barmhartigheid, rechtvaardigheid, zorg, hulpvaardigheid en bewaring.
 
Ps. 146. De psalmist wekt zichzelf op tot lof van God, met aansporing om niet op mensen te vertrouwen, maar op God, die alles geschapen heeft, recht en goed doet en eeuwig regeert.
 
Ps. 147. Opwekking tot lof van God om zijn ontferming over Israël, zijn werken in de schepping en de bekendmaking van zijn woorden aan Israël.
 
Ps. 148. De psalmist wekt alle schepselen op, zowel hemelse als aardse, vorsten en rechters, ouden en jongen, om God te loven om zijn verheven majesteit en de verhoging van Zijn volk Israël.
 
Ps. 149. Een aansporing om God te loven om Zijn goedgunstigheid jegens Zijn volk. Het zal wraak doen over de heidenvolken.
 
Ps. 150. Een opwekking om God in zijn [[heiligdom]], in het [[uitspansel]] te loven met allerlei [[Muziekinstrument|muziekinstrumenten]].