2 Koningen/Samenvatting
2 Kon. 1 Einde van Ahazia
1:1 Moab valt van Israël af.
1:2 Ahazia valt en laat de afgod Baäl-Zebub vragen of hij zal genezen.
1:3-14 De profeet Elia zegt hem zijn dood aan. Twee hoofdmannen van Ahazia met elk vijftig mannen worden, als zij Elia willen ophalen, gedood door vuur uit de hemel. De derde hoofdman smeekt Elia om genade. Hij en zijn vijftig worden ontzien.
1:15-18 Elia gaat mee naar Ahazia en zegt hem wederom zijn dood aan. Dood van Ahazia. Joram wordt koning in zijn plaats.
2 Kon. 2 Elia opgenomen. Enkele wonderen van Elisa.
2:1-18. Elisa blijft Elia volgen, dien God zal wegnemen. Elia doet de Jordaan ter plaatse droogvallen, zodat ze kunnen doorgaan. Elia vaart met een onweer ten hemel. Met de mantel van Elia herhaalt Elisa het wonder aan de Jordaan. Vijftig mannen zoeken Elia tevergeefs.
2:19-22 Elisa maakt water bij Jericho gezond.
2:23-25 Een groep kleine jongens van Bethel, die Elisa bespotten, door hem vervloekt en door beren gedood.
2 Kon. 3 Strijd tegen Moab
3:1-3 Joram, koning van Israël.
3:4-8 Joram verbindt zich met Josafat tegen Mesa, de koning van Moab, die sinds de dood van Achab de cijns niet meer afdraagt.
3:9-10 Watertekort voor de legers.
3:11-20 Elisa wordt geraadpleegd. Deze geeft aanwijzingen.
3:21 Er komt water in de gegraven grachten. De Moabieten zien het water echter als bloed en willen buit halen. Ze worden verslagen.
3:27 Op de muur van Kir-hareseth offert Mesa zijn zoon om het gevaar af te wenden, waarop Israël aftrekt.
2 Kon. 4
4:1-7 Wonderbare vermenigvuldiging van de olie van een arme weduwe.
4:8-17 Een Sunamitische vrouw, die Elisa gastvrij onderdak verschaft, krijgt door een wonder een zoon.
4:18-37 De jongen krijgt later een dodelijke aandoening en sterft. Zijn bedroefde moeder zoekt Elisa op. Elisa gaat naar haar huis en wekt de dode jongen op.
4:38-41 In een tijd van honger maakt Elisa een pot moes gezond door een wonder.
4:42-44 Elisa vermenigvuldigt voedsel door een wonder.
2 Kon. 5 Naäman en Gehazi
5:1-14 Genezing van Naäman: de melaatse Syrische generaal Naäman wordt genezen van zijn melaatsheid door zich, op aanwijzing van Elisa, zevenmaal te dopen in de Jordaan.
5:15-24 Naäman wil Elisa een grote gift schenken, maar de profeet wijst die af. Gehazi echter gaat Naäman achterna, liegt en ontvangt de gift.
5:25-27 Gehazi en nageslacht wordt om zijn hebzucht en leugens gestraft met melaatsheid.
2 Kon. 6
6:1-7 Elisa laat een ijzer drijven: hij laat het ijzer van een bijl van een der de profeten , dat in het water was gevallen en gezonken, boven drijven, zodat het weer genomen kan worden.
6:8-12 Elisa maakt de vijandige beraadslagingen van de koning van Syrië bekend aan de koning van Israël.
6:13-23 De Syriërs omsingelen Dothan om Elisa te vangen. Zij worden op Elisa’s gebed met geestelijke blindheid geslagen, binnen Samaria gebracht en met vrede weggezonden.
6:24-33 De Syriërs belegeren Samaria. De stad geraakt in zware hongersnood. De koning van Israël wil Elisa doden en zendt een hoofdman.
2 Kon. 7
7:1-2 Elisa profeteert dat hongersnood morgen voorbij is. De hoofdman gelooft het niet en Elisa voorzegt zijn dood.
7:3-20 Vier melaatse mannen uit Samaria gaan naar het leger van Syrië en vinden het verlaten, omdat de soldaten gevlucht waren voor het geluid, door God bewerkt, van een grote legermacht. De melaatse mannen doen zich te goed en besluiten tenslotte de stad in te lichten. De koning van Israël vreest een valstrik en stelt een onderzoek in. Men bevindt dat de Syriërs gevlucht zijn. Daarop nemen de inwoners van Samaria de achtergelaten etenswaren en andere goederen. Het woord van God wordt vervuld. De hoofdman komt om in de poort.
2 Kon. 8
8:1-6 De Sunamitische verlaat op raad van Elisa wegens de komende hongersnood het land en keer na zeven jaar weer. De koning van Israël, gehoord hebbende dat Elisa werkelijk haar zoon heeft levend gemaakt, zorgt dat zij haar huis en akker terugkrijgt en ook de gederfde inkomsten van de akker.
8:7-15 Elisa kondigt Hazaël, de knecht van de zieke koning Benhadad van Syrië, zijn koningschap aan. Hazaël vermoordt Benhadad en wordt koning.
8:16-24 Joram, koning van Juda.
8:25-29 Ahazia, koning van Juda.
2 Kon. 9
9:1-13 Een profeet zalft de hoofdman Jehu te Ramoth in Gilead tot koning van Israël en draagt hem in de naam van God op, het huis van Achab uit te roeien.
9:14-29 Jehu doodt Joram, zoon van Achab en koning van Israël, en Ahazia koning van Juda.
9:30-37 Jehu laat Izebel, de vrouw van Achab, doden. Haar lichaam wordt door de honden gegeven op het land van Naboth, naar het woord van Jahweh door de dienst van de profeet Elia.
2 Kon. 10 Optreden van Jehu
10:1-28 Jehu roeit Achabs geslacht en de dienaars van Baäl uit. Ook doodt hij in Samaria de broeders van koning Ahazia van Juda.
10:29 Jehu laat de kalverendienst te Beth-El en Dan bestaan en wijkt niet van de zonden van Jerobeam.
10:32-34 God begint Israël in te korten door Hazaël van Syrië.
10:35- Dood van Jehu.
2 Kon. 11 Athalia en Joas
Na de dood van koning Ahazia van Juda doodt zijn moeder Athalia al het koninklijk nageslacht, behalve Joas, die voorhaar verborgen werd. Jojada de hogepriester zet Joas op de troon als deze zeven jaar oud is, en laat Athalia doden.
2 Kon. 12 Joas (Juda)
Regering van Joas, koning van Juda.
2 Kon. 13 Joahaz, Joas (Israël)
13:1-9 Regering van Joahaz de koning van Israël.
13:10-25 De regering van Joas de koning van Israël. De zieke Elisa voorzegt Joas een beperkte overwinning op de Syriërs. De dood van Elisa. Joas verslaat Syrië drie maal en brengt de steden van Israël weer.
2 Kon. 14 Amazia, Azaria (Uzzia), Jerobeam II
14:1-20 De regering van Amazia de koning van Juda. Zijn nederlaag tegen Joas de koning van Israël. Dood van Joas. Dood van Amazia.
14:21-22 Azaria (Uzzia) koning over Juda.
14:23-29 Jerobeam II koning over Israël. Hij deed dat kwaad was in de ogen van God, maar God verloste Israël door hem.
2 Kon. 15. Azaria, Zacharia, Sallum, Menahem, Pekahia, Pekah, Jotham
15:1-7 Azaria (Uzzia) koning over Juda.
15:8-12 Zacharia koning over Israël
15:13-15 Sallum koning over Israël
15:16-22 Menahem koning over Israël
15:23-26 Pekahia koning over Israël
15:27-31 Pekah koning over Israël
15:32-38 Jotham koning over Juda
2 Kon. 16 Achaz
16:1-20 Achaz koning over Juda
2 Kon. 17 Hoséa. Val van Samaria.
17:1-4 Hoséa, de laatste koning over Israël
17:5-23 Val van Samaria en de wegvoering van Israël naar Assyrië. Oorzaak van de wegvoering.
17:24-41 Invoering van vreemde volken in Samaria. Zij leren noodgedwongen Jahweh te vrezen, maar maakten en dienden ook hun eigen goden.
2 Kon. 18 Hizkia
18:1-37 Hizkia koning over Juda. Salmaneser koning van Assyrië verovert Samaria en voert Israël weg. Sanherib koning van Assyrië neemt steden van Juda in. Daarop geeft Hizkia hem zilver en goud. Evenwel laat Sanherib Jeruzalem belegeren.
2 Kon. 19 Jeruzalem verlost
Hizkia zendt tot de profeet Jesaja. God belooft hem uitredding. Hizkia bidt om verlossing en wordt verhoord. Een engel brengt het leger van Assyrië een zware slag toe. Sanherib vertrekt en wordt in Babel vermoord.
2 Kon. 20 Hizkia (vervolg)
20:1-11 Ziekte en genezing van Hizkia.
20:12-21 Hikzia toont zijn schatten aan gezanten van Babel. Door Jesaja voorzegt God de wegvoering naar Babel. Hizkia’s dood.
2 Kon. 21 Manasse, Amon
21:1-18 Manasse koning van Juda.
21:19-26 Amon koning van Juda.
2 Kon. 22 Josia
22:1-2 Josia koning van Juda.
21:3-7 Josia gelast de verbetering van Gods huis.
21:8-11 De vondst van het wetboek van Mozes.
21:12-20 God wordt geraadpleegd door de profetes Hulda. God bevestigt dat de onheilen komen, maar dat Josia in vrede zal ontslapen.
2 Kon. 23 Josia, Joahaz, Jojakim
23:1-3 Vernieuwing van het verbond met God.
23:4-25 Josia zuivert het land van afgoderij en duivelskunstenaars. Het pascha wordt gevierd. Niettemin zal God Juda en Jeruzalem verwerpen.
23:28-30 Josia te Megiddo gedood door farao Necho.
23:31-33 Joahaz koning van Juda gedurende 3 maanden.
23:34-37 Jojakim koning van Juda
2 Kon. 24 Jojakim, Jojachin, Zedekia.
24:1-6 Jojakim (vervolg)
24:7-16 Jojachin koning van Juda. Jeruzalem ingenomen. Eerste wegvoering.
24:17-20 Zedekia koning van Juda. Hij rebelleert tegen Babel.
2 Kon. 25 Einde van het koninkrijk Juda
25:1-7 Jeruzalem door de Chaldeeën belegerd en ingenomen. Zedekia blind gemaakt.
25:8-21 Jeruzalem met de tempel verwoest. De tempel geplunderd. Laatste wegvoering.
25:22-26 Gedalia landvoogd van Juda. Gedalia door Joden vermoord. De Joden vluchten naar Egypte.
25:27-30 Jojachin in Babel vrijheid gesteld en verhoogd tot de tafel van de koning.