Avondmaalsbrood

Uit Christipedia

Avondmaalsbrood is brood dat voor gebruik in het avondmaal, de maaltijd van de Heer, bestemd is.


Het stelt het lichaam van de Heer Jezus voor, enerzijds zijn fysieke lichaam dat Hij overgaf aan het kruis van Golgotha, anderzijds de verzameling van alle gelovigen met Jezus als het hoofd, de gemeente van Jezus Christus. Het brood van het avondmaal stelt dus zijn ‘fysieke lichaam’ en zijn ‘mystieke’ lichaam (= de gemeente van Christus) allebei voor.

1Co 10:16 De drinkbeker der zegening die wij zegenen, is die niet de gemeenschap van het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap van het lichaam van Christus? 1Co 10:17 Want wij, de velen, zijn een brood, een lichaam; want wij allen nemen deel aan het ene brood. (TELOS)

Ro 12:5 zo zijn wij, de velen, een lichaam in Christus, en elk afzonderlijk leden van elkaar. (TELOS)

Het avondmaal werd ingesteld bij gelegenheid van de paasmaaltijd.

'Ouwel', 'hostie'

Hosties

Ouwel is ongegist brood dat van zuiver tarwemeel, dus zonder toevoeging van gist of andere ingrediënten, is gemaakt. Het dunne brood wordt in de Oud-Rooms-Katholieke, Oudkatholieke en Rooms-Katholieke Kerk gebruikt tijdens de avondmaalsviering (eucharistie). Ook in de anglicaanse en lutheraanse kerk wordt de ouwel gebruikt. Ouwels worden bewaard in een ouweldoos.

Na de zogenaamde consecratie tijdens de eucharistie wordt de ouwel in de Rooms-Katholieke Kerk 'hostie' genoemd. Een hostie is een rond schijfje ongedesemd tarwebrood. Het woord komt van het Latijnse 'hostia' dat 'slachtoffer' betekent. Protestanten gebruiken de term 'hostie' niet.

Ongezuurd?

Moeten het brood van het avondmaal ook niet ongezuurd of ongedesemd zijn? Bij deze kwestie wordt vaak geen onderscheid gemaakt tussen ongedesemd en ongezuurd. Ongedesemd wil zeggen: zonder desem (= zuurdeeg) bereid. Ongezuurd wil zeggen: niet zuur geworden. Brood wordt zurig door gist (schimmel) of desem. Desem is oud, gistend, verzuurd deeg.

Brood van de instelling. Ongetwijfeld heeft de Heer ongedesemd brood gebruikt, want zijn gedachtenismaal stelde hij in ten tijde van het Paasfeest, wanneer geen ander brood gebruikt mocht worden. Het Paasbrood was ongedesemd brood. De Heer Jezus spreekt evenwel bij de instelling van Zijn gedachtenismaaltijd gewoon van ‘brood’, niet van ‘ongedesemd brood’ of ‘ongezuurd brood’. Op de betekenis van 'ongedesemd zijn', dat het brood in feite was, gaat Hij niet in. Al de Nieuwtestamentische Schriftgedeelten die op het avondmaal betrekking hebben gebruiken het Griekse woord 'artos', het gewone woord voor brood, en niet het bijzondere woord 'azymos', het woord voor ongedesemd brood. Het woord 'artos' sluit ongedesemd brood evenwel niet uit, zodat het gebruik van 'artos' niet bewijst dat Jezus voor de instelling van het avondmaal ongedesemd brood gebruikte.

Desem een zinnebeeld van bederf. In het Nieuwe Testament gebruiken de Heer Jezus en de apostel Paulus 'zuurdeeg' als een zinnebeeld van bederf. In het Koninkrijk der hemelen, waarvan de gemeente een onderdeel is, zit wel desem (zuurdeeg, zuurdesem). Daarvan spreekt een gelijkenis van het koninkrijk der hemelen. De beweegbroden zijn, op uitdrukkelijk voorschrift van God, met desem gebakken, Lev. 23:17. Ze stellen wellicht de gemeente voor die gewonnen wordt uit de beide groepen van Joden en heidenen.

Eten. Het eten van ongezuurd (niet zuur geworden) of ongedesemd (zonder desem bereid) dan wel gezuurd of gedesemd voedsel maakt ons niet aangenaam bij God. Zoals de apostel Paulus opmerkt:

1Co 8:8 Voedsel maakt ons echter niet aangenaam bij God; eten wij niet, wij zijn er niet minder om; en eten wij wel, wij zijn er niet beter om. (TELOS)

Geen paasmaaltijd. De maaltijd van de Heer is geen paasmaaltijd, hoewel zij bij gelegenheid van het paasmaal is ingesteld. Bij het Pesachmaal werd het geroosterd vlees van een lam gegeten, met bittere kruiden. Dit gebeurt niet bij de maaltijd van de Heer, waarbij alleen brood en wijn gebruikt worden.

Geen voorschrift. De Schrift geeft geen regel of voorschrift aangaande het brood dat we gebruiken bij de maaltijd van de Heer. We moeten oppassen geen voorschriften of regels te willen toevoegen.

Gebruik in de christenheid. Het avondmaalsbrood dat in de protestantse kerken in Nederland en Vlaanderen gebruikt wordt, is gewoon brood, d.w.z. gegist en hierdoor gezuurd brood. De Oosters-Katholieke en Orthodoxe kerken gebruiken eveneens gewoon gegist brood. In de Oosterse Kerken, de Armeense uitgezonderd, wordt steeds gezuurd (gegist) brood gebruikt. Sinds de 11e eeuw gebruikt de Rooms-Katholieke Kerk ongedesemde en ongezuurde (ongegiste) hosties in de eucharistie, gemaakt van ongedesemd en ongegist tarwedeeg. Dit is echter geen godsdienstige verplichting. De Lutheranen en de Anglicanen gebruiken veelal ongegist avondmaalsbrood.

Er is, alles bij elkaar genomen, geen voldoende reden om als avondmaalsbrood ongedesemd of ongezuurd dan wel gedesemd of gezuurd brood te willen gebruiken[1]. Er kan echter wel een altruïstische reden zijn – gegeven het gewetensbezwaar van een broeder of zuster - om voor het een of ander te kiezen, zoals ons Rom. 14 en 1 Cor. 8 leren.

Geschiedenis van de kwestie

Het toedienen van het avondmaal in geheveld brood werd "zelfs door de verstandigste Godgeleerden van de Roomse kerk" gehouden voor het gebruik van de eerste christenkerk, aldus een Schotse historicus in de 18e eeuw[2]. Brood en de wijn werden voor hergebruik bij het avondmaal genomen uit de gaven van het volk, dat allicht gewoon brood en wijn schonk.

De kerkhervormer Johannes Calvijn schreef in de 16e eeuw over Alexander I, de zesde bisschop van Rome (gestorven ca. 115): "De historiën vertellen, dat het gezuurd en gewoon brood geweest is vóór de tijd van de bisschop van Rome Alexander, die de eerste is geweest, die vermaak gehad heeft in ongezuurd brood: maar om welke reden, zie ik niet in, tenzij meer om de ogen van het volk door een nieuw schouwspel tot bewondering te trekken dan om de harten in de ware religie te onderwijzen."[3]

Epiphanius bisschop van Salamis (ca. 310/315-403 n.Chr.) tekent over de Ebionieten aan als eene bijzondere gewoonte van deze ketters dat zij het Avondmaal hielden met ongeheveld brood en enkel water (Heres. 30), een opmerking die erop wijst dat zij niet hetzelfde brood als de kerk gebruikten.

Al de Ouden spreken van het brood voor het Avondmaal als van gewoon brood, gelijk zij bij andere gelegenheden gebruikten. Zo Ambrosius (de Sacram. L. lV. с. 4), die in de 2e helft van de 4e eeuw schreef.

Ambrosius beschrijft een voorval in het leven van paus Gregorius de Grote (540-604)[4]. Een vrouw grimlachte toen Gregorius haar het Avondmaal toediende met de gewone woorden "het Lichaam van onze Heer Jezus Christus beware uw ziel". Door Gregorius gevraagd waarom zij lachte, antwoordde zij dat hij het brood, dat zij met haar eigen handen gemaakt had, het Lichaam van Christus noemde. Daaruit kan men opmaken dat het gewoon brood was.

Tot de 7e eeuw werd in het Westen zonder onderscheid gedesemd en ongedesemd brood voor het avondmaal gebruikt, daarna geniet het ongedesemd brood steeds meer de voorkeur[5]. De Angelsaksische monnik Beda (7e eeuw) is hiervan een van de eerste getuigen. In de negende eeuw kwam in het Westen het gebruik van ongezuurd brood in de eucharistie al meer op. Bij de Armeniërs zou het ongezuurde brood toen al lang in zwang zijn geweest.

Rond de 11de eeuw was in het Westen het gebruik van ongedesemd brood algemeen en in het Oosten gedesemd brood. Sinds de 11e eeuw gebruikt de Rooms-Katholieke Kerk ongedesemde en ongezuurde (ongegiste) hosties in de eucharistie, gemaakt van ongedesemd en ongegist tarwedeeg.

Gebruikte de Roomse  kerk bij het avondmaal ongezuurd (ongedesemd, ongegist) brood, de Griekse of Oosterse kerk daarentegen gezuurd. De Griekse kerk leerde dat het avondmaal behoorde toegediend te worden in geheveld (gegist, gezuurd) brood, dat volgens haar alleen de ware eigenschappen van brood bezit. Zij misprees de Roomse kerk, die bij het houden van het avondmaal ongeheveld (ongedesemd, ongegist, ongezuurd) brood gebruikte en daarmee afweek van de oude gewoonte van gewoon brood te gebruiken. Deze misprijzing kwam tot een uitdrukking in een brief die mede geschreven was door Michael Cerularius, patriarch van Constantinopel 1043-1058 na Chr.

In 1053 veroordeelde de Paus Leo IX, na kennis genomen te hebben van een Latijnse vertaling van de brief, in een wijdlopige antwoord daarop het gevoelen van de Griekse christenen. Hij vond dat de Roomse kerk ten onrechte beticht werd van een leer en gewoonte te hebben aangenomen die onbestaanbaar waren met de eerste christenkerk.

Vandaar dat de Oosterse of Griekse kerk de Rooms-Katholieken of Westersen Azymieten noemde, een scheldnaam gegeven door de Griekse patriarch Cerularius aan de Rooms-katholieke christenen en vervolgens ook aan de Armeense christen-Maronieten. Dit gebeurde bij de scheiding van Oosterse en de Westerse kerk in 1054. Het woord is in oorsprong Grieks (azymon = ongezuurd brood; van a =  zonder, geen; zumè = zuurdeeg, gist). De naam 'Azymieten' kwam vooral in zwang na de mislukte poging tot hereniging op het concilie van Florence (1439). Men beschouwde toen het gebruik van gezuurd brood als een kenmerkend onderscheid tussen de beide afdelingen van de kerk. De Rooms-Katholieken gaven aan de Grieksen of Oostersen de bijnaam van Prozymieten (van pro = voor; zumè = zuurdeeg, gist) of Fermentarii. Op het concilie oordeelde de Roomse kerk dat het gebruik van gedesemd brood door de Griekse kerk geoorloofd was.

Bronnen

Art. Ouwel op Wikipedia.nl

Art. Hostie op Wikipedia.nl

Archibald Bower, Historie der pausen, zedert de opregting van den stoel van Romen tot op den tegenwoordigen tyd (S.J. Baalde, 1769) deel 5, blz. 274-275.

Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche Volk (Kampen: Kok, 1925-1931) s.v. Azymieten. De tekst van dit lemma is op 7 sept. 2015 verwerkt.

Winkler Prins' geillustreerde encyclopedie (1914-1922) s.v. Azymieten.

Voetnoten

  1. Vgl. Jaap Fijnvandraat, Geen druivensap, ongezuurd brood?, artikel op JaapFijndraat.nl, zonder jaar. 
  2. Archibald Bower, Historie der pausen, zedert de opregting van den stoel van Romen tot op den tegenwoordigen tyd (S.J. Baalde, 1769) deel 5, blz. 275.
  3. Institutie (1559), boek IV, hoofdstuk 17.
  4. Ambrosius, de Sacram., L.II.c.41.
  5. August Croegaert (1889-1960), De indeling van het H. Misoffer, deel II, blz. 2. De roomskatholieke auteur was liturgisch schrijver en professor.