Beëlzebul

Uit Christipedia

Beëlzebul is een aanduiding van de satan, het hoofd van de boze geesten (Matth. 12:24; Marc. 3:22-23, 26). De bijnaam is gevormd uit Baäl-zebul. ‘Baäl-zebul’ betekent heer van de Woning (=hemel).

De naam 'Baäl-zebul' staat in verband met Baäl-zebub, afgod van de Filistijnse stad Ekron. Misschien is de laatste naam een spottende verdraaiing van ‘Baäl-zebul’ (= 'heer van de woning'), want ‘Baäl-zebub’ betekent: heer van de vliegen (de vliegengod).
2 Kon. 1:2 En Ahazia viel door een tralie in zijn opperzaal, die te Samaria was, en werd ziek. En hij zond boden en zei tot hen: “Ga heen, vraag Baal-zebub, de god van Ekron, of ik van deze ziekte zal genezen.”
De Schriftgeleerden beweerden van Jezus : "Hij heeft Beëlzebul" (Marc. 3:22). De Heer werd ervan beschuldigd door Beëlzebul, de overste van de boze geesten, zijn wonderen van bevrijding van bezetenen te doen.
Mt 12:22 Toen werd een bezetene bij Hem gebracht, blind en stom; en Hij genas hem, zodat de stomme sprak en zag. Mt 12:23 En alle menigten waren buiten zichzelf en zeiden: Is Deze niet de Zoon van David? Mt 12:24 Toen de farizeeen dit echter hoorden, zeiden zij: Deze drijft de demonen alleen maar uit door Beëlzebul, de overste van de demonen. Mt 12:25 Jezus echter kende hun gedachten en zei tot hen: Elk koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en elke stad die of elk huis dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet standhouden. Mt 12:26 En als de satan de satan uitdrijft, is hij tegen zichzelf verdeeld: hoe zal zijn koninkrijk dan standhouden? Mt 12:27 En als Ik door Beëlzebul de demonen uitdrijf, door wie drijven uw zonen ze uit? Daarom zullen die uw rechters zijn. Mt 12:28 Als Ik echter door de Geest van God de demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God tot u gekomen. Mt 12:29 Of hoe kan iemand het huis van de sterke binnengaan en zijn huisraad roven, als hij niet eerst de sterke bindt? En dan zal hij zijn huis beroven. Mt 12:30 Wie niet met Mij is, is tegen Mij, en wie niet met Mij bijeenbrengt, verstrooit. Mt 12:31 Daarom zeg Ik u: elke zonde en lastering zal de mensen worden vergeven; maar de lastering van de Geest zal niet worden vergeven. Mt 12:32 En wie een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem worden vergeven; maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hem niet worden vergeven, niet in deze eeuw en niet in de toekomstige. (TELOS)