Bijbel:Deuteronomium 8

Uit Christipedia
De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'hetwelk' → 'dat'; sommige woorden zijn anders vertaald.
Genesis (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 24 · 25
Exodus (inleiding), hoofdstuk: 19
Leviticus (inleiding), hoofdstuk: 21
Numeri (inleiding), hoofdstuk: 10 · 11 · 28 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36
Deuteronomium (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 30
Richteren (inleiding), hoofdstuk: 5
1 Samuël (inleiding), hoofdstuk: 1 · 20 · 29
Job (inleiding), hoofdstuk: 7
Psalmen (inleiding), hoofdstuk: 8 · 14 · 22 · 23 · 73 · 92 · 116 · 144
Spreuken (inleiding), hoofdstuk: 3 · 16
Jesaja (inleiding), hoofdstuk: 51 · 53 · 59 · 63
Ezechiël (inleiding), hoofdstuk: 31 · 32 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41
Daniël (inleiding), hoofdstuk: 7
Joël (inleiding), hoofdstuk: 2
Haggaï (inleiding), hoofdstuk: 2
Zacharia (inleiding), hoofdstuk: 12 · 14
Mattheüs (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 12 · 16 · 17 · 18 · 24 · 25 · 26 · 28
Markus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 6 · 8 · 11 · 12 · 14 · 15 · 16
Lukas (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 9 · 12 · 15 · 19 · 20 · 22 · 23
Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 5 · 7 · 8 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 16 · 19
Handelingen (inleiding), hoofdstuk: 6 · 7 · 16 · 17 · 20 · 22
Romeinen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
1 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
2 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1 · 12
Galaten (inleiding), hoofdstuk: 3 · 4 · 5 · 6
Efeziërs (inleiding), hoofdstuk: 4 · 5
Filippenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 4
Kolossenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3
1 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 3 · 5
2 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3
1 Timotheüs (inleiding), hoofdstuk: 2
Brief aan Titus (inleiding), hoofdstuk: 2
Filemon (inleiding), hoofdstuk: tekst (er is geen hoofdstuk)
Hebreeën (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 10 · 11 · 13
Jakobus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2
1 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 5
2 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 4
1 Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 4
Judas (inleiding), commentaar: Judas
Openbaring (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 5 · 6 · 7 · 8 · 12 · 13 · 16 · 19 · 20 · 21 · 22
Uit de Bijbelboeken, door de tabs aangegeven, worden elders op Christipedia geautomatiseerd citaten ontleend. De Bijbelboeken en hun hoofdstukken zijn hier nog niet alle opgenomen. De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'op den zevenden dag' → 'op de zevende dag'; enz.

Deuteronomium 8: 1 Alle geboden, die ik u heden gebied, zult u waarnemen om te doen, opdat u leeft en vermenigvuldigt, en inkomt en het land erft, dat Jhwh aan uw vaderen gezworen heeft.

2 En u zult gedenken aan al de weg die Jhwh, uw GODen, u deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft; opdat Hij u verootmoedigt, om u te verzoeken, om te weten wat in uw hart was, of u Zijn geboden zoudt houden of niet.

3 En Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren en voedde u met het Man, dat u niet kende noch uw vaderen gekend hadden; opdat Hij u bekend maakte dat de mens niet alleen van het brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit van Jhwh mond uitgaat.

4 Uw kleding is aan u niet verouderd en uw voet is niet gezwollen, deze veertig jaren.

5 Bekent dan in uw hart, dat Jhwh, uw GODen, u kastijdt, zoals een man zijn zoon kastijdt.

6 En houdt de geboden van Jhwh, uw GODen, om in Zijn wegen te wandelen en om Hem te vrezen.

7 Want Jhwh, uw GODen, brengt u in een goed land, een land van waterbeken, fonteinen en diepten, die in dalen en in bergen ontspringen;

8 Een land van tarwe en gerst, en wijnstokken en vijgebomen en granaatappels; een land van olierijke olijfbomen en van honing;

9 Een land waarin u brood zonder schaarsheid eten zult, waarin u niets ontbreken zal; een land welks stenen ijzer zijn, en uit welks bergen u koper uithouwen zult.

10 Als u dan zult gegeten hebben en verzadigd bent, dan zult u Jhwh, uw GODen, loven over dat goede land, dat Hij u zal hebben gegeven.

11 Wacht u, dat u Jhwh, uw GODen, niet vergeet, dat u niet zoudt houden Zijn geboden en Zijn rechten en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede;

12 Opdat niet misschien, als u zult gegeten hebben en verzadigd zijn, en goede huizen gebouwd hebben en die bewonen,

13 En uw runderen en uw schapen zullen vermeerderd zijn, ook zilver en goud u zal vermeerderd zijn, ja, al wat u hebt vermeerderd zal zijn;

14 Uw hart zich dan verheft, zodat u vergeet Jhwh, uw GODen, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgevoerd heeft;

15 Die u geleid heeft in die grote en vreselijke woestijn, [waar] giftige slangen en schorpioenen en dorheid, waar geen water was; Die u water uit de keiachtige rots voortbracht;

16 Die u in de woestijn spijsde met Man, dat uw vaderen niet gekend hadden; om u te verootmoedigen en om u te verzoeken, opdat Hij u ten laatste weldeed;

17 En u in uw hart zegt: Mijn kracht, en de sterkte van mijn hand heeft mij dit vermogen verkregen.

18 Maar u zult gedenken Jhwh, uw GODen, dat Hij het is die u kracht geeft om vermogen te verkrijgen; opdat Hij Zijn verbond bevestigt, dat Hij aan uw vaderen gezworen heeft, gelijk het te dezen dage is.

19 Maar indien het geschiedt dat u Jhwh, uw GODen, geheel vergeet, en andere goden navolgt en hen dient en u voor hen buigt, dan betuig ik heden tegen u dat u voorzeker zult vergaan.

20 Gelijk de heidenen, die Jhwh voor uw aangezicht verdaan heeft, zo zult u vergaan, omdat u de stem van Jhwh, uw GODen, niet gehoorzaam zult geweest zijn.