Dalpoort
De dalpoort is een poort in de westelijke stadsmuur van Jeruzalem ten tijde van Nehemia. Zij wordt genoemd in Neh. 2:13,15; 3:13.
De Hebreeuwse uitdrukking is ה גַּיְ א שַׁ עַ ר, sja'ar hagga. 'Sja'ar' betekent: poort. Het strongnummer H8179. Het woord komt 371x in de Bijbel voor. 'Hagga' komt 60x voor en betekent: (diep) dal, vallei, nauwe kloof. Het strongnummer van dit Hebreeuwse woord is H1516.
De Nederlandse bijbelvertalingen vertalen de poortnaam door 'dalpoort'. Het Engelse woord is Valley Gate. Het Duitse woord is Taltor.
De Dalpoort gaf toegang tot het Stadsdal ten westen van de muur en ontleent daaraan zijn naam. Zij lag op de westelijke helling van de oostelijke heuvelrug.
De doorgang in de muur werd hersteld in de dagen van Nehemia.
Ne 3:13 De Dalpoort herstelde Hanun, met de inwoners van Zanoah; zíj herbouwden hem en plaatsten zijn deuren, [met] zijn sluitbalken en zijn grendels. [Zij herstelden] duizend el van de muur, tot aan de Mestpoort. (HSV)
De overblijfselen van de Dalpoort werden opgegraven in 1924[1].
Voetnoot
- ↑ ESV Study Bible (Wheaton, Illinois: Crossway Bibles, 2008) p.828