Daniël 7

Uit Christipedia

Daniël 7 is een hoofdstuk van het boek Daniël. Het wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd.

Hoofdstukken samengevat en/of becommentarieerd:
Daniël: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12

Samenvatting

Daniëls droom van de wereldrijken. Daniëls droom van de vier wilde dieren en het Koninkrijk van de Mensenzoon en de heiligen. 1 Inleiding. 2-8 Uit de zee, onder blazing van de vier winden, kwamen achtereenvolgens vier beesten op, waarvan het laatste tien horens had. 8 Tussen deze komt een andere horen op. Voor deze worden drie horens uitgerukt. De elfde hoorn heeft mensenogen en grootspraak. 9-12 Daarna zette zich de Oude van dagen ten gerichte en worden die vier beesten van macht beroofd, het laatste tevens aan het vuur prijs gegeven. 13-14 Tenslotte geeft God aan een die op een mensenzoon lijkt de heerschappij en de eer en het koninkrijk voor eeuwig. 15-18 Ontsteld vraagt Daniël een der omstanders inlichting, en deze deelt hem mee dat die vier beesten vier koninkrijken zijn, die door het koninkrijk der heiligen vervangen zullen worden, dat eeuwig duren zal. 19-27 Op zijn vraag om nadere inlichting omtrent het vierde dier, verneemt hij dat dit een rijk is dat meer kwaad stichten zal dan een der vorige; en wat die laatst opgekomen horen betreft, dat is een koning die tegen het volk der heiligen oorlog voeren zal en de tijden en de wet veranderen; maar na drie en een halve tijden zal hij verdelgd en de heerschappij aan het volk der heiligen geschonken worden. 28 Daniël is over dit gezicht zeer ontsteld en bewaart het in zijn hart.

1

1 In het eerste jaar van Belsazar, den koning van Babel, zag Daniël een droom, en gezichten zijns hoofds, op zijn leger; toen schreef hij dien droom, [en] hij zeide de hoofdsom der zaken. (SV) 

In het eerste jaar van Belsazar. Ca. 552 v.C.[1].

650 — 600 v.C. < Israël 600 — 550 v.C.[2] > 550 — 500 v.C.
BelsazarKoresEvilmerodachHofraEzechiël (Bijbelboek)ZedekiaJojachinRechabietenNebukadnezarJojakimNechoDaniël (profeet)Jeremia (profeet)

Hoofdsom der zaken. Of: "der woorden". Het woord komt terug in het laatste vers van dit hoofdstuk.

2

2  Daniël antwoordde en zei: Ik zag in mijn gezicht bij nacht, en ziet, de vier winden van de hemelen braken voort op de grote zee. (SV)
(c) FreeBibleImages.org

De vier winden van de hemelen. Zinnebeeld van geestelijke invloeden, zie Wind.

De grote zee. Zinnebeeld van de volkerenmassa, zie Zee.

3

3  En er klommen vier grote dieren op uit de zee, het ene van het andere verscheiden. (SV) 

Vier grote dieren. Die vier grote rijken, wereldrijken, verzinnebeelden.

Uit de zee. Ook het apocalyptische Beest zal opkomen uit de zee (Opb.13).

Fantasietekening uit 1912. Merk op de gezichten die de winden blazen, zinnebeeld van geestelijke invloeden door persoonlijke machten.
Andere weergave.

4

4  Het eerste was als een leeuw, en het had arendsvleugels; ik zag toe, totdat zijn vleugelen uitgeplukt waren, en het werd van de aarde opgeheven, en op de voeten gesteld, als een mens, en er werd een mensenhart aan gegeven. (CP[3]) 

Het eerste was als een leeuw, en het had arendsvleugels.

(c) FreeBibleImages.org
Hier wordt het Nieuw-Babylonische Rijk (626 - 539 v.Chr.), met het Chaldeeuwse koningshuis, verbeeldt. Dit wordt in Jer. 4:7 vergeleken met een leeuw.
Jer 4:7  Een leeuw is opgesprongen uit zijn struikgewas, de verderver van de heidenvolken is uitgetrokken, is zijn plaats uitgegaan om van uw land een woestenij te maken, uw steden zullen vernietigd worden, zodat er geen inwoner [meer] is. (HSV)
Als een leeuw zou Nebukadnezar en zijn leger opkomen tegen Edom:
Jer 49:19  Zie, zoals een leeuw zal hij opkomen uit de glorie van de Jordaan, tegen de sterke woonplaats; want in een ogenblik zal Ik hem eruit doen wegsnellen. En wie [daarvoor] uitgekozen is, zal Ik erover aanstellen. Want wie is Mij gelijk en wie zou Mij dagvaarden? En wie is die herder dat hij voor Mijn aangezicht standhouden zou? (HSV)
Het rijk van Babel wordt ook vergeleken met een arend:
Jer 49:22  Zie, als een arend stijgt hij op, komt hij aanzweven, spreidt hij zijn vleugels uit over Bozra. Het hart van de helden van Edom zal op die dag zijn als het hart van een vrouw in [barens]nood. (HSV)
De leeuw is een zinnebeeld van kracht en moed, de arend dat van snelheid[4].

Zijn vleugels uitgeplukt. Aan de uitbreiding van het rijk kwam een eind. Of: het zal niet langer een heersende macht zijn[4].

Een mensenhart. Niet langer het hart van een leeuw, maar een minder moedig, meer vreesachtig (mensen)hart. Aram. enash (mens), van Aram. anasch (zwak zijn)[5]. Bij Nebukadnezar daarentegen werd zijn mensenhart verandert in dat van een dier en hij at gras.

In 539 v.C. werd de hoofdstad Babel echter ingenomen en verloor het rijk zijn macht, maar het werd niet vernietigd[5].

5

5 Daarna, ziet, het andere dier, het tweede, was gelijk een beer, en stelde zich aan de ene zijde op, en het had drie ribben in zijn muil tussen zijn tanden; en men zei er aldus tegen: Sta op, eet veel vlees. (CP[3]) 

Een beer. Dit stelt het Medo-Perzische Rijk (539 – 323 v.Chr.) voor.

En stelde zich aan de ene zijde op. Het hief zich naar de ene zijde in de hoogte, hoger dan de andere zijde. Het Medisch-Perzische Rijk bestond uit twee volken, de Meden en de Meden, verenigd onder één hoofd. In dit rijk waren de Perzen altijd machtiger dan de Meden[5]. Darius de Meder ontving het rijk van Babel, maar spoedig volgde Kores de Pers hem op[4].

Vergelijk de twee hoornen in het gezicht van de ram en de bok (Daniël 8).
Da 8:3  En ik hief mijn ogen op, en ik zag, en ziet, een ram stond voor dien vloed, die had twee hoornen, en die twee hoornen waren hoog, en de een was hoger dan de andere, en de hoogste kwam in het laatste op. (SV)
Drie ribben in zijn muil tussen zijn tanden. Alleen dit dier in het visioen heeft iets tussen zijn tanden. Het spreekt misschien van vraatzucht[4]. Het rijk breidde zich vooral uit naar drie windstreken: het westen, noorden en oosten[5].
(c) FreeBibleImages.org

Eet veel vlees. Het rijk was 'vraatzuchtig', veel meer dan Babel. Het grondgebied strekte zich tenslotte uit van Afrika tot de rivier Indus.

Perzische rijk ca. 500 v.C.

6

6 Daarna zag ik, en ziet, er was een ander [dier], gelijk een luipaard, en het had vier vleugels eens vogels op zijn rug; ook had hetzelve dier vier hoofden, en aan hetzelve werd de heerschappij gegeven.(SV) 

Gelijk een luipaard. Of panter. De luipaard is een snel roofdier. Het dier heeft hier vleugels, ook die spreken van snelheid.

Dit dier stelt het Griekse rijk De gevleugelde luipaard symboliseert de ongelooflijke snelheid waarmee de Macedonische koning Alexander de Grote, in korte tijd (336-323 v.Chr.), een enorm groot gebied veroverde.

Vier hoofden. Na de vroegtijdige dood van Alexander in 323 werd het rijk verdeeld in vier grote delen, elk onder de regering van een generaal van Alexanders leger:

  1. het rijk van Ptolemaeus
  2. het rijk van Seleucus
  3. het rijk van Cassander
  4. het rijk van Lysimachus

Het Griekse rijk was van 334 – 30 v.Chr. In 30 v.C. werd Egypte door de Romeinen veroverd, de laatste rest van het Griekse rijk. Een andere uitlegger laat het rijk eindigen in 165 v.C.[6]

7

7 Daarna zag ik in de nachtgezichten, en ziet, het vierde dier was schrikkelijk en gruwelijk, en zeer sterk; en het had grote ijzeren tanden, het at, en verbrijzelde, en vertrad het overige met zijn voeten; en het was verscheiden van al de dieren, die voor hetzelve geweest waren; en het had tien hoornen. (SV)
Vs. 19 zegt dat het klauwen van koper had.

Het vierde dier lijkt niet op een bestaand roofdier. Het staat symbool voor het Romeinse Rijk. In het standbeeld van de droom van Nebukadnezar wordt dit rijk voorgesteld door de twee benen van ijzer en de voeten van ijzer en leem.

Gruwelijk. Vs. 19: "zeer gruwelijk".

IJzeren tanden. Zie ook vs.19. IJzer was ook het materiaal van de twee benen van het statenbeeld van Nebukadnezar in Daniël 2.

Tien hoornen. "Die op zijn hoofd waren" (20). Ze stellen tien koningen voor (24).

Dit aantal komt overeen met de tien hoornen van het Beest uit het boek Openbaring (Opb. 17:12)
Opb 17:12  En de tien horens die u hebt gezien, zijn tien koningen, die nog geen koninkrijk ontvangen hebben, maar een uur gezag als koningen ontvangen met het beest. (Telos)
Ze komen naar voren in de eindfase van het rijk van het vierde dier.

Een andere uitlegger[7] echter ziet in de tien horens tien (federaties van) stammen, waaruit West-Europa is voortgekomen: Visigoten(o.a. in Spanje), Angelsaksen (Engeland), Franken (Frankrijk), Alemannen (Duitsland), Bourgondiërs (Zwitserland), Longobarden (Italië), Sueben (Portugal), Herulen, Ostrogoten en de Vandalen. Volgens hem bestaan de Herulen, de Ostrogoten en de Vandalen niet meer.

Het at, en verbrijzelde, en vertrad het overige met zijn voeten. Zie vs. 19.

Het Romeinse wereldrijk bestreek de periode ca. 40 v.C. tot 1806 n.C.[5]. In 31 v.C. was de zeeslag bij Actium, voor de kust van Griekenland, waar de vloot van Octavianus de vloot van de Romeinse generaal Marcus Antonius en de Griekse koningin van Egypte, Cleopatra, versloeg. Octavianus werd op 27 n. C. keizer 'Augustus'. Een periode van 100 jaar Romeinse burgeroorlogen maakte plaats voor een periode van vrede in het rijk.

8

8  Ik lette op de hoornen, en ziet, een andere kleine hoorn kwam op tussen hen, en drie uit de vorige hoornen werden uitgerukt voor hem; en ziet, in die hoorn waren ogen als mensenogen, en een mond, grote dingen sprekend. (CP[3])

Een andere kleine hoorn. De elfde, die na hen opkomt (24) en die in de plaats komt van drie van de tien hoornen. Hij is 'klein', maar heeft of verkrijgt "een aanzien groter dan van zijn metgezellen" (20).

Deze mens is waarschijnlijk het Beest, de eindtijdse dictator, uit het boek Openbaring.

Drie uit de vorige hoornen werden uitgerukt voor hem. Ze worden vernederd door de kleine hoorn (24).

Ogen als mensenogen. De hoorn is een mens.

Een mond, grote dingen sprekende. Vs. 11, 20, 25. "Het zal woorden spreken tegen de Allerhoogste" (25).

"... een aanzien groter dan van zijn metgezellen" (vs. 20)

9

9 [Dit] zag ik, totdat er tronen gezet werden, en de Oude van dagen Zich zette, Wiens kleed wit was als de sneeuw, en het haar van Zijn hoofd als zuivere wol; Zijn troon was vuurvlammen, en de wielen ervan brandend vuur. (CP[3])

Totdat er tronen gezet werden. Voor de leden van gerechtshof. Zie tronen rond Gods troon in Openbaring 4. Zowel Daniël en Johannes hadden een 'troonvisioen'.

Het haar van Zijn hoofd als zuivere wol. "Blank als wol", zegt de Canisius-vertaling. De kleur spreekt wellicht van hoge leeftijd.

Van de Heer Jezus, die aan Johannes verscheen, wordt gezegd:
Opb 1:14  en zijn hoofd en haar als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen als een vuurvlam <Telos)
Zijn troon was vuurvlammen. En de wielen ervan brandend vuur, en een rivier van vuur stroomde en ging van voor Hem uit (10). Onze God is "een verterend vuur".
Ex 24:17  En het aanzien der heerlijkheid des HEEREN was als een verterend vuur, op het opperste diens bergs, in de ogen der kinderen Israëls. (SV)
Heb 12:29  Want onze God is een verterend vuur. (Telos)
De wielen ervan. Ook de troonwagen die Ezechiël heeft gezien heeft wielen.

10

10 Een rivier van vuur stroomde en ging van voor Hem uit. Duizendmaal duizenden dienden Hem, en tien duizendmaal tien duizenden stonden voor Hem; het gerechtshof zette zich, en de boeken werden geopend. (CP[3])  

Een rivier van vuur. Gods troon was vuurvlammen en de troonwielen waren brandend vuur (9).

Ook van het Heilige der heiligen in de tempel van Ezechiël zal een rivier uit, niet van vuur, maar van zegen.

Duizendmaal ... tien duizenden. Dit zijn engelen. Vergelijk:

Opb 5:11  En ik zag, en hoorde een stem van vele engelen rond de troon en de levende wezens en de oudsten, en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen, (Telos)

Hetzelfde aantal als in Opb. 5:11.

Het gerechtshof zette zich. Naar het schijnt, nadat de Oude van dagen zich gezet heeft (vs. 9). Er is niet één rechter, God, maar er zijn meer rechters, te weten de heiligen van de hoogste plaatsen (vs. 22).

En de boeken werden geopend. In Opb. 5 wordt als eerste het boek met de zeven zegels geopend (Opb. 5-6). In het gericht van de grote witte troon worden ook boeken geopend.
Opb 20:12  En ik zag de doden, de groten en de kleinen, voor de troon staan; en er werden boeken geopend. En een ander boek werd geopend, namelijk dat van het leven. En de doden werden geoordeeld volgens wat in de boeken geschreven was, naar hun werken. Opb 20:15  En als iemand niet geschreven gevonden werd in het boek van het leven, werd hij geworpen in de poel van vuur. (Telos)

11

11 Toen zag ik toe vanwege de stem der grote woorden, welke die hoorn sprak; ik zag toe, totdat het dier gedood, en zijn lichaam verdaan werd, en overgegeven om van het vuur verbrand te worden. (SV) 

Grote woorden, welke die hoorn sprak. Vs. 8, 20, 25. "Het zal woorden spreken tegen de Allerhoogste" (25).

Dier gedood. De hoorn, deze koning, en zijn rijk vinden hun einde bij de wederkomst van Christus.
2Th 2:8  En dan zal de wetteloze geopenbaard worden, die de Heer Jezus zal verteren door de adem van zijn mond en ten niet doen door de verschijning van zijn komst; (Telos)
En overgegeven om van het vuur verbrand te worden.
Opb 19:20  En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet die de tekenen in diens tegenwoordigheid had gedaan, waardoor hij hen misleidde die het merkteken van het beest ontvingen en die zijn beeld aanbaden. Levend werden deze twee geworpen in de poel van vuur die van zwavel brandt. (Telos)

12

12 Aangaande ook de overige dieren, men nam hun heerschappij weg, want verlenging van het leven was hun gegeven tot tijd en stonde toe. (SV) 
Al verliezen ze hun heerschappij, in een of andere vorm bestaan ze tot het einde. En het Beest van de eindtijd heeft eigenschappen van hen:
Opb 13:2  En het beest dat ik zag was aan een luipaard gelijk, en zijn poten waren als die van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn macht en zijn troon en groot gezag. (Telos)

13

13 [Verder] zag ik in de nachtgezichten, en ziet, er kwam Een met de wolken van de hemel, als een mensenzoon, en Hij kwam tot de Oude van dagen, en zij deden Hem voor Deze naderen. (CP[3])  
(c) FreeBibleImages.org

Misschien ziet het nachtgezicht op

1. de hemelvaart van Jezus, die met de wolken van de hemel wegging;

2. Of de komst van Christus in de hemel na de opname van de gemeente;
1 Th 4:17  daarna zullen wij, de levenden die overblijven, samen met hen in wolken worden opgenomen de Heer tegemoet in de lucht; en zo zullen wij altijd met de Heer zijn. (Telos)
3. Of de wederkomst van Christus in deze wereld[1]. Hiertegen pleit dat, in die vers, het komen van de Heer in de richting van God schijnt te gaan, niet naar de aarde.

Zij deden Hem voor Deze naderen. Hij werd voor God ontboden[8], moest voor Hem verschijnen, werd vóór Hem geleid.

14

14 En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden. (SV)  
Heerschappij en eer. In de hemel is Jezus gekroond met heerlijkheid en eer.
Heb 2:9  maar wij zien Jezus, die een weinig minder dan de engelen gemaakt was vanwege het lijden van de dood met heerlijkheid en eer gekroond, opdat Hij door de genade van God voor alles de dood smaakte. (Telos)
Dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden.
Flp 2:9  Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam geschonken die boven alle naam is, Flp 2:10  opdat in de naam van Jezus elke knie zich buigt van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, Flp 2:11  en elke tong belijdt dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God de Vader. (Telos)

15

15 Mij Daniël werd mijn geest doorstoken in het midden van het lichaam, en de gezichten mijns hoofds verschrikten mij. (SV)  

Zie over Daniëls aandoening ook vs. 28.

Verschrikten mij. Ook in vs. 28. Hij had zijn verstand echter niet verloren, hij wilde weten wat het gezicht betekende (vs. 16).

Een engel verklaart het gezicht (16v.)

16

16 Ik naderde tot een dergenen, die daar stonden, en verzocht van hem de zekerheid over dit alles; en hij zeide ze mij, en gaf mij de uitlegging dezer zaken te kennen. (SV)  
En verzocht van hem de zekerheid over dit alles. Vergelijk:
1Pe 1:10 Over deze behoudenis hebben profeten onderzocht en nagevorst die van de voor u bestemde genade geprofeteerd hebben, 1Pe 1:11  terwijl zij navorsten welke of wat voor tijd de Geest van Christus die in hen was, aanduidde, toen Hij tevoren getuigde van het lijden dat over Christus zou komen en van de heerlijkheden daarna. 1Pe 1:12  Aan hen werd geopenbaard dat zij niet voor zichzelf, maar voor u de dingen bedienden die u nu zijn aangekondigd door hen die u het evangelie hebben verkondigd door de Heilige Geest die van de hemel is gezonden; dingen waarin engelen begerig zijn een blik te werpen. (Telos)

17

17 Deze grote dieren, die vier zijn, zijn vier koningen, [die] uit de aarde opstaan zullen. (SV) 

Vier koningen. Met hun machtige rijken. Bij 'koningen' denke men aan:

  1. Nebukadnezar, koning van het Babylonische rijk;
  2. Kores, van het Medo-perzische rijk;
  3. Alexander de Grote, van het Griekse rijk;
  4. Augustus, de eerste keizer (27 v.C. - 14 n.C.) van het Romeinse rijk.
Die uit de aarde opstaan zullen. Daniël zag ze uit de zee opkomen, uit de door geestelijke machten bewerkte volkerenmassa. Maar ze zijn "uit de aarde", d.w.z. "van deze wereld", "van hier" (vgl. Joh. 18:36).
Joh 18:36  Jezus antwoordde: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Als mijn koninkrijk van deze wereld was, zouden mijn dienaars hebben gestreden, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; maar nu is mijn koninkrijk niet van hier. (Telos)

18

18 Maar de heiligen van de hoogste [plaatsen] zullen dat Koninkrijk ontvangen, en zij zullen het rijk bezitten tot in der eeuwigheid, ja, tot in eeuwigheid der eeuwigheden. (CP[3]) 

De heiligen van de hoogste [plaatsen]. Of: "de heiligen van de hoge [plaatsen]" (SV). "Hoogste" is echter juister. Of: "de heiligen van de Allerhoogste" (Canisius-vertaling, Leidse vertaling, NBG51, WV78, WV95, Naardense vertaling, HSV). Luther: "die Heiligen des Höhesten". "De heiligen van de hoogste God" lezen wij in de NBV'04-vertaling. Elberfelder-vertaling: "heiligen der hoogste plaatsen" (in het Nederlands overgezet).

Ook in vs. 21, 22, 25, 27 worden deze heiligen genoemd. In vers 27 wordt gesproken van "het volk der heiligen van de Hoogste".

Misschien staat dit 'hoge', als het op plaatsen slaat, tegenover 'de aarde' (vs. 17), die lager gelegen is, waaruit de vier koningen zijn opgestaan. Het Beest zal zijn "hen die in de hemel wonen" lasteren.
Opb 13:6  En hij opende zijn mond tot lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn tabernakel en hen die in de hemel wonen. (Telos)
Andere mogelijke vertalingen: 1. "van de Hoogste", d.i. Allerhoogste God, 2. "de hoogste heiligen", d.i. de voornaamste heiligen[9].

Deze heiligen zijn zeker geen engelen, want de 11de hoorn is een mens die oorlog voert tegen die heilige mensen. De heiligen zijn Gode toegewijde mensen. Een verklaring zegt dat om wetsgetrouwe Joden gaat, die hun leven voor God over hebben[10], de gelovigen uit Israël[5]. Een andere verklaring[11] zegt dat het om Israël gaat, dat elders in de Schrift meermaals een 'heilig volk' wordt genoemd.

Vergelijk wat Antiochus IV Epifanes, een type van het Beest, zou doen:
Da 8:10  En hij werd groot tot aan het heir des hemels; en hij wierp er [sommigen] van dat heir, namelijk van de sterren, ter aarde neder, en hij vertrad ze. (SV)

19

19 Toen wenste ik naar de waarheid van het vierde dier, hetwelk verscheiden was van al de andere, zeer gruwelijk, welks tanden van ijzer waren, en zijn klauwen van koper; het at, het verbrijzelde, en vertrad het overige met zijn voeten. (SV)  

Zie ook vs. 7.

Klauwen van koper. Deze bijzonderheid wordt niet vermeld in vers 7. Van koper was het deel van het standbeeld dat het Griekse rijk symboliseerde. Volgens een uitlegger[5] beduiden de koperen klauwen op een erfenis van het Griekse rijk.

20

20 En aangaande de tien hoornen die op zijn hoofd waren, en de andere, die opkwam, en waarvoor drie afgevallen waren, namelijk die hoorn welke ogen had, en een mond die grote dingen sprak, en wiens aanzien groter was dan van zijn metgezellen. (CP[3])  
Tien hoornen. Zie vs. 7.
Opb 17:12  En de tien horens die u hebt gezien, zijn tien koningen, die nog geen koninkrijk ontvangen hebben, maar een uur gezag als koningen ontvangen met het beest. Opb 17:13  Dezen hebben enerlei bedoeling en geven hun macht en gezag aan het beest. (Telos)
De andere. Een "kleine hoorn" (8).

En waarvoor drie afgevallen waren. "Uitgerukt" (8). Het zijn drie koningen die vernederd worden (24).

Welke ogen had. "Mensenogen" (8).

Een mond die grote dingen sprak. Ook in vs. 8.

Wiens aanzien groter was dan van zijn metgezellen. Een "kleine hoorn" (8) wordt groter dan de andere koningen.
Da 11:36  En die koning zal doen naar zijn welgevallen, en hij zal zichzelven verheffen, en groot maken boven allen God, en hij zal tegen den God der goden wonderlijke dingen spreken; en hij zal voorspoedig zijn, totdat de gramschap voleind zij, want het is vastelijk besloten, het zal geschieden. Da 11:37  En op de goden zijner vaderen zal hij geen acht geven, noch op de begeerte der vrouwen; hij zal ook op geen God acht geven, maar hij zal zich boven alles groot maken. (SV)

21

21 Ik had gezien, dat die hoorn oorlog voerde tegen de heiligen, en dat hij die overmocht, (SV) 

Ik had gezien, dat ... Dit vertelt Daniël nu voor het eerst.

De heiligen. Zie vs. 18, 22, 25, 27.

Dat die hoorn oorlog voerde tegen de heiligen, en dat hij die overmocht. Zie ook vs. 25. Vergelijk ook de oorlog van die hoorn (= het apocalyptische Beest) tegen de twee getuigen:
Opb 11:7  En wanneer zij hun getuigenis voleindigd zullen hebben, zal het beest dat uit de afgrond opstijgt, oorlog met hen voeren en hen overwinnen en hen doden. (Telos)
Opb 12:17  En de draak werd toornig op de vrouw en hij ging weg om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, hen die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben; (12-18) en hij ging op het zand van de zee staan. (Telos)
Opb 13:7  En hem werd gegeven oorlog te voeren tegen de heiligen en hen te overwinnen; en hem werd gezag gegeven over elk geslacht en volk en taal en natie. (Telos)

22

22 Totdat de Oude van dagen kwam, en het gericht gegeven werd aan de heiligen van de hoogste [plaatsen], en dat de bestemde tijd kwam, dat de heiligen het rijk bezaten. (CP[3]) 
Totdat de Oude van dagen kwam. In het hemelse gerechtshof kwam, zie vs. 9, waar staat dat Hij "Zich zette". Of in de wereld kwam (de Zoon van God, als de Zoon des mensen)? In het laatste Bijbelboek wordt God omschreven als Hij "die komt".
Opb 1:4  Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: genade zij u en vrede van Hem die is en die was en die komt, en van de zeven Geesten die voor zijn troon zijn, (Telos)
Opb 1:8  Ik ben de alfa en de omega, zegt de Heer, God, Hij die is en die was en die komt, de Almachtige. (Telos)
Opb 4:8  En de vier levende wezens hadden elk afzonderlijk zes vleugels, rondom en van binnen waren zij vol ogen en zij hebben geen rust, dag en nacht, en zeggen: Heilig, heilig, heilig, Heer, God de Almachtige, die was en die is en die komt. (Telos)
Vergelijk het "totdat" in:
Ro 11:25  Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend is, opdat u niet wijs bent in eigen oog, dat er voor een deel over Israel verharding is gekomen, totdat de volheid van de volken is ingegaan; (Telos)
Mt 23:39  Want Ik zeg u: u zult Mij van nu aan geenszins zien, totdat u zegt: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer’. (Telos)
Lu 21:24  En zij zullen vallen door het scherp van het zwaard en als gevangenen worden weggevoerd onder alle volken; en Jeruzalem zal door de volken worden vertrapt, totdat de tijden van de volken zijn vervuld. (Telos)
Het Beest kan woeden - totdat God komt. Gericht werd gegeven aan de heiligen van de hoogste [plaatsen]. Vs. 10: "het gerechtshof zette zich". De heiligen worden overwonnen (21), de heiligen van de hoogste [plaatsen] houden gericht. Het gaat om dezelfde groep, heiligen, want vs. 25 zegt dat de 11e hoorn de heiligen van de hoogste [plaatsen] zal vernielen.
1Co 6:2  Of weet u niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen? En als door u de wereld wordt geoordeeld, bent u dan onwaardig voor de geringste rechtszaken? (Telos)
De bestemde tijd kwam, dat de heiligen het rijk bezaten. Het koninkrijk van God.

23

23 Hij zei aldus: Het vierde dier zal het vierde rijk op aarde zijn, dat verschillen zal van al die rijken, en het zal de ganse aarde opeten, en het zal ze vertreden, en het zal ze verbrijzelen. (CP[3])  

Dat verschillen zal van al die rijken. Van al die vorige rijken. Dat verschil wordt ook vermeld in vs. 7.

Misschien verschilt het vier rijk ook hierin, dat het Beest, het hoofd van het herstelde Romeinse rijk, gezag krijgt "over elk geslacht en volk en taal en natie" (Opb. 13:7), en daarmee machtiger wordt de koningen van die andere rijken.

Het zal de ganse aarde opeten. In vs. 7 staat alleen "het at". In vs. 23 staat wat het at. Slaat dit op West-Europa (of ruimer: het 'christelijke' Westen[11]) en haar kolonialisme en verorbering van grondstoffen en etenswaren uit de rest van de wereld?

Merk ook op dat het Beest wereldwijd gezag krijgt:
Opb 13:7  En hem werd gegeven oorlog te voeren tegen de heiligen en hen te overwinnen; en hem werd gezag gegeven over elk geslacht en volk en taal en natie. (Telos)
Vertreden. Vs. 7: "vertrad het overige met zijn voeten".

Verbrijzelen. Ook genoemd in vs. 7.

24

24 En de tien hoornen: uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan, en een ander zal na hen opstaan; en dat zal verschillen van de vorige, en het zal drie koningen vernederen. (CP[3]) 

De tien hoornen. Vs. 7-8.

Uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan. Vergelijk:
Opb 13:1 En ik zag uit de zee een beest opstijgen, dat tien horens en zeven koppen had en op zijn horens tien diademen en op zijn koppen namen van lastering. (Telos)
Opb 17:12  En de tien horens die u hebt gezien, zijn tien koningen, die nog geen koninkrijk ontvangen hebben, maar een uur gezag als koningen ontvangen met het beest. Opb 17:13  Dezen hebben enerlei bedoeling en geven hun macht en gezag aan het beest. (Telos)
Dat zal verschillen van de vorige. Het vierde rijk verschilt van de vorige (drie) rijken (23). De elfde koning verschilt van de vorige (tien) koningen.

Het zal drie koningen vernederen. Zie vs. 8, 20. De hoornen waren "uitgerukt" (8), "afgevallen" (20). Het vernederen is dus een ten val brengen, uit de weg ruimen. Canisius-vertaling: "Drie koningen zal hij doen vallen".

25

25 En het zal woorden spreken tegen de Allerhoogste, en het zal de heiligen van de hoogste [plaatsen] verstoren, en het zal menen de tijden en de wet te veranderen, en zij zullen in zijn hand overgegeven worden voor een tijd en tijden en een halve tijd. (CP[3])  
Het zal woorden spreken tegen de Allerhoogste. Hij spreekt "grote dingen" (8, 20), "grote woorden" (11).
Opb 13:1  En ik zag uit de zee een beest opstijgen, dat tien horens en zeven koppen had en op zijn horens tien diademen en op zijn koppen namen van lastering. (...) Opb 13:5  En hem werd een mond gegeven die grote dingen en lasteringen sprak; en hem werd gezag gegeven om te handelen, tweeenveertig maanden. (Telos)
Vergelijk de houding van de Wetteloze:
2Th 2:4  die zich verzet en zich verheft tegen al wat God heet of een voorwerp van verering is, zodat hij in de tempel van God gaat zitten en zichzelf vertoont dat hij God is. (Telos)
Het zal de heiligen van de Hoogste verstoren. Zie vs. 21. Het woord in de grondtekst vertaald door "de Hoogste" is een ander woord dan het woord vertaald door "de Allerhoogste".
Da 8:24  En zijn kracht zal sterk zijn (maar niet door eigen kracht) en op ontstellende wijze zal hij verderf brengen, en wat hij onderneemt zal hem gelukken; machtigen zal hij verderven, ook het volk der heiligen. (NBG51)
Het zal menen de tijden en de wet te veranderen. Een verklaring[5] zegt dat hij de Joodse feesten en offerdienst zal stoppen. vergelijk:
Da 9:27  En hij zal velen het verbond versterken een week; en [in] de helft der week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over den gruwelijken vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten zijnde, zal uitgestort worden over den verwoeste. (SV)
Zij zullen in zijn hand overgegeven worden. Zie vs. 21. Het gaat om de heiligen, ze worden aan zijn macht overgegeven. Vergelijk de overwinning door het Beest:
Opb 13:7  En hem werd gegeven oorlog te voeren tegen de heiligen en hen te overwinnen; en hem werd gezag gegeven over elk geslacht en volk en taal en natie. (Telos)
Misschien dat naar die heiligen ook wordt verwezen in:
Opb 15:2  En ik zag als een glazen zee met vuur gemengd, en hen die de overwinning behaald hadden over het beest en over zijn beeld en over het getal van zijn naam, op de glazen zee staan met harpen van God. (Telos)
Het Beest dóódt zelfs de twee getuigen te Jeruzalem (Opb. 11:17).
Da 8:24  En zijn kracht zal sterk worden, doch niet door zijn kracht; en hij zal het wonderlijk verderven, en zal geluk hebben, en zal het doen; en hij zal de sterken, mitsgaders het heilige volk verderven; Da 8:25  En door zijn kloekheid zo zal hij de bedriegerij doen gedijen in zijn hand; en hij zal zich in zijn hart verheffen; en in stille rust zal hij er velen verderven, en zal staan tegen den Vorst der vorsten, doch hij zal zonder hand verbroken worden. (SV)
Voor een tijd en tijden en een halve tijd. In het Aramees hier: iddan = tijd/jaar, hier wordt een jaar bedoeld[5]; iddajin = een dubbele tijd, een dubbeljaar. Drieëneenhalf jaar. Zie voor die uitdrukking ook Opb. 12:14. In Dan. 12:7: "een bestemde tijd, bestemde tijden en een helft". Dat is 3,5 tijden oftewel jaren, ze maken de tweede helft van Daniëls 70e jaarweek uit, de tijd van de 'grote verdrukking'. De tijd is gelijk aan 1260 dagen (Opb. 11:3; 12:6), en aan 42 maanden (Opb. 11:12; 13:5).
Opb 13:5  En hem werd een mond gegeven die grote dingen en lasteringen sprak; en hem werd gezag gegeven om te handelen, tweeënveertig maanden. (Telos)
Merk op dat dit vers in verband staat met Opb. 13:7, hierboven aangehaald, dat spreekt van de oorlog van het Beest tegen de heiligen. Na de 3½ jaar komt het gericht van God (vs. 22).

26

26 Daarna zal het gericht zitten, en men zal zijn heerschappij wegnemen, hem verdelgende en verdoende, tot het einde toe. (SV) 

Daarna zal het gericht zitten. Op tronen, die er gezet zijn (9). Ook de Oude van dagen zal zich zetten.

Men zal zijn heerschappij wegnemen enz. Zie vs. 11.

Tot het einde toe. Een volledige vernietiging (vgl. HSV-vertaling) en/of een vernietiging voor altijd (vgl. Canisius-vertaling).

27

27 Maar het rijk en de heerschappij en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk der heiligen van de hoogste (plaatsen), welks rijk een eeuwig rijk zijn zal; en alle heerschappijen zullen het eren en gehoorzamen. (CP[3]) 

Opmerkelijk is, dat waar in vs. 14 "heerschappij en eer en het Koninkrijk" aan de Mensenzoon worden geschonken, vs. 22 en ook de engel in vs. 27 meedelen dat het rijk aan het volk van de heiligen van de Hoogste wordt gegeven.

Het volk der heiligen van de hoogste [plaatsen]. Zie vs. 18, 21, 22, 25. Zie vs. 18 voor de verklaring. In vs.27 komt het woord "volk" bij "de heiligen".

Welks rijk een eeuwig rijk zal zijn. Zie vs. 14.

Alle heerschappijen zullen het eren en gehoorzamen. Het volk der heiligen en hun rijk[6]. Vgl.:
Da 7:27  En het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten: zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en alle machten zullen het dienen en gehoorzamen. (NBG51)
Da 7:27  Maar de heerschappij, het gezag en de macht over de koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk, aan de heiligen van den Allerhoogste. Hun rijk zal een rijk zijn voor eeuwig, en alle machten zullen hen in gehoorzaamheid dienen. (Canis)
Da 7:27  Dan zal het koningsschap, de heerschappij en de macht over de koninkrijken onder den gansen hemel aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten gegeven worden; het rijk van dit volk zal een eeuwig rijk zijn, en alle heerschappijen zullen het dienen en gehoorzamen. (Lei)
Da 7:27  De heiligen, Gods volk, zullen dan het koningschap ontvangen en de macht en rijkdom van alle koninkrijken op aarde overnemen. Het rijk van de allerhoogste God is eeuwig. Alle machten zullen het dienen en gehoorzamen.’ (GNB)

28

28 Tot hiertoe is het einde van de rede. Wat mij Daniël aangaat, mijn gedachten verschrikten mij zeer, en mijn gelaatskleur veranderde; doch ik bewaarde de rede in mijn hart. (CP[3]) 

Rede. Of "zaak", "woord". Hetzelfde woord komt 2x voor in dit vers. Het staat ook in vs. 1: "zaken".

Gelaatskleur. Statenvertaling: "glans".

Het gezicht greep Daniël aan, in tegenstelling tot iemand als koning Jojakim, die het boek van de profeet Jeremia stuksgewijs versneed en verbrandde.
Jer 36:23  En het geschiedde, als Jehudi drie stukken, of vier gelezen had, versneed hij ze met een schrijfmes, en wierp ze in het vuur, dat op den haard was, totdat de ganse rol verteerd was in het vuur, dat op den haard was.  Jer 36:24  En zij verschrikten niet, en scheurden hun klederen niet, de koning noch al zijn knechten, die al deze woorden gehoord hadden. Jer 36:25  Hoewel ook Elnathan, en Delaja, en Gemarja bij den koning daarvoor spraken, dat hij de rol niet zou verbranden; doch hij hoorde niet naar hen. (SV)
Doch ik bewaarde de rede in mijn hart.
Lu 2:19  Maria echter bewaarde al deze dingen en overwoog ze in haar hart. (...) Lu 2:51  En Hij daalde met hen af en kwam in Nazareth en Hij was hun onderdanig. En zijn moeder bewaarde al deze dingen in haar hart. (Telos)
Met het vers 28 van hoofdstuk 7 eindigt het Aramese gedeelte van het boek Daniël.

Nabeschouwing

Van de twaalf hoofdstukken van het boek Daniël zijn de hoofdstukken 2 (vanaf vers 4b) t/m 7 geschreven in het Aramees. Aramees was een taal die veel gebruikt werd bij internationale contacten, vergelijkbaar met het Engels vandaag de dag. Het gebruik van het Aramees in dit boek valt waarschijnlijk te verklaren uit het feit dat, waar de Hebreeuwstalige gedeelten meer toegespitst waren op het Joodse volk, de Aramese gedeelten meer bestemd waren voor de volkeren, ze handelen over hun toekomst en Gods voorzienig opperbestuur over hun wereldrijken.

De geschiedenis van de menselijke rijken, van Babel tot het koninkrijk van God, worden behandeld in betrekking tot Israël.

In hoofdstuk 2 worden de rijken voorgesteld als delen van een reusachtig beeld van een mens. In hoofdstuk 7 als redeloze dieren, roofdieren zelfs. Misschien gaat het om twee gezichtspunten: het eerste gezichtspunt is de menselijke, waarbij grootheid voorop staat. Dat gezichtspunt past bij Nebukadnezar.
Lu 16:15  En Hij zei tot hen: U bent het die u rechtvaardig voordoet voor de mensen, maar God kent uw harten; want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God. (Telos)
1Jo 2:16  Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld. (Telos)
Het tweede gezichtspunt is dat van de Godvrezende profeet Daniël, die ziet wat de rijken in Gods ogen zijn: redeloze beesten gelijk, die roven. In het volgende hoofdstuk echter worden twee van de vier rijken onder het beeld van en ram resp. een bok voorgesteld. Dit zijn getemde dieren, geen roofdieren. Opmerkelijk is dat hoedanigheden van de drie eerste dieren terugkeren in het apocalyptische Beest, die het eindtijdse gedaante van het vierde dier is; anders gezegd, het rijk van de eindtijd verenigt de vier rijken uit het nachtgezicht van Daniël.
Opb 13:2  En het beest dat ik zag was aan een luipaard gelijk, en zijn poten waren als die van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn macht en zijn troon en groot gezag. (Telos)
De vier dieren hebben samen, opgeteld (1 +1 +4 +1), zeven koppen. De Draak en het Beest in de eindtijd hebben ook elk zeven koppen. De koppen van deze laatste dieren staan voor zeven bergen èn zeven koningen ( → Beest).

Meer weten

Willem J. Ouweneel, Wereldrijken gaan op en onder. Youtube.com: Groeien in geloof, 22 kan. 2017. Lezing over Dan. 7 en 8, gehouden op 11 jan. 2017 te Vlaardingen. Duur: 53 min 3 sec. De vragenbespreking na afloop van de lezing: vragenbespreking, duur 34 min. 35 sec.

Bron

Roger Liebi (2014) Das Buch Daniel (7-8), op Rogerliebi.ch. Transscript van een toespraak, juni 2014.

Voetnoot

  1. 1,0 1,1 549 v.C. volgens Roger Liebi (2014) Das Buch Daniel (7-8), op Rogerliebi.ch. Transscript van een toespraak, juni 2014.
  2. De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
  3. 3,00 3,01 3,02 3,03 3,04 3,05 3,06 3,07 3,08 3,09 3,10 3,11 3,12 3,13 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  4. 4,0 4,1 4,2 4,3 William Kelly, Het boek Daniël, hoofdstuk 7. Het boek staat als Pdf-document op OudeSporen.nl.
  5. 5,0 5,1 5,2 5,3 5,4 5,5 5,6 5,7 5,8 Roger Liebi (2014) Das Buch Daniel (7-8), op Rogerliebi.ch. Transscript van een toespraak, juni 2014.
  6. 6,0 6,1 Willem J. Ouweneel, Wereldrijken gaan op en onder (Youtube.com: Groeien in geloof, 22 kan. 2017. Lezing over Dan. 7 en 8, gehouden op 11 jan. 2017 te Vlaardingen. Duur: 53 min 3 sec. ). Spreker geeft geen grond op.
  7. Amir Tsarfati, Middle East Update: July, 27, 2020, vanaf ca. 26 min 50 sec.
  8. De werkwoordsvorm is Aphel en betekent: ontboden worden/zijn, aldus Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.
  9. Aldus Adam Clarke in zijn commentaar op dit vers.
  10. Aantekening in de Willibrord-vertaling uit 1995.
  11. 11,0 11,1 Willem J. Ouweneel, Wereldrijken gaan op en onder (Youtube.com: Groeien in geloof, 22 kan. 2017. Lezing over Dan. 7 en 8, gehouden op 11 jan. 2017 te Vlaardingen. Duur: 53 min 3 sec. ).