Daniël 2

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Daniel 2)

Daniël 2 is een hoofdstuk van het boek Daniël. Het wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd.

Hoofdstukken samengevat en/of becommentarieerd:
Daniël: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12

Samenvatting

Nekadnezars droom van een statenbeeld. 1-16 De droom van Nebukadnezar. Doodstraf voor de onwetende wijzen. 17-23 Op het gebed van Daniël en zijn drie metgezellen openbaart God de droom. 24-45 Daniël beschrijft en verklaart de droom aan de koning. 46-49 Daniël wordt verhoogd, alsmede zijn drie metgezellen.

1

1 In het tweede jaar nu van het koninkrijk van Nebukadnezar, droomde Nebukadnezar dromen; daarvan werd zijn geest verslagen, en zijn slaap werd in hem gebroken. (CP[1])

In het tweede jaar nu van het koninkrijk van Nebukadnezar. D.i. 604[2]/603 v.Chr. Daniël was ca. 17 jaar oud en in het 2e of 3e jaar van zijn Chaldeeuwse opleiding[3].

700 — 650 v.C. < Israël 650 — 600 v.C.[4] > 600 — 550 v.C.
HabakukNebukadnezar7e eeuw voor Chr.#605JojakimJoahazNechoZefanja (boek)Daniël (profeet)Jeremia (profeet)JosiaAmonAsnapparManasse (koning)

2

2 Toen zei de koning, dat men roepen zou de tovenaars en de sterrekijkers en de guichelaars en de Chaldeeën, om de koning zijn dromen te kennen te geven; zij nu kwamen en stonden voor het aangezicht van de koning. (CP[1])

De Chaldeeën. Zij zijn astroloogpriesters. Er waren talloze verschillende priesterklassen in Babel. De koning was de belangrijkste leider van het priesterdom.[2]

3

3  En de koning zeide tot hen: Ik heb een droom gedroomd; en mijn geest is ontsteld om dien droom te weten. (SV) 

De goden konden de koning rechtstreeks aanspreken in een droom. Nebukadnezar was de hoogste bemiddelaar tussen de Babylonische goden en de mensen. Hij was de uitverkorene en vertegenwoordiger van de goden. Desondanks kende Nebukadnezar de betekenis van de droom niet.[2]

4

4  Toen spraken de Chaldeeën tot de koning in het Aramees: O koning, leef in eeuwigheid! Zeg uw knechten de droom, dan zullen wij de uitlegging te kennen geven.(CP[1])

Aramees. Waarschijnlijk is dit "de taal der Chaldeeën", waarin Daniël geschoold moest worden (1:4). Vanaf dit woord wisselt de tekst naar het Aramees, dat gebezigd wordt tot en met hoofdstuk 7.

Leef in eeuwigheid. Een wens die, zo weten wij, alleen vervuld kan worden door geloof in Jezus Christus (Joh. 3:16).

5

5 De koning antwoordde en zei tot de Chaldeeën: De zaak staat bij mij vast: indien u mij de droom en zijn uitlegging niet bekend maakt, zult u in stukken gehakt worden, en uw huizen zullen tot een drekhoop gemaakt worden. (SV) 

Nebukadnezar vertelde de droom niet. Farao daarentegen vertelde de droom aan Jozef, die hem uitlegde (Genesis 41:17vv).

11

11 Want de zaak die de koning begeert, is te zwaar; en er is niemand anders, die dezelve voor den koning te kennen [kan] geven, dan de goden, welker woning bij het vlees niet is.(SV) 

Welker woning bij het vlees niet is. Zij wonen niet onder de mensen. God heeft onder zijn volk gewoond in een tabernakel en in de tempel te Jeruzalem. En de Zoon van God, van de enige waarachtige God (Joh. 17:13), zou neerdalen om als mens geboren te worden en onder de mensen te wonen.

Joh 1:14  En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van een eniggeborene van een vader) vol van genade en waarheid. (Telos)

Dan de goden. Maar deze astroloogpriesters stonden toch met de goden in contact? Konden die de droom niet openbaren uit hun hoge woonplaats?

16

16 En Daniël ging in en verzocht van de koning, dat hij hem een bestemde tijd wilde geven, opdat hij de koning de uitlegging te kennen zou geven. (CP[1]) 

Een bestemde tijd. Ook hier, evenals in 1:12 ("beproef toch uw knechten tien dagen lang"), zet Daniël het middel tijd in om tot een oplossing van de zaak te komen.

18

18 Opdat zij van de God des hemels barmhartigheden verzochten over deze verborgenheid, dat Daniël en zijn metgezellen met de overige wijzen van Babel niet omkwamen. (CP[1])

De God des hemels. De God van hun vaders (vgl. 2:23). Zie ook vs. 28: "er is een God in de hemel".

Opdat zij van den God des hemels barmhartigheden verzochten over deze verborgenheid. Daniël ging niet in zijn eentje God aanroepen, hij regelde gezamenlijk gebed. Een voorbeeld voor een gemeentelijke bidstond (uur van gebed).

Mt 18:19  Voorwaar, Ik zeg u tevens, dat als twee van u overeenstemmen op de aarde over enige zaak die zij maar zouden vragen, het hun ten deel zal vallen van mijn Vader die in de hemelen is. (Telos)

Met de overige wijzen. Daniël dacht niet alleen aan zijn eigen hachje en dat van zijn metgezellen. Zijn zorg strekte zich ook uit naar de overige wijzen, al behoorden zij ook tot Chaldeeën, het volk dat de Joodse knapen in ballingschap had weggevoerd.

19

19 Toen werd aan Daniël in een nachtgezicht de verborgenheid geopenbaard; toen loofde Daniël den God des hemels. (SV)

De verborgenheid geopenbaard. Wat de goden van Babel tot hun beschaming niet konden, deed de God van Daniël. Tashmetou (= 'Het horen"), de vrouw van Naboe, de zoon van Bel (Merodach), (ver)hoorde niet[2] de wijzen, de astroloogpriesters die haar misschien hadden aangeroepen.

21

21 Want Hij verandert de tijden en stonden; Hij zet de koningen af, en Hij bevestigt de koningen; Hij geeft den wijzen wijsheid, en wetenschap dengenen, die verstand hebben; (SV) 

Hij zet de koningen af, en Hij bevestigt de koningen. Een echo van de droom van de koning: in diens droom maakt het ene rijk plaats voor het andere.

22

22 Hij openbaart diepe en verborgen dingen; Hij weet, wat in het duister is, want het licht woont bij Hem. (SV) 

Diepe en verborgen dingen. Zoals de droom van Nebukadnezar, die niemand van Babylons goden en wijzen weet.

24

24 Daarom ging Daniël in tot Arioch, dien de koning gesteld had om de wijzen van Babel om te brengen; hij ging henen en zeide aldus tot hem: Breng de wijzen van Babel niet om, [maar] breng mij in voor den koning, en ik zal den koning de uitlegging te kennen geven. (SV)  

Breng de wijzen van Babel niet om. Daniël zoekt het behoud van de wijzen. Vgl. de christelijke liefde tot verlorenen.

26

26 De koning antwoordde en zei tot Daniël, wiens naam Beltsazar was: bent u bij machte mij bekend te maken de droom die ik gezien heb en zijn uitlegging? (SV) 

De droom ... en zijn uitlegging. Daniël sprak in de vorige verzen alleen van de uitlegging. Nebukadnezar noemt de droom als eerste, want de bekendmaking van de droom was het heikele van wat hij geëist had.

28

28 Maar er is een God in de hemel, Die verborgenheden openbaart, Die heeft de koning Nebukadnezar bekend gemaakt, wat er geschieden zal in het laatste der dagen; uw droom, en de gezichten van uw hoofd op uw bed, zijn deze: (SV)

Een God in de hemel. Zie vs. 18: "de God des hemels".

Wat er geschieden zal in het laatste der dagen. 'Laatste', in het Aramees achariyth = einde, laatste. Het Aramese woord in het Oude Testament alleen hier voor en betekent hetzelfde als het Hebreeuwse equivalent achariyth. De droom wijst heen naar de eindtijd[2].

Uit het vervolg zal blijken wat de toekomstige gebeurtenis is: niet de oprichting van het beeld, want het beeld wordt in zijn geheel getoond en niet opgebouwd, maar de afhouwing van een steen en de volkomen vernietiging van het beeld door de steen, die het beeld aan zijn voeten slaat en geheel vermaalt (34v).

29

29 Gij, o koning! op uw leger zijnde, klommen uw gedachten op, wat hierna geschieden zou; en Hij, Die verborgen dingen openbaart, heeft u te kennen gegeven, wat er geschieden zal. (SV) 

Hierna. Ook in vs. 45. Na het heden, vanaf het rijk van Nebukadnezar, dat nog een tijd zal bestaan.

Beschrijving van de droom (31-35)

31 Gij, o koning! zaagt, en ziet, er was een groot beeld (dit beeld was treffelijk, en deszelfs glans was uitnemend), staande tegen u over; en zijn gedaante was schrikkelijk. (SV) 

Een groot beeld. In het volgende hoofdstuk richt Nebukadnezar een groot beeld op, zo'n 30 meter (60 ellen) hoog en 3 meter (6 ellen) breed. Heeft de grootte van dit gedroomde beeld de koning geïnspireerd?

34

34 [Dit] zaagt gij, totdat er een steen afgehouwen werd zonder handen, die sloeg dat beeld aan zijn voeten van ijzer en leem, en vermaalde ze. (SV) 

Een steen. Niet zo geweldig groot (vs. 31) als het beeld, want het treft de voeten eerst.

1Co 1:28  en het zwakke van de wereld heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen, en het onaanzienlijke van de wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en wat niets is, om wat iets is te niet te doen, (Telos)

Wel wordt de steen een uiterst grote berg, die de hele aarde vervult (35). Vergelijk de gelijkenis van het mosterdzaad.

Mr 4:31  Als een mosterdzaad, dat wanneer het op de aarde wordt gezaaid, kleiner is dan alle zaden die op de aarde zijn; (Telos)

Lu 13:19  Het is gelijk aan een mosterdzaad, dat een mens nam en in zijn tuin zaaide; en het groeide op en werd tot een grote boom, en de vogels van de hemel nestelden in zijn takken. (Telos)

De steen is afkomstig van een berg (45).

De reus Goliath werd geveld door een steen(tje) uit de slinger van de jongere David.

Afgehouwen werd. Zie ook vs. 45. "Afgehouwen", zo ook de HSV. Canis, Leidse vertaling, Utrechtse vertaling, NBG51, Naardense vertaling, NBV'04 hebben "losraakte" of iets dergelijks. WV95: "werd ... losgekapt". Het Aramese werkwoord wordt gebezigd in de ithpeal-vorm en betekent afgehakt worden[5], afgescheiden worden[6], afgescheurd of uitgebroken worden[7].

Zonder handen. Zie ook vers 45. Er kwamen geen handen (van mensen) aan te pas.

Vermaalde ze. Zie vs. 35, 44, 45.

Nabeschouwing (31-35)

In de beschrijving van de droom (31-35), vóór de uitlegging, worden drie zaken genoemd: 1. het aanzien en de samenstelling van het beeld, dat eruit ziet als een rechtop staand mens, en 2. de vernietiging van het beeld door een steen, 3. de wording van de steen tot een berg die de hele aarde vervult. God ziet de rijken van het beeld als één geheel, de steen is geen brok van het beeld, maar komt van elders. De steen is van een andere orde.

Joh 8:23  En Hij zei tot hen: U bent van beneden, Ik ben van boven; u bent van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld. (Telos)

Joh 18:36  Jezus antwoordde: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Als mijn koninkrijk van deze wereld was, zouden mijn dienaars hebben gestreden, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; maar nu is mijn koninkrijk niet van hier. (Telos)

31

31 U, o koning! zag, en ziet, er was een groot beeld (dit beeld was hoog, en zijn glans was uitnemend), staande tegenover u, en zijn gedaante was schrikwekkend. (CP[1]) 

Zijn glans was uitnemend. De koninkrijken der wereld hebben heerlijkheid:

Mt 4:8  Opnieuw nam de duivel Hem mee naar een zeer hoge berg en toonde Hem alle koninkrijken van de wereld en hun heerlijkheid (Telos)

35

35 Toen werden tezamen vermaald het ijzer, leem, koper, zilver en goud, en zij werden gelijk kaf van de dorsvloeren des zomers, en de wind nam ze weg, en er werd geen plaats voor ze gevonden; maar de steen, die het beeld geslagen heeft, werd tot een groten berg, zodat dat hij de gehele aarde vervulde. (CP[1])  

Gelijk kaf. Wat groot is in de wereld wordt niets (vernedering en vernietiging), wat klein is wordt groot (verhoging).

Werd tot een groten berg. Vergelijk, hoewel die van hoogte spreken, de volgende verzen:

De berg van het huis van Jhwh zal verhoogd worden en het hoofd der bergen worden.

Jes 2:2 Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, [letterlijk: in het hoofd van de bergen] en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen. (HSV)

Mic 4:1 Het zal echter in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, [letterlijk: in het hoofd van de bergen] en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat de volken ernaartoe zullen stromen. (HSV)

Verklaring van de droom (37-46)

37

37 Gij, o koning! zijt een koning der koningen; want de God des hemels heeft u een koninkrijk, macht, en sterkte, en eer gegeven; (SV) 

Een koning der koningen. Zo'n status zal ook het apocalyptische Beest verwerven.

De God des hemels. De uitdrukking komt in het boek Daniël ook voor in vzn. 18, 19, 37, 44.

Heeft u een koninkrijk, macht, en sterkte, en eer gegeven. Deze goederen worden ook aan het Beest gegeven, maar dan door de duivel.

38

38 En overal, waar mensenkinderen wonen, heeft Hij de beesten van het veld en de vogelen van de hemel in uw hand gegeven; en Hij heeft u gesteld tot een heerser over al dezelve; u bent dat gouden hoofd. (CP[1])

Hij heeft gesteld tot een heerser. Niet een Babylonische god: niet Anoe, de god des hemels, noch Bel, de god der landen, noch mardoek, de god van Babel[2]. Nebukadnezar regeerde 605-562 v.C.

U bent dat gouden hoofd. De vorst van het Babylonische rijk en het rijk zelf (vgl. vs 39: "na u ... een ander koninkrijk) wordt voorgesteld door het gouden hoofd.

"U bent dat gouden hoofd."

39

39 En na u zal een ander koninkrijk opstaan, lager dan het uwe; daarna een ander, het derde koninkrijk van koper, hetwelk heersen zal over de gehele aarde. (SV)

Een ander koninkrijk opstaan. Het Medo-Perzische rijk versloeg het Babylonische rijk en veroverde Babylon, de hoofdstad van het Babylonische rijk, in 539 v.C. De twee armen van het beeld staan wellicht voor de Meden en de Perzen; vergelijk de twee hoornen van de ram in Dan. 8.

Da 8:3  En ik hief mijn ogen op, en ik zag, en ziet, een ram stond voor dien vloed, die had twee hoornen, en die twee hoornen waren hoog, en de een was hoger dan de andere, en de hoogste kwam in het laatste op. (SV)

Lager dan het uwe. Zilver is minder waard dan goud. Misschien het mindere op de mindere soevereiniteit van de vorsten van het Medisch-Perzische rijk: een wet van Meden en Perzen door de ene vorst uitgevaardigd kon niet door zijn opvolger worden herroepen. [2]

Da 6:8  (6-9) Nu, o koning! gij zult een gebod bevestigen, en een schrift tekenen, dat niet veranderd worde, naar de wet der Meden en der Perzen, die niet mag wederroepen worden. (SV)

Es 8:8  Schrijft dan gijlieden voor de Joden, zoals het goed is in uw ogen, in des konings naam, en verzegelt het met des konings ring; want het schrift, dat in des konings naam geschreven, en met des konings ring verzegeld is, is niet te wederroepen. (SV)

Daarna een ander, het derde koninkrijk van koper. In 330 v.C. hield het Perzische rijk op te bestaan: het was in enkele jaren veroverd door Alexander de Grote en werd opgevolgd door diens Grieks-Macedonische rijk. Zijn heerschappij was van korte duur, 336 - 323 v.C.; in dit laatste jaar stierf hij. Na zijn dood ontbrandde een machtsstrijd tussen zijn generaals.

Het Aramese woord hier vertaald als "koper", "nechasj" betekent "kopererts" òf "brons"[8].

Koper is minder waard dan zilver. Het mindere ziet wellicht op de fragmentatie van het rijk na de dood van Alexander de Grote in 323 v.C.[2] Dit rijk had minder heerlijkheid dan het voorafgaande.

De gehele aarde. 'Aarde', in het Aramees hier ara, vgl. Hebreeuws eretz. Luther: "over alle land".

In Dan. 4:1 richt de koning zich tot volken "die op de ganse aardbodem wonen".

Da 4:1  De koning Nebukadnezar aan alle volken, natiën en tongen, die op den gansen aardbodem wonen: uw vrede worde vermenigvuldigd! (SV)

Het rijk strekte zich enorm uit, over delen van drie continenten (Europa, Afrika en Azië): Macedonië, Griekenland, Klein-Azië, Syrië, Israël, Egypte, Tweestromenland, Perzië, Afghanistan, en een deel van Indië, in dit land tot de rivier Indus.

Het Griekse rijk van Alexander de Grote

40

40 En het vierde koninkrijk zal hard zijn, gelijk ijzer; aangezien het ijzer alles vermaalt en verzwakt; gelijk nu het ijzer, dat zulks alles verbreekt, [alzo] zal het vermalen en verbreken. (SV)

Het vierde koninkrijk. Het Romeinse rijk. Terwijl het Griekse rijk allengs verviel, breidde het Romeinse rijk zich onstuitbaar uit. Vanaf 40 v.C. werden de laatste overblijfselen van het Griekse rijk veroverd.

De twee benen van het beeld stellen wellicht het Oost- en West-Romeinse rijk voor, die in 395 na Christus door splitsing van het rijk ontstonden.

Gelijk ijzer; aangezien het ijzer alles vermaalt en verzwakt. De Romeinen hadden een buitengewoon sterk leger, waarmee het ene na het andere koninkrijk werd onderworpen. Wie tegenstand bood, werd gruwelijk 'vermaald'.

Het vierde koninkrijk wordt voorgesteld door twee benen. Rond 395 na Christus werd het rijk in tweeën gedeeld en ontstonden het Oost-Romeinse Rijk en het West-Romeinse Rijk.

41

41 En dat gij gezien hebt de voeten en de tenen, ten dele van pottenbakkersleem, en ten dele van ijzer, dat zal een gedeeld koninkrijk zijn, doch daar zal van des ijzers vastigheid in zijn, ten welken aanzien gij gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem; (SV) 

De voeten en de tenen. De benen zijn geheel van ijzer (33).

De twee benen worden dikwijls opgevat als zinnebeeld van het West- en Oost-Romeinse rijk. Het Oost-Romeinse rijk is veroverd door de Turkse Ottomanen en overgegaan in het Turks-Ottomaanse rijk. Rusland meent dat het voortzetting is van het Oost-Romeinse rijk en de bewaarder is van het Orthodoxe gelooft.

De voeten zijn een voortzetting van het Romeinse rijk. Volgens een mening is de ene voet de Europese Unie en de andere voet ergens in Rusland en het Midden-Oosten. De vijf koningen van de ene voet komen uit de EU, de vijf koningen van de andere voet uit Rusland en het Midden-Oosten.[9]

Dat zal een gedeeld koninkrijk zijn. Zie ook vs. 42: "dat koninkrijk". Dit koninkrijk wordt onderscheiden van het homogeen ijzeren vierde rijk.

Er wordt niet gesproken van een 'ander koninkrijk' noch wordt er een volgnummer als 'derde' of 'vierde' gegeven. Sommige uitleggers denken dan ook dat dit vijfde koninkrijk een voorzetting of herstelde versie is van het vierde, een eindtijdse vorm van het vierde rijk.

Sommige uitleggers verstaan "gedeeld koninkrijk" van de delen waarin het Romeinse rijk uiteengevallen is.

Afbeelding in een boek van Uriah Smith, een vooraanstaande zevendagsadventist (1889).

Tegen deze uitleg kan men inbrengen dat het gedeeld-zijn ziet op de ongelijksoortige bestanddelen van ijzer en leem.

42

42 En de tenen der voeten, ten dele ijzer, en ten dele leem; dat koninkrijk zal ten dele hard zijn, en ten dele broos. (SV) 

De tenen der voeten. De tenen stellen koningen voor, zie vs. 44.

Omdat het een menselijke beeld is, mogen we onderstellen dat er tien tenen zijn, hoewel het getal niet wordt genoemd. In het laatste Bijbelboek komt uit de zee een Beest naar voren met tien horens, die tien koningen voorstellen.

Opb 17:12  En de tien horens die u hebt gezien, zijn tien koningen, die nog geen koninkrijk ontvangen hebben, maar een uur gezag als koningen ontvangen met het beest. (Telos)

Er schijnt een verband te zijn met het Beest en de voeten en tenen van het statenbeeld. Sommigen zien in het aantal van tien koningen een teken van verdeeldheid. Maar van de tien koningen wordt gezegd:

Opb 17:13  Dezen hebben enerlei bedoeling en geven hun macht en gezag aan het beest. (Telos)

Misschien mogen we zeggen dat het rijk een federatief of semi-federatief karakter heeft, zoals de Europese Unie.

Dat koninkrijk. Zie vs. 41 voor commentaar.

Ten dele hard, en ten dele broos. Sterk en zwak tegelijk.

43

43 En dat gij gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem, zij zullen zich [wel] door menselijk zaad vermengen, maar zij zullen de een aan den ander niet hechten, gelijk als zich ijzer met leem niet vermengt. (SV)

Door menselijk zaad vermengen. 'Mensenzaad' of 'zaad der mensen'. Uitleggingen:

1. Door verzwagering, door gemengde huwelijken, uit ethnisch en cultureel verschillende groepen. Deze uitlegging is het meest waarschijnlijk. Vandaar deze vertaling:

Da 2:43  Dat gij gezien hebt ijzer vermengd met kleiachtig leem, betekent: zij zullen zich door huwelijksgemeenschap vermengen, maar met elkander geen samenhangend geheel vormen, zoals ijzer zich niet vermengt met leem. (NBG51)

Een commentator wijst op een historische vermenging: "Zeer opmerkelijk is het, dat de voeten met de tenen aan het beeld eensdeels van leem zijn. Toen de Duitsers en Slaven ten tijde der volksverhuizing in het Romeinse rijk inrukten, deels op hun grond, deels ook in de plaats, die het in de wereldgeschiedenis innam, verzwagerden zich hun vorsten met Romeinse families. Keizer Karel stamde uit een Romeins huis af, en bijna ter zelfder tijd hebben zich de Duitse keizer Otto II en de Russische grootvorst Wladimir met dochters van Oost-Romeinse keizers verbonden. Dit was van grote betekenis voor de verhouding der nakomende volken in ‘t algemeen; zij hebben geen nieuw rijk gesticht, maar slechts het Romeinse voortgezet, en tot op de tegenwoordige dag ligt aan alle staatsinrichtingen het ijzer, het Romeinse ten grondslag. Zo blijft het tot aan het einde van de gehele wereldmacht, totdat zij eindelijk uitloopt in tien heerschappijen, die ... men evenmin nu reeds zou kunnen aanwijzen, als wanneer men de wederkomst van Christus op morgen of overmorgen wilde stellen; intussen zullen wij later zien, hoe de geschiedenis van de tegenwoordige tijd op dat einde heenwijst."[10]

Een andere commentator[11] ziet hierin een verwijzing naar de barbaarse hordes, die aan het einde van de 4e en het begin van de 5e eeuw vanuit het noorden en oosten Romeins grondgebied binnendrongen. Ze verzwakten het rijk en vormden geleidelijk afzonderlijke koninkrijken binnen de helft van het Romeinse grondgebied. Een eenheid, een samenhang was er niet.

In de moderne Europese Unie zijn veel immigranten en asielzoekers binnengelaten. Dit heeft geleid tot een 'multiculturele' samenleving met een gebrekkige integratie.

2. Door vermenging van etnisch en cultureel verschillende groepen. Huwelijken zijn niet noodzakelijk voor de vermenging waar dit vers 43 van spreekt. De West-Europese bevolking vermengt zich al decennia met arbeidsmigranten en asielzoekers, in het bijzonder uit het Islamitische Midden-Oosten. Tegen deze duiding kan men opmerken dat de uitdrukking "door menselijk zaad" doet toch denken aan vermenging door geslachtsgemeenschap. Hierop echter kan men antwoorden dat "menselijk zaad" betekent: menselijke nakomelingen. Denk aan 2e en latere generaties van immigranten, die slechts ten dele integreren en vasthouden aan hun nationale identiteit. In 2022 zag men dit in Nederland bij Marokkanen in verband met de wereldkampioenschappen voetbal. Hiertegen kan men opwerpen dat niet alleen 2e en volgende generaties slecht mengen met de inheemse bevolking, maar ook mensen van de 1e generatie.

Gelijk als ijzer met leem niet vermengt. De ene groep mensen is als ijzer, de andere groep als leem. Hun vermenging geeft geen hechte eenheid. Ze is geen volkomen integratie.

44

44 Doch in de dagen van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan. (SV) 

In die dagen van die koningen. Die door de voeten en de tenen worden voorgesteld. Zie het commentaar bij vs. 42.

De God des hemels. De uitdrukking komt in het boek Daniël ook voor in vzn. 18, 19, 37, 44.

Een Koninkrijk verwekken. De Heer Jezus zal in de hemel het koninkrijk ontvangen. Daar zal God zijn koningschap aanvaarden.

Opb 19:6  En ik hoorde als een stem van een grote menigte en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen, die zeiden: Halleluja! Want de Heer, onze God, de Almachtige, heeft zijn koningschap aanvaard. (Telos)

Lu 19:12  Hij zei dan: Een man van hoge geboorte reisde naar een ver land om voor zich een koninkrijk te ontvangen en terug te keren. (...) Lu 19:15  En het gebeurde toen hij terugkwam, nadat hij het koninkrijk had ontvangen, dat hij zei dat die slaven aan wie hij het geld had gegeven, bij hem geroepen moesten worden, om te weten wat zij aan de zaken hadden verdiend. (Telos)

En wij, gelovigen, ontvangen met Christus het koninkrijk.

Heb 12:28  Laten wij dus, daar wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, de genade vasthouden, en laten wij daardoor God dienen op een Hem welbehaaglijke wijze met eerbied en ontzag. (Telos)

En dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden. Zoals de Chaldeeën hun koninkrijk moesten overgeven aan de Meden en de Perzen, en dezen aan de Grieken en dezen aan de Romeinen, zó zal het niet gaan. Het koninkrijk van God blijft voor altijd van het volk van God. Vermalen. Zie vs. 45. Ook het rijk van ijzer vermaalde (40). Vergelijk wat de Heer Jezus van Zichzelf zegt:

Mt 21:42  Jezus zei tot hen: Hebt u nooit gelezen in de Schriften: ‘De steen die de bouwlieden hebben verworpen, die is geworden tot een hoeksteen; van de Heer is dit gebeurd en het is wonderlijk in onze ogen’?  Mt 21:43  Daarom zeg Ik u, dat het koninkrijk van God van u zal worden weggenomen en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan opbrengt. Mt 21:44  En wie op deze steen valt, zal verbrijzeld worden; en op wie hij valt, zal hij verpletteren. (Telos)

Statenbeeld (afbeelding)

Statenbeeld getekend door Clarence Larkin

45

45 Daarom hebt u gezien dat uit de berg een steen zonder handen afgehouwen is geworden, die het ijzer, koper, leem, zilver en goud vermaalde; de grote God heeft de koning bekend gemaakt, wat hierna geschieden zal; de droom nu is gewis, en zijn uitlegging is zeker. (CP[1]) 

Uit de berg. Nu is de herkomst van de steen bekend. De steen komt van een hoogte, uit de hoogte, als het ware uit de hemel. De Heer Jezus werd verheerlijkt op een berg, ten einde drie leerlingen een vooruitblik te geven op de komst van het Godsrijk. De Heer Jezus is verhoogd in de hemel, waar hij een koninkrijk ontvangt en vanwaar Hij zal komen om dat Godsrijk op aarde op te vestigen.

God ziet de rijken van het beeld als één geheel. De steen is van een andere orde; hij is geen metaal of leem. De steen is geen brok van het beeld, maar komt van elders, van een berg, van boven.

Joh 8:23  En Hij zei tot hen: U bent van beneden, Ik ben van boven; u bent van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld. (Telos)

Joh 18:36  Jezus antwoordde: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Als mijn koninkrijk van deze wereld was, zouden mijn dienaars hebben gestreden, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; maar nu is mijn koninkrijk niet van hier. (Telos)

Er is in feite sprake van twee bergen. Van de ene berg wordt een steen losgehakt, losgemaakt, waarna deze steen een tweede berg wordt, die de hele aarde vervuld.

Zonder handen afgehouwen. Zie vs. 34.

Vermaalde. Zie vs. 34-35, 44.

De grote God heeft de koning bekend gemaakt. De grote God van de Hebreeën, niet de Babylonische god Naboe, wiens naam betekent 'Spreker'[2].

Hierna. Ook in vs. 29, zie aldaar.

46

46 Toen wierp koning Nebukadnezar zich met het gezicht [ter aarde] en hij aanbad Daniël. En hij beval dat men hem een offergave en aangenaam [reukwerk] zou brengen. (SV) 

Vergelijk:

Opb 3:9  Zie, Ik geef enigen uit de synagoge van de satan, die zeggen dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar liegen; zie, Ik zal maken dat zij komen en zich neerbuigen voor uw voeten en erkennen dat Ik u heb liefgehad. (Telos)

47

47 De koning gaf Daniel ten antwoord: In waarheid, uw God is de God der goden en de Heer der koningen, en Hij openbaart verborgenheden: daarom hebt gij deze verborgenheid kunnen openbaren. (SV) 

In waarheid, uw God is de God der goden en de Heer der koningen, en Hij openbaart verborgenheden. De koning erkent de grootheid en het gezag van de God van Daniël. Hij is groter dan de goden van Babel.

49

49 Toen verzocht Daniël van den koning; en hij stelde Sadrach, Mesach en Abed-nego over de bediening van het landschap van Babel; maar Daniël [bleef] aan de poort des konings. (SV) 

Hij. D.i. de koning, hij stelde de mannen over het bestuur van de provincie Babel.

Da 3:12  Er zijn Joodse mannen, die gij over de bediening van het landschap van Babel gesteld hebt, Sadrach, Mesach en Abed-nego; deze mannen hebben, o koning! op u geen acht gesteld; uw goden eren zij niet, en zij bidden het gouden beeld niet aan, hetwelk gij opgericht hebt. (SV)

Stelde Sadrach enz. Dit lijkt op 'vriendjespolitiek', maar het was Gods loon voor de trouw (wat een verdienste is) van deze knapen. Bovendien, zij hadden op die hoge positie een mogelijkheid om de belangen van de Joden te behartigen en het geloof aan de ware God uit te dragen.

De bediening van het landschap van Babel. Het bestuur van de provincie van Babel.

Aan de poort van des konings. Aan diens hof.

Nabeschouwing

Er zijn overeenkomsten met de vier rijken genoemd in Dan. 7. Er worden vijf opeenvolgende rijken voorgesteld:

  1. het Nieuw-Babylonische rijk;
  2. het Medo-Perzische rijk;
  3. het Griekse rijk;
  4. het Romeinse Rijk;
  5. het laatste wereldrijk.

Sommigen houden het op vier rijken, waarbij zij het vijfde rijk als de voortzetting en/of de herstelde variant van het Romeinse rijk zien.

Daniël beschreef de visioenen die opeenvolgende wereldrijken voorstellen.

Bronnen

Roger Liebi, Weltgeschichte im Visier des Propheten Daniel. Bielefeld (Duitsland): Christliche Literatur-Verbreitung, 2009. Pagina's: 128.

Roger Liebi, Das Buch Daniel, hoofdstukken 1 t/m 3 (juni 2013). Transcript van een toespraak.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 1,6 1,7 1,8 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 2,5 2,6 2,7 2,8 Volgens Roger Liebi, Das Buch Daniël, hoofdstukken 1 t/m 3 (juni 2013). Transcript van een toespraak.
  3. Roger Liebi, Das Buch Daniël, hoofdstukken 1 t/m 3 (juni 2013). Transcript van een toespraak. Volgens Liebi was hij in zijn 3e jaar.
  4. De jaartallen zijn meerendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
  5. Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.
  6. être séparé, aldus Lexique Hébrue (numéros Strong). Onderdeel van de Online Bible (Importantia)
  7. Hebraisch-Deutsch Strong Lexikon, editie 2015. Onderdeel van de Online Bible (Importantia)
  8. Roger Liebi, Weltgeschichte im Visier des Propheten Daniel. (Bielefeld, Duitsland: Christliche Literatur-Verbreitung, 2009), blz. 48.
  9. Russia and the Roman Empire. Youtube.com: Ken Johnson, 4 okt. 2022. Duur: 1 uur 11 min. 54 sec.
  10. Aangehaald in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Dan. 2:43. De aangehaalde tekst, die qua spelling is gemoderniseerd op Christipedia, is van Emile Guers (19e eeuw) dan wel Karl August Dächsel (19e eeuw).
  11. Roger Liebi, Weltgeschichte im Visier des Propheten Daniel. (Bielefeld, Duitsland: Christliche Literatur-Verbreitung, 2009), blz. 49-50.