Deuteronomium 9
Deuteronomium 9 is een hoofdstuk van Deuteronomium, een geschrift in de Bijbel, en telt 29 verzen.
■ Hoofdstukken van Deuteronomium samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 13 |
■ Verzen van Deuteronomium 9 becommentarieerd: · 9 · 18 · 26 · 27 · 29 |
Samenvatting
Israël heeft Jahweh’s gunst telkens door zijn zonden verbeurd, maar door Mozes’ voorbede behouden. 1-3 Met Gods hulp kunnen de Israëlieten Kanaän veroveren. 4-5 Niet om hun gerechtigheid, maar om de goddeloosheid van de volken in Kanaän zal God deze verdrijven. 6-14 Vanaf de uittocht uit Egypte tot heden zijn de Israëlieten weerspannig jegens God geweest. Vooral bij de Horeb hebben zij met hun stierbeeld Hem zo vertoornd, dat Hij hen verdelgd zou hebben, 15-21 indien Mozes Hem niet verbeden had. 22-24 Zo hebben zij zich steeds misdragen. 25-29 Mozes’ voorbede.
9
9: 9 Als ik op de berg geklommen was, om te ontvangen de stenen tafelen, de tafelen van het verbond, dat Jhwh met u gemaakt had, toen bleef ik veertig dagen en veertig nachten op de berg, at geen brood en dronk geen water. (CP[1])
Veertig dagen en veertig nachten ..., at geen brood en dronk geen water. Zie vs. 18. Vergelijk:
Mattheüs 4:2 En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij tenslotte honger. (Telos)
Lukas 4:2 veertig dagen verzocht door de duivel. En Hij at helemaal niets in die dagen, en toen zij waren geëindigd had Hij honger. (Telos)
18
9: 18 En ik wierp mij neer voor het aangezicht van Jhwh, als in het eerst, veertig dagen en veertig nachten; ik at geen brood en dronk geen water; om al uw zonde, die u had gezondigd, doende dat kwaad is in van Jhwh ogen, om Hem tot toorn te verwekken. (CP[1])
Veertig dagen en veertig nachten; ik at geen brood en dronk geen water. Zie vers 9.
Mozes' voorbede (25-29)
26
9: 26 En ik bad tot Jhwh en zei: Heer Jhwh, verderf Uw volk en Uw erfdeel niet, dat U door Uw grootheid verlost hebt; dat U uit Egypte door een sterke hand hebt uitgevoerd. (CP[1])
Zie ook vs. 29.
Door een sterke hand. Vs. 29: "door Uw uitgestrekte arm".
27
9: 27 Gedenk aan Uw knechten, Abraham, Izak en Jakob; zie niet op de hardheid van dit volk, noch op zijn goddeloosheid, noch op zijn zonde; (CP[1])
Zie niet op enz. Mozes wil Gods oog van Israëls zonden afwenden.
29
9: 29 Zij zijn toch Uw volk en Uw erfdeel, dat U door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekte arm hebt uitgevoerd! (CP[1])
Zie ook vs. 26.
Door Uw uitgestrekte arm. In vs. 26: "door een sterke hand".
Nabeschouwing (25-29)
Vanwege hun zonde met het gouden kalf wil God de Israëlieten verdelgen. Om God te weerhouden wijst Mozes op andere feiten dan de volkszonden die God tot toorn verwekken:
- Israël toch is Uw volk, Uw erfdeel (vs. 26, 29);
- U hebt het verlost uit Egypte: U hebt er moeite voor gedaan met uw kracht en arm (vs. 26, 29);
- Zij zijn nakroost van Abraham, Izak en Jakob, die U gediend hebben (vs. 27);
- De reputatieschade die God zou oplopen als Hij het verloste Israël in de woestijn zou verdelgen (vs. 28);
Bron
Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Deuteronomium 9 is onder wijziging verwerkt op 10 okt. 2024.