Docetisme
Docetisme is de theorie dat de Zoon van God of de Logos bij zijn verschijning op aarde slechts in schijn een lichaam of in het algemeen een menselijke natuur heeft aangenomen, zodat dat de grote heilsfeiten, het lijden, de dood en de opstanding van Christus niet reële waarheid bevatten, of slechts een mens Jezus golden. De Zoon van God kon niet een menselijk lichaam hebben gehad.
Terminologie. Aanhangers van het docetisme worden doceten genoemd. Deze woorden zijn afgeleid van het Griekse woord dokein = schijnen.
Trend en neiging. Het docetisme was geen beweging. Er was geen 'docetische kerk' in de gewone zin van het woord 'kerk'. Het docetisme had ook geen aanhangersschare als het Arianisme. Er is geen samenhangende verzameling van docetische geschriften. Het docetisme was een trend en neiging.[1]
Ideële wortels. Sommige mensen in de vroeger kerk hadden moeite met de gedachte dat Christus volkomen mens was geworden. Het docetisme kon uitspruiten door filosofische denkbeelden aangaande de geschapen wereld en de mensheid, of door het verlangen om de goddelijkheid van Christus zodanig te verheffen dat Zijn mensheid wordt 'opgeslokt', vervaagd of irrelevant wordt gemaakt[1]. In de antieke oudheid hield met het weliswaar voor mogelijk dat een god of een geest op aarde kon komen, maar de gedachte dat hij menselijk vlees kon aannemen vonden sommige mensen vreemd, godslasterlijk zelfs. Sommigen hadden een lage dunk van de schepping en van de mensheid. God kan geen vlees en bloed aannemen.
Reeds in de tijd van de apostelen van de Heer er die leerden dat Jezus Christus niet in het vlees gekomen was (1 Joh. 4 : 2; 2 Joh. 7). Ook Ignatius moest tegenover de docetische dwaalleraren de waarachtige godheid en de historische persoonlijkheid, zoals Christus in de menselijke natuur opgetreden was, handhaven (vgl. Ef. 7 : 2; 20 : 1).
Het docetisme heeft bijgedragen aan het ontstaan van de gnostiek en werkt daarin door.
Onder de gnostieken traden allerlei leraren op, die leerden dat de Verlosser een schijnlichaam of een pneumatisch lichaam had aangenomen. De berichten zijn echter niet alle duidelijk of betrouwbaar. Doch het krachtig optreden van de antignostische leraars, Irenaeus en Hippolytus, voor de ware mensheid van Christus en hun strijd tegen de op het dualisme en het docetisme gegronde ascese, bewijst hoe gevaarlijk een macht het docetisme was. Duidelijk trachten de oude kerkleraars aan te tonen, dat de Zoon Gods ter wille van de zaligheid van Gods gemeente de ware menselijke natuur had aangenomen, en dat het geloof aan de waarachtige mensheid van Christus nodig is voor de zaligheid.
De gedachten der doceten hebben nagewerkt in de Middeleeuwse sekten, en kwamen onder invloed van de pantheïstische mystiek en de kabbalistische theosofie in de eeuw der Hervorming tot nieuwe openbaring bij de Anabaptisten. Deze leerden, dat het onmogelijk was dat Christus zijn menselijke natuur uit Maria had kunnen aannemen, omdat de Adamitische (afstammelinge van Adam) zondig was en Christus dan ook zondig zou geweest zijn, maar dat Hij zijn mensheid uit de hemel had medegebracht, en dat deze mensheid door Maria als door een kanaal was doorgegaan (zo Melch. Hofmann en Menno Simons).
Anderen leerden dat Christus van eeuwigheid een hemelse onzichtbare lichamelijkheid had gemaakt uit de wijsheid Gods, de goddelijke Eva, dat Hij daarin gewoond had na de val, en ze zichtbaar en sterfelijk had gemaakt door de ontvangenis en geboorte uit Maria (zo Weigel).
Soortgelijke leringen zijn sedertdien ook geleerd door de nieuwe filosofie, met haar scheiding van de ideale en de historische Christus. De historische Christus is niet de ware en wezenlijke Christus. Hij was slechts een zwak mens, doch in Hem realiseert zich de ideale Christus, de eeuwige logos, de absolute rede. Zulke leringen, die staan onder de invloed van de pantheïstische mystiek, vertonen docetische trekken, zijn in strijd met wat de Heilige Schrift van Jezus leert, en doen te kort aan de waarheid en het absolute karakter van de verlossing.
Ook in onze dagen kan men docetische geluiden horen[1].
Bron
F. W. Grosheide, J.H. Landwehr, C. Lindeboom, J.C. Rullmann, Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche volk. Kampen: J.H. Kok, 1925-1931. Zes delen. Tekst van het lemma 'Doceten' is onder wijziging verwerkt op 21 feb. 2024.
Voetnoot
- ↑ 1,0 1,1 1,2 Gnosticism and the Early Church. Youtube.com: Ryan Reeves, 29 jan. 2015. Vanaf ca. 1 min.