Eenhoorn

Uit Christipedia

Eenhoorn (Eng. unicorn) is in de Statenvertaling en verscheidene anderstalige overzettingen van de Bijbel de naam van een sterk en gehoornd wild dier, waarvan de identiteit ons niet met zekerheid bekend is. Misschien duidt 'eenhoorn' de Arabische Oryx, een antilopesoort, aan. 

Bileam, de woorden van God sprekend, vergelijkt de kracht van Israël met die van een eenhoorn.

Nu 23:21 Hij schouwt niet aan de ongerechtigheid in Jakob; ook ziet Hij niet aan de boosheid in Israël. De HEERE, zijn God, is met hem, en het geklank des Konings is bij hem. Nu 23:22 God heeft hen uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een eenhoorn. Nu 23:23 Want er is geen toverij tegen Jakob noch waarzeggerij tegen Israël. Te dezer tijd zal van Jakob gezegd worden, en van Israël, wat God gewrocht heeft. (SV)

Nu 24:8 God heeft hem uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een eenhoorn; hij zal de heidenen, zijn vijanden, verteren, en hun gebeente breken, en met zijn pijlen doorschieten. (SV)

Het Hebreeuwse woord is reem, dat 9x in de Bijbel, alleen in het Oude Testament, voorkomt. Het komt van het werkwoord raam, verhogen, rijzen. In het Oude Testament wordt de eenhoorn het uitvoerigst vermeld in Job 39:9v. Na vermelding van de steengeit en de woudezel noemt God aan Job de eenhoorn, die onmogelijk als een tam rund bij de veldarbeid te gebruiken is.

Job 39:9 (39-12) Zal de eenhoorn u willen dienen? Zal hij vernachten aan uw kribbe? Job 39:10 (39-13) Zult gij den eenhoorn met zijn touw aan de voren binden? Zal hij de laagten achter u eggen? Job 39:11 (39-14) Zult gij op hem vertrouwen, omdat zijn kracht groot is, en zult gij uw arbeid op hem laten? Job 39:12 (39-15) Zult gij hem geloven, dat hij uw zaad zal wederbrengen, en vergaderen [tot] uw dorsvloer? (SV)

Voorts wordt hij met de os of het kalf genoemd in Deut. 33: 17; Ps. 29: 6. In Num. 23: 22; 24: 8; Ps. 22:22; 92:11 en Jes . 34, 7 is de eenhoorn het beeld van sterkte en kracht. Van Jozef wordt gezegd:

De 33:17 Hij heeft de heerlijkheid des eerstgeborenen zijns osses, en zijn hoornen zijn hoornen des eenhoorns; met dezelve zal hij de volken te zamen stoten tot aan de einden des lands. Dezen nu zijn de tien duizenden van Efraïm, en dezen zijn de duizenden van Manasse! (SV)

De bedreiging door zijn vijanden geeft de schrijver van Ps. 22 als volgt weer:

Ps 22:21 (22-22) Verlos mij uit des leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen.(SV)

God doet het gebergte van de Libanon en de Anti-Libanon ('Sirjon') huppelen als een jonge eenhoorn:

Ps 29:6 En Hij doet ze huppelen als een kalf, den Libanon en Sirjon als een jongen eenhoorn. (SV)

In Jes. 34 wordt gesproken over een eindgericht over de Edomieten.

Jes 34:7 En de eenhoornen zullen met hen afgaan, en de varren met de stieren; en hun land zal doordronken zijn van het bloed, en hun stof zal van het smeer vet gemaakt worden. Jes 34:8 Want het zal zijn de dag der wraak des HEEREN, een jaar der vergeldingen, om Sions twistzaak. (SV)

Het is twijfelachtig welk dier het geweest is. Van de eenhoorn, of liever het Hebreeuwse woord reem, zijn verschillende verklaringen gegeven:

  1. Een of ander uitgestorven eenhoornig dier
  2. Arabische Oryx
  3. Wilde os of stier
  4. Buffel

Eenhoornig dier

De Statenvertaling, in navolging van LXX (μοσοκερως, monokeroos) en Vulgata (unicornis), vertaalt ‘eenhoorn’. Plinius en vele van de lateren, die in het oosten gereisd hebben, getuigen, dat er zo’n dier was gelijk aan een paard en aan het voorhoofd een hoorn dragend.

Dit was echter reeds oudtijds in Egypte en andere het land Israël aangrenzende landen zeldzaam.

Arabische Oryx

Volgens één verklaring verwijst het woord evenals het gelijkluidende Arabische rim, naar een soort Antilopen, namelijk de Arabische Oryx (synoniem: Antilope leucoryx). Het Arabische woord wordt alleen van die soort antilopen gebruikt.

Arabische Oryx. Te vereenzelvigen met de Hebreeuwse reem?

De antilope lijkt op verscheidene dieren, als: de ree, het paard, de ezel, enz . De Oryx is zo groot als een flink hert, gelijkt niet zo sterk als de Zuid Afrikaanse Antilope taurina op het rund, maar heeft toch, evenals dit, een dikke, breden neus en een dikke, korte hals. De reiziger pater Vincent Marie zag de Oryx in Arabië en beschrijft haar als „een soort wilde os met glad wit haar, die door haar sierlijke bouw meer op het hert dan op de os gelijkt."

Zij is van nature veel sterker dan het hert, en kan door zich neer te leggen en weer op te springen met haar krachtige kromme en spitse horens zelfs leeuwen en tijgers omhoog slingeren.

De nieuwere reizigers bevestigen de berichten der Ouden, dat de Oryx een zeer gevaarlijk dier is, en Lichtenstein verhaalt zelfs, dat men in Egypte het geraamte opgroef van een tijger en een oryx, en het bij onderzoek bleek, dat de oryx de tijger op haar horens genomen en gedood had.

Aristoteles (4e eeuw v.C.) noemt de oryx eenhoorn (monokeros), en ook de Septuaginta (2e eeuw v.C.) heeft ze bedoeld. De naam verklaart men uit een oude gewoonte, die in het oude Egypte in zwang was, en die hierin bestond, dat men, om een jonge oryx te temmen, haar een hoorn afbrak , en de punt van de andere hoorn zo omboog, dat het dier hiermee geen kwaad kon doen. Zo wordt zij op Egyptische gedenktekenen voorgesteld, bijv. op de pyramide van Memphis, waarop echter ook exemplaren met de beide hoornen in hun natuurlijke toestand afgebeeld zijn.

Voor de oryx pleit verder (1) dat in Deut. 33:17 gesproken wordt van 'hoornen (meervoud) van de eenhoorn (enkelvoud)', waarbij Efraïm en Manasse de twee hoornen van Jozef schijnen te zijn; (2) dat de hoornen hoog opgaan (vgl. Hebr. werkwoord raam = verhogen, rijzen); en (3) dat de dieren in de eindtijd lijken te bestaan, volgens Jes. 34. 

De 33:17 Hij heeft de heerlijkheid des eerstgeborenen zijns osses, en zijn hoornen zijn hoornen des eenhoorns; met dezelve zal hij de volken te zamen stoten tot aan de einden des lands. Dezen nu zijn de tien duizenden van Efraïm, en dezen zijn de duizenden van Manasse! (SV)

Wilde os of stier

Op grond van de bijbelse plaatsen hebben velen onder reem de wilde os, woudos of wilde stier verstaan. De wilde stier is uitgestorven.

Nu 23:22 God heeft hen uit Egypte geleid; Hij is hem als de horens van een wilde os. (HSV)

Nu 23:22 God, die hen uitleidde uit Egypte, is hem als de hoornen van de wilde stier, (NBG51)

Nu 23:22 God, die hen uit Egypte leidde, is voor hen als de horens van een wilde stier. (NBV2004)

Ps 92:10 (92:11) Maar U zult mijn hoorn opheffen als die van een wilde os, ik ben met verse olie overgoten. (HSV)

Ps 92:10 Want Gij hebt mijn hoorn verhoogd als van een woudos, ik ben met verse olie overgoten; (NBG51)

Ps 92:10 (92:11) U geeft mij de kracht van een wilde stier, met pure olie ben ik overgoten. (NBV2004)

De NBG51-vertaling vertaalt reem 7x met ‘woudos’ en 2x met ‘wilde stier’.

Tegen de vertalingen 'wilde os' en 'wilde stier' pleit dat (1) het bovengenoemde, hiermee gelijkluidende Arabische woord rim alleen van een soort antilopen gebruikt wordt; en (2) een wilde os en wilde stier te temmen zijn.

Buffel

Nu 23:22 God is het die hem uitleidde uit Egypte,- hij is als de stootkracht van een buffel voor hem; (NaB)

De Naardense Bijbel vertaalt 'buffel'. De buffel is het grootste holhoornige dier van Afrika. Het is een van de gevaarlijkste dieren. Ze doden in Afrika meer jagers dan welk ander dier. Het beest is niet te temmen.

Sommigen hebben gemeend, dat met reem de buffel bedoeld is, vooral omdat in Job 39:13 gezegd wordt, dat de reem niet met de ploeg als een os kan verbonden worden, en hij toch op andere plaatsen tezamen met de os genoemd wordt.

Neushoorn

Anderen (Aquila en Hieronymus) dachten, op grond van de Septuaginta, aan de rhinoceros, de (eenhoornige) neushoorn. Die kan echter volstrekt niet in bovengenoemde plaatsen van de Bijbel bedoeld zijn.

Meer informatie

Will Kinney, De eenhoorn, op VerhoevenMarc.be. Vertaald en bewerkt door Marc Verhoeven in 2011.

Bronnen

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Eenhoorn. Hieruit is op 6 juni 2014 tekst genomen en verwerkt.

Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Num, 23:22. Hier wordt Winer aangehaald, wiens tekst in dit lemma verwerkt is op 6 juni 2014.