Ezechiël 40
Ezechiël 40 is een hoofdstuk van Ezechiël, een geschrift in de Bijbel, en telt 49 verzen.
■ Hoofdstukken van Ezechiël samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41 |
■ Verzen van Ezechiël 40 becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 5 · 6 · 7 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 28 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 38 · 39 · 40 · 41 · 42 · 43 · 44 · 45 · 46 · 47 · 48 · 49 |
Samenvatting
De voorgebouwen van de nieuwe tempel. 1-4 Inleiding. 5-27 De buitenpoorten met het buitenste voorhof. 28-47 De binnenpoorten met het binnenste voorhof. 48-49 De voorhal van het tempelgebouw.
1
40: 1 In het vijf en twintigste jaar van onze ballingschap, in het begin van het jaar, op de tiende van de maand, in het veertiende jaar nadat de stad geslagen was, op diezelfde dag, was de hand van Jhwh op mij, en Hij bracht mij daarheen. (CP[1])
In het vijf en twintigste jaar van onze ballingschap. Gerekend vanaf de eerste gevankelijke wegvoering in 597 v.C. (het eerste jaar), is het 25e jaar: 573 v.C.[2]
In het begin van het jaar. Ongeveer april[3].
In het veertiende jaar nadat de stad geslagen was. De val van Jeruzalem was in 586 v.C. Het 1e jaar is dan 573 v.C. (586 v.C. is het eerste jaar).
De stad. D.i. Jeruzalem.
2
40: 2 In de gezichten van GODen bracht Hij mij in het land van Israël, en Hij zette mij op een zeer hoge berg; en daaraan was [iets] als een gebouw van een stad, tegen het zuiden. (CP[1])
[Iets] als een gebouw van een stad. Dat was Ezechiëls eerste indruk van de tempel.
3
40: 3 Als Hij mij daarheen gebracht had, ziet, er was een man, wiens aanblik was als de aanblik van koper; en in zijn hand was een linnen snoer en een meetstok; en hij stond in de poort. (CP[1])
Een man enz. Een engel.
Snoer. Of koord.
5
40: 5 En ziet, er was een muur buiten aan het huis, geheel rondom. En in de hand van de man was een meetstok van zes ellen, [elk] van een el en een handbreed. En hij mat de breedte van het bouwsel: één stok, en de hoogte: één roede. (CP[1])
Een muur buiten aan het huis, geheel rondom. De buitenmuur van het hempelcomplex.
Breedte. Te verstaan: de dikte van de muur.
Het bouwsel. De muurbouw, het bouwsel van de buitenmuur.
Eén roede. Eén meetstok van zes ellen, d.i. 6 x ruim 0,5 meter = ruim 3 meter[5].
6
40: 6 Toen kwam hij tot de poort, die de weg naar het oosten zag, en hij ging bij de treden ervan op, en mat de dorpel van de poort: één roede de breedte, en de andere dorpel: één roede de breedte. (CP[1])
Dorpel. Drempel.
De breedte. Naar binnen toe, als je vóór de drempel staat, dus van voor en achter (of andersom), dus niet van links naar rechts (of andersom).
7
40: 7 En [elk] kamertje: één roede de lengte en één roede de breedte; en tussen de kamertjes: vijf ellen; en de dorpel van de poort, bij de hal van de poort van binnen: één roede. (CP[1])
Kamertje. Een wachtkamer of wachtvertrek in de vorm van een nis. "Waarschijnlijk hebben deze vertrekken ten doel toezicht te houden op wie er binnen komen en er uit gaan."[3] "De vertrekken zijn bedoeld voor de bewakers van het terrein en de gebouwen."[6]
De dorpel van de poort, bij het voorhuis van de poort van binnen. De tweede drempel, die van het voorhuis aan het eind van de poort, de binnenste voorhal.
Éen roede. De meetstok van 6 ellen (ruim 3 meter).
9
40: 9 Toen mat hij de [andere] hal van de poort: acht ellen; en zijn posten: twee ellen; en de hal van de poort was van binnen. (CP[1])
Acht ellen.
En haar posten: twee ellen. De zijpilaren zijn twee ellen dik, d.i. ruim 1 meter.
En het voorhuis van de poort van binnen. Deze poorthal, de binnenste voorhal, is aan het eind van de poortgang en geeft toegang tot de buitenvoorhof.
10
40: 10 En de kamertjes van de poort [van] de weg naar het oosten, waren drie van deze en drie van gene zijde; die drie hadden enerlei maat; ook hadden de posten, van deze en van gene zijde, enerlei maat. (CP[1])
De posten. De zijpilaren.
Van deze en van gene zijde. Aan weerskanten van de poortgang. Tussen twee wachtkamertjes was een pilaar.
11
40: 11 Voorts mat hij de wijdte van de deur van de poort: tien ellen; de lengte van de poort: dertien ellen. (CP[1])
De wijdte van de deur van de poort: tien ellen. De poortdeur was 10 ellen breed, d.i. ruim 5 meter.
De lengte van de poort: dertien ellen. D.i. de hoogte, ruim 6,5 meter, "van onderen naar boven gerekend het muurwerk met zijn dak er bij gerekend"[7].
12
40: 12 En er was een afscheiding voor aan de kamertjes, van een el [van deze], en een afscheiding van een el van gene zijde; en [elk] kamertje [was] zes ellen van deze, en zes ellen van gene zijde. (CP[1])
Afscheiding. Het Hebreeuwse woord hier vertaald door 'afscheiding' betekent meestal grens of gebied. Aan de doorgang zijn links en rechts wachtvertrekken, 'kamertjes'. Ze zijn aan de voorzijde deels begrensd, afgescheiden, door een muurtje of hek.
Zes ellen enz. De wachtruimtes aan weerskanten van de doorgang waren elk 6 el (ca. 3 m.).
13
40: 13 Toen mat hij de poort van het dak van het ene kamertje af tot aan het dak van een ander; de breedte was vijf en twintig ellen; deur was tegenover deur. (CP[1])
De breedte van het poortgebouw, van het ene wachtvertrek aan de linkerkant tot het andere wachtvertrek aan de rechterkant, is 25 ellen. De doorgang was 10 ellen breed.
Deur was tegenover deur. De deur van de ingang was tegenover de deur naar de buitenvoorhof.
14
40: 14 Ook maakte hij posten van zestig ellen, namelijk tot de post van de voorhof, geheel rondom de poort. (CP[1])
Posten. Hoge muurposten, 'muurpijlers'[8].
Zestig ellen. D.i. volgens de architect B. Reinders 33,6 meter (zie tekening); volgens de video van Bibliaprints (zie hieronder) 30,6 meter.
15
40: 15 En van het voorste deel van de poort van de ingang, tot aan het voorste deel van het voorhuis van de binnenpoort, waren vijftig ellen. (CP[1])
Het poortgebouw was 50 ellen lang, d.i. volgens de architect B. Reinders 28 meter (zie tekening), volgens de video van Bibliaprints (zie hieronder) 25,4 meter.
16
40: 16 En er waren gesloten vensters aan de kamertjes, en aan hun posten binnenwaarts [gericht], geheel rondom in de poort; zo ook aan de hal; de vensters nu waren rondom binnenwaarts [gericht], en aan de posten waren palmbomen. (CP[1])
Gesloten vensters. In het Hebreeuws wordt voor 'gesloten' een werkwoord gebezigd dat 'sluiten' of 'dichtmaken' betekent. Het gaat om tralievensters: vensters met traliewerk.
En aan hun posten. Ook de muurposten bevatten tralievensters.
Palmbomen. Het Hebreeuwse woord wordt in het Oude Testament alleen gebruikt voor versieringen in de vorm van palmbomen. De NBV'04-vertaling heeft 'palmetten', dit zijn versieringen in de vorm van palmtakken[9]. Sommigen[10] zien de palmbomen niet als schilderingen, maar als palmbomen gestileerde pijlers bij de muurposten.
Jezus werd bij zijn aankomst te Jeruzalem begroet met een grote menigte die palmtakken hadden:
Johannes 12: 12 De volgende dag, toen de grote menigte die naar het feest was gekomen, hoorde dat Jezus naar Jeruzalem kwam, 13 namen zij de takken van de palmbomen en gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer, en: De koning van Israel! (Telos)
De grote menigte voor de troon van God en voor het Lam zal palmtakken in de handen hebben:
Openbaring 7: 9 Daarna zag ik en zie, een grote menigte die niemand kon tellen, uit elke natie en alle geslachten en volken en talen, stond voor de troon en voor het Lam, bekleed met lange witte kleren en met palmtakken in hun handen. (Telos)
Psalm 92: 12 (92:13) De rechtvaardige zal uitbotten als een palmboom; hij zal groeien als een cederboom op Libanon. 13 (92:14) Die in het huis van Jhwh geplant zijn, zal gegeven worden uit te botten in de voorhoven van onze GODen. (CP[1])
17
40: 17 Voorts bracht hij mij in de buitenvoorhof, en ziet, kamers en een plaveisel, gemaakt voor de voorhof, helemaal rondom, dertig kamers [waren er] op het plaveisel. (CP[1])
Buitenvoorhof. Er is ook een binnenvoorhof.
Plaveisel. Een strook plaveisel, die zich aan weerszijden van de poortgebouwen uitstrekte (vs. 18).
Helemaal rondom. Aan alle zijden langs de buitenmuur.
Dertig kamers aan het plaveisel. Aan de oost-, noord- en zuidzijde waren in het geheel 30 kamers, aan elke van de zijden 10 kamers. Aan de westzijde waren geen kamers.
18
40: 18 Het plaveisel nu was aan de zijde van de poorten, tegenover de lengte van de poorten; [dit] was het benedenste plaveisel. (CP[1])
Aan de zijde van de poorten. Het strekte zich uit aan weerszijden van de poortgebouwen.
Tegenover de lengte van de poorten. De strook plaveisel was even breed als de lengte (oftewel diepte) van een poortgebouw, te weten 50 ellen (ca. 25 meter).
Het benedenste plaveisel. Het laagste plaveisel, dat lager gelegen was.
19
40: 19 En hij mat de breedte vanaf de voorzijde van de benedenpoort tot de voorzijde van de binnenvoorhof, van buiten: honderd ellen, oostwaarts en noordwaarts. (CP[1])
Benedenpoort. Elk van de poortgebouwen waardoor men het tempelcomplex binnenkomt lag lager dan de binnenvoorhof met zijn poorten.
Voorzijde. Lett. 'aangezichten'. De voorzijde, d.i. gezien wanneer men zich in de buitenvoorhof bevindt en naar het poortgebouw of de binnenvoorhof kijkt.
Van buiten. Naardense vertaling: 'buitenwijds'. Dus tussen de buitenkanten van poortgebouw en binnenvoorhof gemeten.
Honderd ellen. Ca. 50 meter, dat was de afstand tussen de benedenste poorten en de poorten van de hoger gelegen binnenvoorhof.
Oostwaarts en noordwaarts. Zowel naar het oosten, dus van het westen naar oosten, als naar het noorden, dus van het zuiden naar het noorden. De afstand tussen het binnenvoorhof en de oost-, zuid- en noordpoorten en het plaveisel was overal 100 ellen.
20
40: 20 [Aangaande] de poort nu, die de weg naar het noorden zag, aan de buitenvoorhof, hij mat zijn lengte en zijn breedte. (CP[1])
Nu meet de engel de noordpoort.
21
40: 21 En zijn kamertjes, drie van deze en drie van gene zijde; en zijn posten en zijn hal was naar de maat van de eerste poort; vijftig ellen zijn lengte, en de breedte van vijf en twintig ellen. (CP[1])
Drie van deze en drie van gene zijde. In het poortgebouw waren, evenals in de oostpoort, drie wachtvertrekken aan de ene wand en drie tegenover aan de andere wand.
De eerste poort. De oostpoort.
22
40: 22 En haar vensters en haar hal en haar palmbomen waren naar de maat van de poort, die de weg naar het oosten zag; en men ging daarin op met zeven treden, en haar hal was voor aan die. (CP[1])
Zeven treden. Evenveel als bij de oostpoort.
23
40: 23 De poort nu van het binnenste voorhof was tegenover de poort van het noorden en van het oosten; en hij mat van poort tot poort honderd ellen. (CP[1])
Recht tegenover de beide poorten waren poorten die toegang gaven tot de binnenvoorhof.
Honderd ellen. De afstand tussen de oostpoort en de tegenoverliggende poort van de binnenvoorhof was 100 ellen, insgelijks de afstand tussen de noordpoort en de tegenoverliggende poort.
De zuiderbuitenpoort (24-27)
De zuiderbuitenpoort heeft dezelfde indeling en afmetingen als de oosterbuitenpoort en noorderbuitenpoort.
De zuiderbinnenpoort (28-31)
28
40: 28 Voorts bracht hij mij door de zuiderpoort tot het binnenvoorhof; en hij mat de zuiderpoort naar deze maten. (CP[1])
De zuiderpoort. D.i. de zuiderbinnenpoort, die toegang geeft tot de binnenste voorhof.
En hij mat de zuiderpoort naar deze maten. Deze binnenpoort had dezelfde afmetingen als de andere bezichtigde poorten: 50 ellen lang en 25 ellen breed (zie vs. 29).
30
40: 30 En er was een hal rondom heen; de lengte was vijf en twintig ellen en de breedte vijf ellen. (CP[1])
In afwijking van de tot dusver bezichtigde buitenpoorten waren er bij deze binnenpoort nog andere hallen, die een afmeting hadden van vijfentwintig bij vijf ellen (= 13,12 meter bij 2,62 meter)[10].
31
40: 31 En haar hal was aan de buitenvoorhof, ook waren er palmbomen aan haar posten, en haar opgangen waren van acht treden. (CP[1])
Aan het buitenste voorhof. Aan die kant. Dit is een verschil met de buitenpoorten: de hallen van deze binnenpoort waren niet aan de binnenzijde gelegen, maar naar het buitenste voorhof gericht. Dus de voorhallen van de buiten- én binnenpoorten waren naar dezelfde voorhof, de buitenste, gericht.
Palmbomen aan haar posten. Gelijk de buitenpoorten (vs. 16).
Acht trappen. De buitenpoorten hebben zeven treden. Petrus neemt acht goede zedelijke eigenschappen, die als het ware een trap met acht treden vormen:
2 Petrus 1: 5 Voegt om deze reden echter ook, met inbreng van alle ijver, bij uw geloof de deugd, en bij de deugd de kennis, 6 en bij de kennis de zelfbeheersing, en bij de zelfbeheersing de volharding, en bij de volharding de godsvrucht, 7 en bij de godsvrucht de broederliefde, en bij de broederliefde de liefde. (Telos)
De treden zijn:
- Geloof
- Deugd
- Kennis
- Matigheid of zelfbeheersing
- Lijdzaamheid of volharding
- Godzaligheid
- Broederliefde
- Liefde
Volgens een Schriftverklaarder houdt de ene eigenschap steeds in zich de kiem van de volgende in de opklimming, en dient de volgende eigenschap tot gezonde groei van de voorgaande, "zodat hier inderdaad van een ladder wordt gehandeld"[7].
De oosterbinnenpoort (32-34)
32
40: 32 Daarna bracht hij mij tot het binnenste voorhof, de weg naar het oosten; en hij mat de poort, naar deze maten; (CP[1])
Naar deze maten. Deze binnenpoort, die op het oosten gericht is, had dezelfde afmetingen als de andere bezichtigde poorten: 50 ellen lang en 25 ellen breed (zie vs. 29).
33
40: 33 Ook haar kamertjes en haar posten en haar hal naar deze maten; en zij had vensters ook aan haar hal, geheel rondom; de lengte was vijftig ellen en de breedte vijf en twintig ellen. (CP[1])
Kamertjes. In de vorm van nissen.
Posten. Muurposten, muurpijlers.
Naar deze maten. Dezelfde afmetingen.
En zij had vensters ook aan haar hal. Zowel in de poorthal als in de poort waren rondom vensters.
34
40: 34 En haar hal was aan de buitenvoorhof; ook waren er palmbomen aan haar posten, van deze en van gene zijde; en acht treden [waren] de opgang. (CP[1])
Haar hal was aan de buitenvoorhof. Aan die zijde van de poort, evenals bij de zuiderbinnenpoort.
Ook de andere vermelde hoedanigheden zijn gelijk aan die van de zuiderbinnenpoort.
De noorderbinnenpoort (35-37)
35
40: 35 Daarna bracht hij mij tot de noorderpoort; en hij mat naar deze maten. (CP[1])
Hij mat naar deze maten. Deze poort had dezelfde afmetingen, zie het volgende vers voor de maten.
Spoelkamer en slachttafels (38-)
38
40: 38 Een kamer nu en haar ingang waren bij de posten van de poorten; aldaar waste men het brandoffer. (CP[1])
Bij elk van de binnenpoorten was een spoelkamer: een kamer waar men het brandoffer waste, afspoelde.
Bij de posten van de poorten. 'Poorten', want in het Hebreeuws staat een meervoud. De ingangen van deze vertrekken waren dicht bij de posten (muurposten, muurpijlers) van de poorten.
Een uitleg zegt dat hier alleen sprake is van de noorderbinnenpoort. Een andere uitleg dat wij hier van doen hebben met de oosterbinnenpoort. Dat is, mede gezien het meervoud 'poorten', onaannemelijk[10].
Aldaar waste men het brandoffer. Men spoelde het ingewand en de poten.
39
40: 39 En in de hal van de poort waren twee tafels aan deze en twee tafels aan gene zijde, om daarop te slachten het brandoffer en het zondoffer en het schuldoffer. (CP[1])
Twee tafels aan deze en twee tafels aan gene zijde. Als men de poorthal inkwam, stonden aan weerskanten, dus links en rechts , dicht bij de buitenmuur, twee tafels, die gebruikt werden om de offerdieren daarop te slachten en/of[11] het vlees van de geslachte offerdieren daarop te leggen.
40
40: 40 Ook aan de buitenkant van de hal, waar men opgaat naar de ingang van de poort, aan de noordkant, waren twee tafels; en aan de andere zijde van de hal van de poort waren twee tafels. (CP[1])
Aan de noordkant. Aan de noordelijke buitenkant van de hal van de oosterbinnenpoort, bij de trapopgang.
Aan de andere zijde. Aan de zuidzijde van de trapopgang en de hal.
41
40: 41 Vier tafels van deze, en vier tafels van gene zijde, aan de zijde van de poort, acht tafels, waarop men slachtte. (CP[1])
Twee tafels buiten aan de ene zijde van de hal, twee tafels binnen langs de ene zijwand van de poorthal, twee tafels binnen langs de andere zijwand van de poorthal, twee tafels buiten aan de andere zijde van de hal, in 't geheel 4 x 2 = 8 tafels.
Niet alleen bij de oostelijke binnenpoort, maar bij elke binnenpoort waren acht tafels, die bij het slachten gebruikt werden.
Waarop men slachtte. En het geslachte vlees legde.
42
40: 42 En vier tafels [waren er] voor het brandoffer, uit steen gehouwen; de lengte een el en een halve, en de breedte een el en een halve, en de hoogte een el; en op deze legden zij de gereedschappen waarmee zij het brandoffer en slachtoffer slachtten. (CP[1])
De vier tafels voor het brandoffer waren van gehouwen stenen. Behalve de acht tafels van hout, genoemd in de vorige verzen, waren er ook nog vier stenen tafels, gehouwen uit steen. Deze behouwen stenen, die als tafels dienden voor het brandoffer, stonden bij de trapopgang. Waarschijnlijk, gezien de symmetrie die telkens opmerken, stonden er twee aan elke zijde van de trapopgang[10].
De lengte een el en een halve, en de breedte een el en een halve, en de hoogte een el. Nemen we voor de bedoelde el 52,5 cm[10], dan is anderhalve el gelijk aan 52,5 cm x 1,5 = 78,75 cm.
43
40: 43 En [er waren] haken [van] één handbreedte aan het gebouw bevestigd, geheel rondom. En op de tafels [was] het offervlees. (CP[1])
Haken. ‘Haken’ is een onzekere vertaling[3]. Waarschijnlijk gaat het om instrumenten bedoeld waaraan het geslachte offervee kon worden opgehangen[3] of afgehouwen[12] of om gevild[10] te worden. De Statenvertaler echter heeft aan iets heel anders gedacht: 'haardstenen', stenen platen, op de stenen tafels[13]. En de vertaler van de Petrus Canisius-vertaling denkt aan "een rand" langs alle kanten van de tafels.
Aangenomen dat het haken waren, wat was hun vorm? Eén verklaring houdt het op dubbelhaken, S-vormige haken, die nog altijd in slagerijen gebruikt worden[10]. Een andere verklaring zegt: 'gavelvormige pennen'[12], tanden als van een hooivork.
Aan het gebouw bevestigd, geheel rondom. Een verklaring zegt dat de haken aan de drie buitenmuren van de poorthal waren bevestigd[10]. De Herziene Statenvertaling en de NBV'04-vertaling daarentegen zeggen dat de haken binnenin het poortgebouw waren bevestigd: "in het huis" (HSV), "in het gebouw" (NBV'04).
En op de tafels [was] het offervlees. Het klaargemaakte offervlees echter werd op de tafels gelegd[10].
44
40: 44 En buiten de binnenste poort waren kamers voor de zangers, in het binnenste voorhof, aan de zijde van de noorderpoort; een dan zag op het zuiden, en een was er aan de zijde van de zuiderpoort, ziende op het noorden. (CP[1])
Het lijkt te gaan om twee kamers (zalen, vertrekken) op het binnenste voorhof. Ze bevinden zich aan de zijde van de noorderpoort. Een ervan bevond zich naast de Noorderpoort en had het uitzicht op het zuiden. De tweede kamer lag daar tegenover en bevond zich bij de zuiderpoort en zag uit op het noorden.
45
40: 45 En hij sprak tot mij: Deze kamer, die op het zuiden ziet, is voor de priesters, die de wacht van het huis waarnemen. (CP[1])
En hij. De engel met de meetroede, die Ezechiël geleidde.
Het huis. Het tempelhuis, het huis van God.
De wacht van het huis waarnemen. Volgens een verklaring: alle takken van dienst, welke tempel in stand moeten houden, en voor de ordelijke uitoefening van de eredienst[10].
46
40: 46 Maar de kamer die uitziet op het noorden is voor de priesters die de wacht van het altaar waarnemen; dat zijn de kinderen van Zadok, die uit de kinderen van Levi tot Jhwh naderen om Hem te dienen. (CP[1])
De wacht van het altaar waarnemen. Volgens een verklaring: zorg dragen voor het ritueel slachten en het offeren van de offerdieren.[10]
47
40: 47 En hij mat de voorhof: de lengte honderd ellen en de breedte honderd ellen, vierkant; en het altaar was voor aan het huis. (CP[1])
De voorhof. De binnen- of binnenste voorhof.
De lengte honderd ellen en de breedte honderd ellen, vierkant. Ongeveer 50 x 50 meter in het vierkant. Volgens een uitlegger 52,5 meter in het vierkant[10].
Het altaar was voor aan het huis. Stond recht tegenover de voorzijde van het tempelhuis.
Het tempelhuis (48v)
Het voorportaal (48-49)
48
40: 48 Toen bracht hij mij tot de voorhal van het huis, en hij mat [elke] post van de voorhal, vijf ellen aan deze en vijf ellen aan gene zijde; en de breedte van de poort, drie ellen aan deze en drie ellen aan gene zijde. (CP[1])
[Elke] post van de voorhal. De beide deurposten: de muurpijlers aan weerszijden van de ingang van het voorportaal.
Vijf ellen. Elk van de twee deurposten had een breedte van vijf ellen, ca. 2,5 meter, volgens een uitlegger 2,62 meter[10]. Volgens een andere interpretatie waren de deurposten vijf ellen diep[14][15].
De breedte van de poort, drie ellen aan deze en drie ellen aan gene zijde. De poortdeur bestond uit twee delen van elk drie ellen breed. De breedte van de poort(deur) bedroeg 3 + 3 = 6 ellen, ca. 3 meter, volgens een uitlegger 3,15 meter[10]. Een andere interpretatie zegt dat de muurpijlers elk 3 ellen breed (en vijf ellen diep) waren[16].
Het voorfront van de voorhal had dus een totale breedte van 5 + 3 + 3 + 5 = 16 el[17], ca. 8 meter, volgens een uitlegger 8,40 meter[10].
49
40: 49 De lengte van de voorhal [was] twintig ellen en de breedte elf ellen; en [het was] met treden, die ernaar opvoerden; ook waren er pilaren aan de posten, een aan deze en een aan gene zijde. (CP[1])
De lengte twintig ellen en de breedte elf ellen. De inwendige (binnenwaartse) afmetingen van de voorhal: twintig ellen lang en elf ellen breed, ca. 10 bij 5,5 meter, volgens een uitlegger 10,50 bij 5,77 meter[10]. Een andere interpretatie houdt dat de 20 ellen voor de inwendige breedte van de voorhal en de 11 ellen voor de diepte ervan[16].
De zijmuren van de voorhal hadden dus een dikte van 16 (= 5+3+3+5, het voorfront) minus 11 (inwendige breedte) = 5 gedeeld door 2 = 2,5 ellen, zo'n 1,5 meter, volgens een uitlegger ruim 1,3 meter[10].
Treden, die ernaar opvoerden. Vóór de poort van de voorhal was een trap die toegang verleende tot de poorthal. Volgens de LXX telde de trap tien treden.
Ook waren er pilaren aan de posten, een aan deze en een aan gene zijde. Bij de deurposten (muurpijlers) waren pilaren, overeenkomend met de zuilen Jachin en Boaz van de eerste tempel. die koning Salomo had gebouwd.
Video
De volgende video heeft een vers voor vers animatie van Ezechiël 40. Links bovenin de animatie staat het versnummer. Duur: 6 min. 1 sec. Engelse tekst in de illustraties. Auteur: Bibliaprints.com. Upload op Youtube.com 30 aug. 2012.
Bron
W. Tom, Ezechiël II (zonder jaar). Een deeltje in de serie Paraphrase Heilige Schrift.
Voetnoten
- ↑ 1,00 1,01 1,02 1,03 1,04 1,05 1,06 1,07 1,08 1,09 1,10 1,11 1,12 1,13 1,14 1,15 1,16 1,17 1,18 1,19 1,20 1,21 1,22 1,23 1,24 1,25 1,26 1,27 1,28 1,29 1,30 1,31 1,32 1,33 1,34 1,35 1,36 1,37 1,38 1,39 1,40 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
- ↑ Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987), heeft 573 v.C.
- ↑ 3,0 3,1 3,2 3,3 Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987).
- ↑ De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
- ↑ Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987), geeft 307,5 cm op. De video van Bibliaprint over Ez. 40 (zie verderop) geeft op: 3108 mm.
- ↑ Aantekening in de Groot Nieuws Bijbel.
- ↑ 7,0 7,1 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
- ↑ De NBV'04-vertaling heeft 'muurpijlers'.
- ↑ Zie de definities op https://www.ensie.nl/betekenis/palmetten
- ↑ 10,00 10,01 10,02 10,03 10,04 10,05 10,06 10,07 10,08 10,09 10,10 10,11 10,12 10,13 10,14 10,15 10,16 W. Tom, Ezechiël II (zonder jaar). Een deeltje in de serie Paraphrase Heilige Schrift.
- ↑ In het Hebreeuws wordt een werkwoord voor slachten gebruikt. De Elberfelder vertaling uit 1905 zegt de geslachte offers op de tafels gelegd werden. De Statenvertaling en de Petrus-canisius vertaling zeggen dat de offers daarop geslacht werden.
- ↑ 12,0 12,1 Karl Friedrich Keil, aangehaald in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
- ↑ Ook de video van Bibliaprints interpreteert ze als haardstenen, zie de video op deze pagina.
- ↑ Volgens de Petrus Canisius-vertaling.
- ↑ Ook de video van Bibliaprints - zie verderop - stelt dat de muurpijlers 5 ellen diep waren.
- ↑ 16,0 16,1 Zie de video van Bibliaprints hierna.
- ↑ De Petrus Canisius-vertaling zegt: "De poort was veertien el breed,..." Wat is de reden voor deze vertaling?