Genesis/Hoofdstuk 20

Uit Christipedia
Genesis > Hoofdstuk 20
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Genesis:


Hoofdstuk 20 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

Abraham gaat wonen in Gerar. Abimelech, de koning van Gerar, neemt Sara weg, in de onderstelling dat zij Abrahams ongetrouwde zus is. God plaagt Abimelech en zijn huis en waarschuwt hem in een droom. Abimelech geeft Sarah aan Abraham terug, met verwijt èn geschenken. Op Abrahams voorbede houdt de plaag (ziekte, vruchteloosheid van de vrouwen) op.

Gen. 20:1

Ge 20:1  En Abraham reisde van daar naar het land van het zuiden, en woonde tussen Kades en tussen Sur; en hij verkeerde als vreemdeling te Gerar. (SV)

Kades ... Sur ... Gerar. Zie kaart.

Ligging van Sur (Eng. Shur) en Kades (Eng. Kades-barnea) en het noordelijker gelegen Gerar.

Gen. 20:11

Ge 20:11  En Abraham zeide: Want ik dacht: alleen is de vreze Gods in deze plaats niet, zodat zij mij om mijner huisvrouw wil zullen doden. (SV)

Alleen is de vreze Gods in deze plaats niet. Inmiddels was zij in het huis van Abimelech gekomen (vers 8).

Gen. 20:14

Ge 20:14  Toen nam Abimelech schapen en runderen, ook dienstknechten en dienstmaagden, en gaf dezelve aan Abraham; en hij gaf hem Sara zijn huisvrouw weder. (SV)

Abraham werd begiftigd, zoals eerder Farao hem gedaan had. Als men inziet dat God met iemand is, zal men hem gunstig gezind zijn en geschenken geven. Jezus werd zeer vroeg in zijn leven begiftigd door de magiërs uit het Oosten.

Gen. 20:16

Ge 20:16  En tot Sara zeide hij: Zie, ik heb uw broeder duizend zilverlingen gegeven; zie, hij zij u een deksel der ogen, allen, die met u zijn, ja, bij allen, en wees geleerd. (SV)

Hij zij u een deksel der ogen. Een sluier, ten teken dat zij hem als vrouw toebehoort. Zij moest niet meer loochenen dat zij met Abraham getrouwd was.

Gen. 20:17

Ge 20:17  En Abraham bad tot God; en God genas Abimelech, en zijn huisvrouw, en zijn dienstmaagden, zodat zij baarden. (SV)

God genas Abimelech enz. Er lag kennelijk al een vloek op het huis van Abimelech, uit oorzaak van Sarah. Zie ook volgende vers.