Genesis/Hoofdstuk 26
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal. Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb. |
Genesis:
- Hoofdstuk 1
- Hoofdstuk 11
- Hoofdstuk 12
- Hoofdstuk 13
- Hoofdstuk 14
- Hoofdstuk 15
- Hoofdstuk 16
- Hoofdstuk 17
- Hoofdstuk 18
- Hoofdstuk 19
- Hoofdstuk 2
- Hoofdstuk 20
- Hoofdstuk 21
- Hoofdstuk 22
- Hoofdstuk 23
- Hoofdstuk 24
- Hoofdstuk 25
- Hoofdstuk 26
- Hoofdstuk 27
- Hoofdstuk 28
- Hoofdstuk 29
- Hoofdstuk 3
- Hoofdstuk 30
- Hoofdstuk 31
- Hoofdstuk 32
- Hoofdstuk 33
- Hoofdstuk 34
- Hoofdstuk 35
- Hoofdstuk 36
- Hoofdstuk 37
- Hoofdstuk 38
- Hoofdstuk 39
- Hoofdstuk 4
- Hoofdstuk 40
- Hoofdstuk 41
- Hoofdstuk 42
- Hoofdstuk 43
- Hoofdstuk 44
- Hoofdstuk 45
- Hoofdstuk 46
- Hoofdstuk 47
- Hoofdstuk 48
- Hoofdstuk 49
- Hoofdstuk 5
- Hoofdstuk 50
- Hoofdstuk 6
- Hoofdstuk 7
- Hoofdstuk 8
- Hoofdstuk 9
- Onderwerpen
Hoofdstuk 26 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.
Samenvatting
Kort: Izak gezegend. Ezau's Hethitische vrouwen.
Izak vertrekt om een hongersnood naar Gerar tot Abimelech, de koning der Filistijnen, waar God hem beveelt te blijven en niet naar Egypte te trekken. God vernieuwt hem de beloften aan Abraham gedaan. (2-5). Izak geeft Rebekka voor zijn zuster uit en verontschuldigt zich, als het bedrog ontdekt wordt. Abimelech verbiedt zijn onderdanen, hem enig leed te doen (6-11). Izak, door God gezegend, wordt om zijn voorspoed door de Filistijnen benijd. Zij werpen de putten van Abraham dicht en gelasten Izak te vertrekken (12-16). In het dal van Gerar graaft hij de putten van Abraham weer op. Om de waterputten maken de herders van Gerard ruzie. (17-22). Izak gaat naar Berseba, waar God hem verschijnt en bemoedigt en hem om Abrahams wil zegen belooft. Dan bouwt Izak er een altaar, waar hij de naam van Jahweh aanroept en slaat er zijn tent op. (23-25). Abimelech komt een verbond met hem sluiten (26-31). Oorsprong van de stadsnaam Berseba (32-33). Ezau's Hethitische vrouwen (34-35).
Gen. 26:8
Ge 26:8 En het geschiedde, als hij een lange tijd daar geweest was, dat Abimelech, de koning der Filistijnen, uit het venster keek, en hij zag, dat, ziet, Izak liefkoosde Rebekka zijn huisvrouw. (CP[1])

Liefkoosde. Statenvertaling: 'was jokkende met Rebekka zijn huisvrouw'. 'Jokken' = grappen uithalen. De ene vertaler denkt aan stoeien, dartel spelen, de andere aan liefkozen. De betekenis 'liefkoosde' ligt, gezien de reactie van Abimelech, voor de hand. Broer en zus kunnen nog stoeien. Liefkozen doen getrouwden.
Gen. 26:20
Ge 26:20 En de herders van Gerar twistten met Izaks herders, zeggende: Dit water hoort ons toe! Daarom noemde hij den naam van dien put Esek, omdat zij met hem gekeven hadden. (SV)
Esek. D.i. 'twist'.
Gen. 26:21
Ge 26:21 Toen groeven zij een anderen put, en daar twistten zij ook over; daarom noemde hij deszelfs naam Sitna. (SV)
Sitna. D.i. 'tegenstand'[2].
Gen. 26:22
Ge 26:22 En hij brak op van daar, en groef een anderen put, en zij twistten over dien niet; daarom noemde hij deszelfs naam Rehoboth, en zeide: Want nu heeft ons de HEERE ruimte gemaakt, en wij zijn gewassen in dit land. (SV)
Rehoboth. D.i. 'ruimte'.
Gen. 26:24
Ge 26:24 En de HEERE verscheen hem in denzelven nacht, en zeide: Ik [ben] de God van Abraham, uw vader; vrees niet; want Ik [ben] met u; en Ik zal u zegenen, en uw zaad vermenigvuldigen, om Abrahams, Mijns knechts, wil. (SV)
Verscheen hem. Ook in vers 2.
Gen. 26:29
Ge 26:29 Zo gij bij ons kwaad doet, gelijk als wij u niet aangeroerd hebben, en gelijk als wij bij u alleenlijk goed gedaan hebben, en hebben u in vrede laten trekken! Gij [zijt] nu de gezegende des HEEREN! (SV)
De gezegende des HEEREN. In verzen 3 en 24 had God beloofd Izak te zullen zegenen.
Gen. 26:23
Ge 26:33 En hij noemde denzelven Seba; daarom is de naam dier stad Ber-seba, tot op dezen dag. (SV)
Seba. D.i. 'eed'[3], 'gezworen'[4]
Bron
Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Gen. 26 is onder wijziging verwerkt op 26 aug. 2020.
Voetnoten
- ↑ Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
- ↑ Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 26:21.
- ↑ Volgens de Septuagint. Ook volgens Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.
- ↑ Naardense Bijbelvertaling