Genesis/Hoofdstuk 4

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Genesis 4)
Genesis > Hoofdstuk 4
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Genesis:


Hoofdstuk 4 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Gen. 4:1

Ge 4:1  En Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde, Kaïn, en zeide: Ik heb een man van den HEERE verkregen! (SV)

Bekende. Het kennen hier is een intiem kennen, d.w.z. geslachtsgemeenschap hebben. Zie Bekennen.

Kaïn. De naam betekent "gekregen", "aanwinst". Zie Kaïn. Adam noemde haar 'levengeefster' (zie Eva), maar zij drukt het besef uit dat het leven, dat zij schonk, van God komt. Haar kind was een gave van God. Zij gaf nieuw leven, dat haar van God gegeven was.

Een man. Eva zelf was uit een man, nu is een man, de tweede man, uit háár, uit háár lichaam.

Gen. 4:2

Ge 4:2  En zij voer voort te baren zijn broeder Habel; en Habel werd een schaapherder, en Kaïn werd een landbouwer. (SV)

Habel. Of Abel. De naam betekent 'adem' of 'damp'. Zie Abel. Heeft moeder Eva gedacht aan het levensbeginsel, de adem des levens?

Ge 2:7  En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel. (SV)

Het is God die de mens maakt en geeft (Kain) en in hem de adem (Abel) des levens blaast.

Gen. 4:5

Ge 4:5  Maar Kaïn en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kaïn zeer, en zijn aangezicht verviel. (SV)

Kaïn en zijn offer zag Hij niet aan. Waarom niet? Sommigen menen dat het lag aan de onbloedige aard van het offer. Maar de Schrift zelf suggereert een antwoord:

1Jo 3:11  Want dit is de boodschap die u van het begin af hebt gehoord, dat wij elkaar zouden liefhebben; 1Jo 3:12 niet zoals Kain uit de boze was en zijn broer doodsloeg. En waarom sloeg hij hem dood? Omdat zijn werken boos waren en die van zijn broer rechtvaardig. (TELOS)

Het antwoord is: zijn werken waren boos en die van zijn broer rechtvaardig. Om zijn boze werken was zijn offer Gode niet aangenaam. Ja, hij was 'uit de boze', stond onder invloed van de duivel.

Ontstak Kaïn zeer. Voor eerst in de Bijbel is er sprake van toorn.

Zijn aangezicht verviel. Hij keek zeer chagrijnig. Zijn aangezicht drukte zijn gemoedsgesteldheid uit. Het gelaat is de spiegel van de ziel.

Gen. 4:6

Ge 4:5  Maar Kaïn en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kaïn zeer, en zijn aangezicht verviel. (SV)
Kaïn ziet naar het offeren door zijn broer Abel.

Maar Kaïn en zijn offer zag Hij niet aan. Omdat zijn werken boos waren (1 Joh. 3:11; vgl. Gen. 4:7) en die van zijn broer rechtvaardig.

1Jo 3:11  Want dit is de boodschap die u van het begin af hebt gehoord, dat wij elkaar zouden liefhebben; 1Jo 3:12 niet zoals Kain uit de boze was en zijn broer doodsloeg. En waarom sloeg hij hem dood? Omdat zijn werken boos waren en die van zijn broer rechtvaardig. (TELOS)

Kaïns werken vóór zijn moord waren boos. Het goede deed het niet (vgl. Gen. 4:7). Daarom zag God hem en zijn offer niet aan. Dit was niet te wijten aan de aard van het offer - de schaapherder Abel bracht een bloedig offer, de landbouwer Kaïn een onbloedig offer - maar aan zijn boze werken.

Gen. 4:7

Ge 4:7  [Is] [er] niet, indien gij weldoet, verhoging? en zo gij niet weldoet, de zonde ligt aan de deur. Zijn begeerte is toch tot u, en gij zult over hem heersen. (SV)

De zonde ligt aan de deur. Als een loerende leeuw. De duivel begeerde hem zodanig op te stoken, zijn zondige natuur te prikkelen, dat Kaïn zijn broer zou vermoorden. God waarschuwt hem voor de zonde. Kaïn kon nog nee zeggen tegen de zonde. Hij kon nog afzien van het kwaad dat hij tegen zijn broer bedacht.

Gen. 4:9

Ge 4:9  En de HEERE zeide tot Kaïn: Waar [is] Habel, uw broeder? En hij zeide: Ik weet [het] niet; [ben] ik mijns broeders hoeder? (SV)

Ik weet [het] niet. Kaïn loog. Na de leugen van de Boze is dit de tweede leugen, van een mens, die 'uit de boze was' (1 Joh. 3:12).

Gen. 4:10

Ge 4:10  En Hij zeide: Wat hebt gij gedaan? [daar] [is] een stem des bloeds van uw broeder, dat tot Mij roept van den aardbodem. (SV)

Een stem des bloeds van uw broeder. Het vergoten bloed van Jezus spreekt beter dan dat van Abel.

Heb 12:24  en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond; en tot het bloed van de besprenkeling, dat beter spreekt dan Abel. (Telos)

Het bloed van Abel roept om wraak, het bloed van Jezus spreekt van een nieuw verbond, van reiniging en vergeving van zonden.

Gen. 4:11

Ge 4:11  En nu bent u vervloekt van de aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan, om uws broeders bloed van uw hand te ontvangen. (CP[1])

Vervloekt van de aardbodem.

Het Hebreeuws woord מן (Min), hier vertaald door "van," wordt door sommige uitleggers opgevat in de zin van "boven," door anderen in die van "ten aanschouwen van" en door weer anderen in die van "uitgeworpen van." Calvijn verenigde zich met de laatste opvatting[2]. De vloek wordt nader aangeduid door het volgende vers en vers 14.

Gen. 4:16

Ge 4:16  En Kaïn ging uit van het aangezicht des HEEREN; en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden. (SV)

Nod. Over dit land en de betekenis van de naam, die herinnert aan de omzwerving door Kaïn, zie Nod.

Gen. 4:17

Ge 4:17  En Kaïn bekende zijn huisvrouw, en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij bouwde een stad, en noemde den naam dier stad naar den naam zijns zoons, Henoch. (SV)

Bekende zijn huisvrouw. Had geslachtsgemeenschap met haar.

Zijn huisvrouw. Eén uit de kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen van Adam en Eva. Zie Kaïn.

Voetnoten

  1. Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling
  2. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).