Godzalig is een bijvoeglijk naamwoord dat 'godvrezend' betekent. Het wordt gezegd van een mens ("een godzalig man") en van gedrag ("een godzalige levenswandel").

Godzaligheid is godsvrucht, godvrezendheid, vroomheid.

Enkele godzalige mannen. De Romeinse hoofdman Cornelius was een godzalig man.

Hnd 10:2 Godzalig en vrezende God, met geheel zijn huis, en doende vele aalmoezen aan het volk, en God geduriglijk biddende. (SV)
Hnd 10:2 een vroom man, die met heel zijn huis God vreesde, veel liefdegaven aan het volk gaf en voortdurend tot God bad. (HSV)

Onder zijn soldaten was ook een godzalige soldaat.

Hnd 10:7 En als de engel, die tot Cornelius sprak, weggegaan was, riep hij twee van zijn huisknechten, en een godzaligen krijgsknecht van degenen, die gedurig bij hem waren; (SV)
Hnd 10:7 En toen de engel die tot Cornelius sprak, weggegaan was, riep hij twee van zijn huisslaven, en een vrome soldaat uit hen die steeds bij hem waren; (HSV)

Deugd. Godzaligheid is een deugd.

1Ti 2:2 Voor koningen, en allen, die in hoogheid zijn; opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid. (SV)
1Ti 2:2 voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn, opdat wij een rustig en stil leven zullen leiden, in alle godsvrucht en waardigheid. (HSV)

1Ti 4:7 Maar verwerp de ongoddelijke en oudwijfse fabelen; en oefen uzelven tot godzaligheid. (SV)
1Ti 4:7 Maar verwerp de onheilige en onzinnige verzinsels en oefen uzelf in de godsvrucht. (HSV)

1Ti 6:11 Maar gij, o mens Gods, vlied deze dingen; en jaag naar gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid. (SV)
1Ti 6:11 U echter, o mens die God toebehoort, ontvlucht deze dingen. Jaag daarentegen gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid na. (HSV)

Tit 2:12 En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld; (SV)
Tit 2:12 en leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven, (HSV)

2Pe 1:6 En bij de kennis matigheid, en bij de matigheid lijdzaamheid, en bij de lijdzaamheid godzaligheid, (SV)
2Pe 1:6 aan de kennis zelfbeheersing, aan de zelfbeheersing volharding, aan de volharding godsvrucht, (HSV)

2Pe 1:7 En bij de godzaligheid broederlijke liefde, en bij de broederlijke liefde, liefde [jegens] [allen]. (SV)
2Pe 1:7 aan de godsvrucht broederliefde en aan de broederliefde liefde voor iedereen. (HSV)

2Pe 3:11 Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid! (SV)
2Pe 3:11 Als deze dingen dus allemaal vergaan, hoedanig behoort u dan te zijn in heilige levenswandel en in godsvrucht;

Godzaligheid kan slechts in schijn zijn, slechts uiterlijk zijn. Dat is valse godzaligheid.

2Ti 3:5 Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben. Heb ook een afkeer van deze. (SV)
2Ti 3:5 Zij hebben een schijn van godsvrucht, maar hebben de kracht ervan verloochend. Keer u ook van hen af. (HSV)

Het wonder van genezing dat door de hand van Petrus was niet te danken aan zijn godzaligheid.

Hnd 3:12 En Petrus, [dat] ziende, antwoordde tot het volk: Gij Israëlietische mannen, wat verwondert gij u over dit, of wat ziet gij [zo] sterk op ons, alsof wij door onze eigen kracht of godzaligheid dezen hadden doen wandelen? (SV)
Hnd 3:12 Toen Petrus dat zag, antwoordde hij het volk: Israëlitische mannen, waarom verwondert u zich hierover, of waarom kijkt u ons zo doordringend aan, alsof wij door onze eigen kracht of godsvrucht hebben bewerkstelligd dat deze man nu loopt? (HSV)

"Godzaliglijk" is een bijwoord.

2Ti 3:12 En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden. (SV)
2Ti 3:12 En ook allen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus, zullen vervolgd worden. (HSV)

De Heer kan de godzaligen uit de verzoeking verlossen.

2Pe 2:9 Zo weet de Heere de godzaligen uit de verzoeking te verlossen, en de onrechtvaardigen te bewaren tot den dag des oordeels, om gestraft te worden; (SV)
2Pe 2:9 dan weet de Heere ook nu de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen, maar de onrechtvaardigen te bewaren tot de dag van het oordeel, om gestraft te worden. (HSV)

Bron

Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.