Hadad-Rimmon

Uit Christipedia

Hadad-Rimmon (ook gespeld Hadadrimmon) is een plaats in het dal van Megiddo, Zach. 12:11. Daar werd vroeger gerouwd en dat rouwen is een illustratie van de toekomstige rouwklacht te Jeruzalem over de dood van de Messias.

De plaatsnaam is samengesteld uit ‘Hadad’ = machtig en ‘Rimmon’ = granaatappel. Hadad en Rimmon zijn namen van Syrische afgoden; vandaar dat verklaarders[1] in de plaatsnaam een vernoeming zien. Karl August Dächsel verklaart de betekenis door ‘het bersten van de granaatappel’[2].

De plaats wordt in de Schrift alleen genoemd in Zach. 12:11. De toekomstige rouwklacht in Jeruzalem over de verworpen en gekruisigde Messias wordt vergeleken met de rouwklacht van Hadad-Rimmon.

Zac 12:9 Op die dag zal het gebeuren dat Ik alle heidenvolken die tegen Jeruzalem oprukken, zal willen wegvagen. Zac 12:10 Maar over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik de Geest van de genade en van de gebeden uitstorten. Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven, als [met] de rouwklacht over een enig [kind]; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene. Zac 12:11 Op die dag zal in Jeruzalem de rouwklacht groot zijn, zoals de rouwklacht van Hadad-Rimmon in het dal van Megiddo. Zac 12:12 Het land zal rouw bedrijven, elk geslacht afzonderlijk… (HSV)

De rouwklacht te Hadad-Rimmon is een illustratie van de grote rouwklacht die in Jeruzalem zal uitbarsten wanneer de inwoners inzien dat Israël eertijds zijn eigen Messias heeft omgebracht.

Het is niet zeker waar Hadad-Rimmon lag en welke rouwklacht daar in het verleden heeft plaatsgevonden.

Hadad-Rimmon wordt vereenzelvigd met Rummanah, gelegen op 32° 32’ noorderbreedte, 35° 12’ oosterlengte. Hiëronymus vereenzelvigde Maximianopolis met de plaats Hadad-Rimmon.

Mogelijke ligging van Hadad-Rimmon, op deze kaart ten zuiden van Megiddo

Wat de rouwklacht betreft denken veel uitleggers, christelijke en Joodse, aan de dood van koning Josia. In de vallei van Jizreël sneuvelde de vrome koning Josia in een veldslag tegen de farao van Egypte.

De geschiedenissen van de koningen van Israël en Juda noemen de plaats van de rouwklacht echter niet.

2Kon 23:29 In zijn dagen trok farao Necho, de koning van Egypte, op naar de koning van Assyrië, naar de rivier de Eufraat. Koning Josia ging hem tegemoet; en [de farao] doodde hem in Megiddo, toen hij hem gezien had. 2Kr 35:22 Josia keerde echter zijn gezicht niet van hem af, maar hij vermomde zich, om tegen hem te strijden. Hij luisterde niet naar de woorden van Necho op gezag van God, maar kwam om in het dal van Megiddo te strijden. 2Kr 35:23 De schutters schoten koning Josia echter neer. Toen zei de koning tegen zijn dienaren: Breng mij weg, want ik ben zwaargewond. (HSV)

Een andere hypothese[3] is dat in de plaats een altaar voor de afgod Hadad stond. Deze had trekken van Moloch en zou gelijk Moloch worden vereerd met kindoffers. De rouwklacht op die plaats, die daar van tijd tot tijd klonk, was van de ouders (moeders) en de kinderen.

Een andere mogelijkheid[4] is dat de Syrische afgod Hadad-Rimmon (een dubbelnaam) gelijk is aan de afgod Tammuz, de zoon en bruidegom van de Babylonische Ishtar, de godin van de liefde en de vruchtbaarheid. Tammuz werd in Syrië genoemd Hadad, en geïdentificeerd met de god Rimmon. Tammuz, de jeugdige zonnegod, stierf een vroegtijdige dood, hoewel hij later weer uit de dood opstond. Op veel plaatsen in het Nabije Oosten werd de dood van Tammuz bij herhaling beweend. Zelfs in Jeruzalem zag de profeet Ezechiël op het terrein van de tempel vrouwen wenen om de dood van Tammuz. In de steden van Fenicië werd elk jaar dagen achtereen het feest van Tammuz' dood en opstanding ijverig gevierd. Ook in Hiërapolis en Aleppo stond hij bekend als Hadad of Dadi, terwijl hij in heel Klein-Azië werd aanbeden onder de naam Attys, 'de herder van de blinkende sterren.' In Hadad-Rimmon in de vallei van Jizreël vond dan jaarlijks een rouwen om de dood van Hadad-Rimmon (= Tammuz) plaats, hoewel hij na zijn dood was opgestaan. Dit afgodisch rouwritueel dient als illustratie van de rouw om de gestorven en opgestane Messias. In de illustratie is niet het afgodische aspect, maar de dood, de grote rouw en de opstanding ter zake doend. De Heer Jezus zal verschijnen als de uit de dood opgestane Messias, maar niettemin zal er zwaar om zijn dood gerouwd worden, omdat zijn dood te wijten is aan de verwerping door het volk Israël en omdat Israël eeuwenlange ellende bespaard zou zijn gebleven, als het zijn Verlosser bij zijn eerste komst had aangenomen. 

Voetnoten

  1. Zo de lexica in de Online Bible (Importantia) en S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835). Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.
  2. Aldus Karl August Dächsel in: Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Zach, 12:11. Het Hebreeuws-Nederlands Lexicon van de Online Bible (Importantia) heeft “Hadad van de granaatappels”.
  3. Aldus art. Hadad in Jewish Encyclopedia (1906)
  4. Zie A.H. Sayce, The Hittites, the story of a Forgotten Empire (1890), pag. 209.