Hanna

Uit Christipedia

Hanna was de moeder van de richter-profeet Samuël, 1 Sam. 1:2v.

Hanna brengt haar zoon Samuël bij de priester Eli.

De eigennaam Hanna (Hebr. Channah, Eng. Hannah, Du Hanna, Fr. Anne), die 13x in de Bijbel voorkomt, betekent ‘genade, erbarming’, van het werkwoord chanan, ‘genadig zijn, smeken, zich ontfermen’.

Hanna was de vrouw van Elkana, die, behalve met haar, nog met Peninna gehuwd was. Daar zij lang kinderloos bleef, was haar leven aanvankelijk zeer treurig, te meer daar Peninna niet alleen met kinderen gezegend was, maar haar ook dikwijls met haar onvruchtbaarheid plaagde.

Tot Jahweh de toevlucht genomen hebbend te Silo, komt zij in aanraking met de hogepriester Eli, wiens belofte door de geboorte van Samuël heerlijk en tot haar grote vreugde vervuld wordt. Volgens haar gelofte wordt deze de Heer toegewijd. Naderhand werd Hanna nog van drie zonen en twee dochters moeder.

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma Hanna is op 20 april 2014 verwerkt.