Hebreeën 12

Uit Christipedia

Hebreeën 12 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd. De volgende hoofdstukken van de Brief aan de Hebreeën zijn op Christipedia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:

Hebreeën: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13
Onderwerpen uit de brief: Allerlei · Priester · Tabernakel · Verbond

Samenvatting

Het hele hoofdstuk is een vermaning om zich te versterken in de Heer en vol te houden in de wedloop. De moeite en druk die ons tegenkomt is een tuchtmiddel van God tot ons voordeel. We hebben ook toe te zien dat aan niemand de genade van God ontbreekt.

1

Heb 12:1 Daarom dan ook, daar wij zo’n grote wolk van getuigen rondom ons hebben, laten ook wij alle last en de zonde die [ons] licht omstrikt, afleggen en met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, (Telos)

Wolk van getuigen. Deze wolk zijn de ontslapen heiligen die in hoofdstuk 11 genoemd worden, ons ten voorbeeld, en waarnaar ook verderop verwezen wordt in vers 22 en 23: we zijn genaderd "tot de gemeente van de eerstgeborenen" en "tot de geesten van tot volmaaktheid gekomen rechtvaardigen".

Wij zullen samen de Heer tegemoet gaan in wolken en in wolken met hem verschijnen in deze wereld.

Ze worden 'getuigen' genoemd, wel zeker niet omdat ze waarnemers zouden zijn die ons waarnemen uit het hiernamaals, maar omdat ze 'ervaringsdeskundigen' zijn, die kunnen getuigen van de loop die zijn volbracht hebben, volhardend, in het geloof.

Rondom ons. Als in een stadion of theater met een tribune, vanwaar de toeschouwers de wedlopers gadeslaan.

Last. Afleggen terwille van de wedloop.

Stefanus legde de mantel af.

Zonde. Die zonde omstrikt en brengt de loper ten val. Zie ook vs. 4, dat ons oproep meer tegenstand te bieden tegen de zonde.

2

Heb 12:2 terwijl wij zien op Jezus, de overste leidsman en de voleinder van het geloof, die om de vreugde die voor Hem lag, het kruis heeft verdragen, terwijl Hij de schande heeft veracht, en die is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van God. (Telos)

Zien op Jezus. Ook, maar niet het meest, op de in vers 1 genoemde getuigen, maar bovenal zien op Jezus, die 1e. de overste leidsman en 2e. de voleinder van het geloof en 3e een voorbeeld van doelgerichtheid en lijdzaamheid is. Dat helpt ons vol te houden.

Overste leidsman. Vgl. Mozes, die het volk uitleidde uit Egypte en door de woestijn leidde naar het beloofde land.

Voleinder van het geloof. Hij is Voleinder van het geloof. Hij, de leidsman, leidt ons onderweg, en aan het eind van onze aardse baan, voleindigt hij ons geloof en bekroont hij het met aanschouwen.

Vgl. Jezus' naamgenoot Jozua die het volk in het beloofde land bracht, een voorafschaduwing van onze intocht in het hemelse land.

Om de vreugde die vóór Hem lag. Ook Hij had als mens een hoop, een geloof gericht op de onzienlijke dingen in de toekomst (11:1).

Om ons en om Sion zal Hij zich verheugen.

Sef 3:16  Te dien dage zal tot Jeruzalem gezegd worden: Vrees niet, o Sion! laat uw handen niet slap worden. Sef 3:17  De HEERE, uw God, is in het midden van u, een Held, Die verlossen zal; Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, Hij zal zwijgen in Zijn liefde, Hij zal Zich over u verheugen met gejuich. (SV)

Ook wij mogen vooruitzien in onze wedloop. Ook ons wacht vreugde.

Die is gaan zitten. Na het aflopen van de weg, het volbrengen van de wedloop, na het lopen (vs. 1).

Tijdens zijn omwandeling op aarde heeft Hij gezeten bij de bron van Jakob, waar Hij in gesprek kwam met een Samaritaanse. Aan haar openbaarde Hij zich als de bron van leven.

Het kruis heeft verdragen. Dat hem lichamelijk lijden en schande bracht.

Terwijl Hij de schande heeft veracht. De kruisdood was een schandelijke dood. 's Heren kruislijden was lichamelijk en geestelijk.

Aan de rechterzijde van de troon van God. De Godverlatenheid aan het kruis is opgevolgd door de nabijheid van God. Vergelijk:

Heb 1:3 Deze, die de uitstraling is van zijn heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen en die alle dingen draagt door het woord van zijn kracht, is, nadat Hij door Zichzelf de reiniging van de zonden tot stand heeft gebracht, gaan zitten aan de rechterhand van de Majesteit in de hoge, (Telos)

Dit vers spreekt van lijden en verhoging. Zoals Hij volhardde en verhoogd werd, zo moeten ook wij volharden en zo zullen ook wij verhoogd worden, verheerlijkt worden.

Het beloofde land is voor ons het hemels vaderland. De Heer Jezus zal ons tot volmaaktheid doen komen.

Van lijden tot heerlijkheid. Hiervan spreken ook:

Lu 24:26 Moest de Christus dit niet lijden, en zo in zijn heerlijkheid binnengaan? (Telos)

Flp 2:8 En uiterlijk als een mens bevonden heeft Hij Zichzelf vernederd, gehoorzaam wordend tot de dood, ja, tot de kruisdood. Flp 2:9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam geschonken die boven alle naam is, (Telos)

3

Heb 12:3 Want let op Hem die zo’n tegenspraak door de zondaars tegen Zich heeft verdragen, opdat u niet moe wordt en in uw zielen bezwijkt. (Telos)

Let op Hem. Vs. 2: "terwijl wij zien op Jezus".

Tegenspraak door de zondaars. Zulke tegenspraak ondervonden ook de Hebreeuwse gelovigen in Christus.

Verdragen. Zie ook vs. 2. De Heer Jezus was verdraagzaam.

Moe. Geestelijke moe. Van de tegenspraak der zondaars. De Hebreeuwse christenen had daar ook van te lijden. Moeheid kan leiden tot oververmoeidheid en tenslotte een bezwijken van de ziel. Door op Jezus, ons voorbeeld, te letten, kunnen we volhouden.

Bezwijkt. Zie ook vs. 5, "bezwijkt niet".

4

Heb 12:4 U hebt nog niet ten bloede toe tegenstand geboden in de strijd tegen de zonde, (Telos)

Strijd tegen de zonde. De zonde kan ons, in de wedloop, licht omstrikken (vers 1).

Niet de strijd tegen zondaars, maar tegen de zonde, want onze strijd, zegt Paulus ergens, is niet tegen bloed en vlees. De Hebreeuwse gelovigen bieden onvoldoende weerstand tegen de zonde.

Is de strijd tegen de inwendige of de uitwendige zonde? Allebei. Dood dan uw leden die op de aarde zijn, dat zijn werkingen van het vlees, van de zonde in ons vlees.

Colossenzen 3:5 Doodt dan uw leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is, 3:6  om welke dingen de toorn van God komt over de zonen van de ongehoorzaamheid. 3:7  Ook u hebt vroeger onder hen gewandeld, toen u daarin leefde. 3:8 Maar nu, legt ook u dit alles af: toorn, kwaadheid, boosheid, laster, vuile taal uit uw mond. 3:9  Liegt niet tegen elkaar, daar u de oude mens met zijn daden hebt uitgedaan 3:10  en de nieuwe hebt aangedaan, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het beeld van Hem die hem geschapen heeft. (Telos)

Over de strijd tegen de zonde, zie Zonde.

5

Heb 12:5 en u hebt de vermaning vergeten die tot u als tot zonen spreekt: ‘Mijn zoon, acht de tuchtiging van de Heer niet gering en bezwijk niet als u door Hem bestraft wordt;  (Telos)

U hebt de vermaning vergeten. Ze waren traag geworden in het horen.

Heb 5:11  Over hem hebben wij veel te zeggen, dat ook moeilijk te verklaren is, omdat u traag bent geworden in het horen. (Telos)

Tuchtiging. God heeft alle moeite, druk en tegenstand in de hand. Hij gebruikt ze als een middel tot tuchtiging.

Bezwijk niet. Zie vs. 3.

6

Heb 12:6 want wien de Heer liefheeft, tuchtigt Hij en Hij geselt iedere zoon die Hij aanneemt’. (CP[1])

Dit vers en andere gedeelten maken duidelijk dat lichamelijke straf, lijfstraf, een pak voor de broek, op zichzelf niet verkeerd is. → Tucht

Openbaring 3: 19 Allen die Ik liefheb, bestraf en tuchtig Ik; wees dan ijverig en bekeer u.

Spreuken 3: 11 Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; 12 Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft.

Geselt. Ofwel kastijdt.

Iedere zoon. Vgl. vers 8: "allen".

Die Hij aanneemt. D.w.z. als zoon aanneemt, als zoon erkent, "die men voor zijn echte zoon erkent"[2]. Volgende vers: "God behandelt u als zonen".

7

Hebreeën 12:7  U verdraagt het tot tuchtiging; God behandelt u als zonen; want welke zoon is er die een vader niet tuchtigt? (Telos)

Die een vader niet tuchtigt? Een dergelijke tucht (kastijding) is de natuurlijke taak van een vader.

8

Heb 12:8  Maar als u zonder tuchtiging bent waaraan allen deel hebben, dan bent u bastaarden en geen zonen. (Telos)

Tuchtiging ... waaraan allen deel hebben. Opdat zij deel krijgen aan Gods heiligheid (vs. 10).

Allen. Zie vers 6: "iedere zoon".

Bastaarden. Een bastaard is een kind dat niet uit een wettig huwelijk geboren is. Bastaarden zijn onwettige kinderen, die geen wettige vader toebehoren en dus niet in de eervolle zin van het woord zonen zijn. De schrijver maakt hier onderscheid tussen bastaarden en kinderen, d.i. tussen zonen buiten de echt geboren, die geen recht hebben op de erfenis, noch door de vader als zijn echte kinderen erkend, geliefd en opgevoed worden en de wettige zonen, die hij als zodanig op- en aanneemt en als hem toebehorend liefheeft. Door beide uitdrukkingen is een geheel verschillende verhouding ten opzichte van God uitgedrukt. Beiden, de bastaarden en de kinderen, hebben wel hun bestaan aan God, de Vader van de geesten (vs.9) te danken, maar alleen de laatsten staan in de rechte verhouding, in de wezenlijke kinderlijke relatie tot de Vader van de geesten; slechts aan hen komt de naam "kinderen van God" toe en zij zijn het die God als zodanig aanneemt en erkent.

9

Heb 12:9  Bovendien, wij hadden de vaders van ons vlees om [ons] te tuchtigen en wij hadden ontzag voor hen; zullen wij dan niet veel meer aan de Vader van de geesten onderworpen zijn en leven? (Telos)

De vaders van ons vlees. Onze 'biologische' vaders.

De Vader van de geesten. Mensen zijn geestelijke wezens in die zin dat zij een geest hebben en als geest na hun dood voortbestaan tot de opstanding uit de dood. Zie ook vs. 23:

Heb 12:23  de algemene vergadering; en tot de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen staan opgeschreven, en tot God, de Rechter van allen; en tot de geesten van de tot volmaaktheid gekomen rechtvaardigen; (Telos)

10

Heb 12:10  Zij tuchtigden ons wel voor weinige dagen, naar het hun goed dacht, maar Hij tot ons nut, opdat wij aan zijn heiligheid deel zouden krijgen. (Telos)

Voor weinige dagen. De korte tijd in de opvoeding waarin een kind getuchtigd wordt.

Opdat wij aan zijn heiligheid deel zouden krijgen. Daarom hebben wij deel aan de tuchtiging (vs. 8). 'Heiligheid', inclusief Zijn gerechtigheid (vgl. 11). Heiligheid, Heiliging zij ook ons doel, zie vs. 14.

11

Heb 12:11  Nu schijnt alle tuchtiging wel op het ogenblik zelf geen vreugde maar voor droefheid te zijn, maar daarna geeft zij aan hen die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht van gerechtigheid. (Telos)

Geoefend zijn. Een deel van de oefening vereist het oprichten van slappe handen en verlamde knieën (vs. 11).

Gerechtigheid. Zie ook vs. 10, 'heiligheid'. Het tegendeel is de zonde, die ons licht omstrikt (vs. 1) en waartegen de Hebreeuwse gelovigen te weinig tegenstand hadden geboden (vs. 4). Gerechtigheid is een deel van heiligheid. Door de tuchtiging aan te nemen, ons te laten corrigeren, krijgen we deel aan Gods heiligheid.

Een vreedzame vrucht van gerechtigheid. De tuchtiging moet resulteren in gerechtigheid, die ons in een toestand van vrede en rust brengt. Tegenover deze vrede staan bitterheid en onrust (vs. 15). We hebben naar vrede te jagen (14).

12

Heb 12:12  Daarom, richt op uw slappe handen en uw verlamde knieën (Telos)

In dit en het volgende vers wordt gewezen op onze taak bij tuchtiging. Onze reactie op tuchtiging moet niet zijn: bezwijken, opgeven, de wedloop staken, maar ons sterken in de Heer en Zijn genade en onszelf oprichten. Vergelijk, als het gaat om onze reactie op de rampen en schrikwekkende gebeurtenissen die aan de komst van de Heer voorafgaan: niet het hoofd moedeloos en hopeloos laten hangen, maar hoopvol oprichten.

Lu 21:28  Als nu deze dingen beginnen te gebeuren, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing is nabij. (Telos)

Richt op uw slappen handen.

Sef 3:16  Te dien dage zal tot Jeruzalem gezegd worden: Vrees niet, o Sion! laat uw handen niet slap worden. Sef 3:17  De HEERE, uw God, is in het midden van u, een Held, Die verlossen zal; Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, Hij zal zwijgen in Zijn liefde, Hij zal Zich over u verheugen met gejuich. (SV)

13

Heb 12:13  en maakt rechte paden voor uw voeten, opdat het kreupele niet ontwricht maar veeleer gezond wordt. (Telos)

Maakt rechte paden voor uw voeten. Terwille van de wedloop moeten wij ons ontdoen van last en zonde (vs. 1), maar ook rechte paden voor onze voeten maken. Gaan langs kronkelpaden verslechtert onze toestand, ze werken tegen ons. Tuchtiging moet ons nopen tot het maken van juiste keuzes en het aanpassen van onze levensweg. Als ik bijvoorbeeld een hoereerder ben (16), moet ik mij bekeren.

Opdat het kreupele niet ontwricht ... wordt. Kreupel-zijn is een gebrek, maar ontwrichting van het kreupele verergert de toestand.

14

Heb 12:14  Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging zonder welke niemand de Heer zal zien, (Telos)

Vrede met allen. In tegenstelling tot onrust, bitterheid (15). Vgl. vers 11: gerechtigheid als vreedzame vrucht.

Heiliging. Grieks: hagiasmon. Heiliging is zich reinigen van wat verkeerd is, zich onthouden van het verkeerde en zich toewijden aan God. Zie verzen 1 (last en zonde afleggen), 4 (zonde bestrijden), 10 (deel krijgen aan Gods heiligheid) en 11 (vrucht van gerechtigheid), 15 (bitterheid, die verontreinigt), 16 (tegen hoererij, ongoddelijkheid).

1 Thessalonicen 4:3  Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u zich onthoudt van de hoererij; 1 Thessalonicen 4:4  dat ieder van u zijn eigen vat weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid (Telos)

Zonder welke niemand de Heer zal zien. Zonde maakt de ogen van ons hart troebel, verduistert ons verstand. Wie van ons leidt een volkomen heilig leven? Gelukkig is Christus is onze heiligheid.

1 Corinthiërs 1:30  Uit Hem toch bent u in Christus Jezus, die ons geworden is: wijsheid van Godswege, gerechtigheid, heiliging en verlossing; (Telos)

Hij leidt ons in rechte sporen en heiligt ons. En Gods genade is er; die hebben wij nodig (vs. 15).

15

Heb 12:15  terwijl u erop toeziet dat niet aan iemand de genade van God ontbreekt; dat er geen wortel van bitterheid opschiet en onrust veroorzaakt, en velen daardoor verontreinigd worden; (Telos)

Het gaat, na de zelfzorg hierboven, in vss. 15-17 om herderlijke dienst aan medegelovigen.

De genade van God. Zie ook vers 28 ("Laten wij ... genade vasthouden..."). Gods genade hebben wij nodig hebben voor de wedloop (1), om de zonde te weerstaan (4), de tuchtiging te verwerken (12-13), heilig te leven en de vrede te bevorderen (14), God te dienen op een Hem welbehaaglijke wijze met eerbied en ontzag (28).

Wortel van bitterheid opschiet. De wortel hier is niet iets dat onder de grond blijft, maar opschiet, zich vertoont en door anderen ervaren wordt.

De Heer Jezus is "de wortel van David", een spruit, uit het geslacht van David voortgekomen.

Opb 22:16  Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden om u deze dingen te betuigen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster. (Telos)

Zie Wortel voor het hoofdartikel over dit begrip in de Bijbel.

16

Heb 12:16  dat niet iemand een hoereerder is of een ongoddelijke zoals Ezau, die voor één gerecht zijn eerstgeboorterecht verkocht, (Telos) 

Een ongoddelijke. Een profaan, onheilig persoon. Zie ongoddelijk.

Die voor een gerecht zijn eerstgeboorterecht verkocht. Hij verkwanselde zijn eerstgeboorterecht, hij achtte het gering.

17

Heb 12:17 want u weet dat hij ook daarna, toen hij de zegen wilde erven, verworpen werd, want hij vond geen plaats voor berouw, hoewel hij die met tranen zocht. (Telos)

Hij vond geen plaats voor berouw. 'Voor' of 'van' berouw. Grieks: metanoias, van metanoia = verandering van denken, bekering, berouw. Geen berouw vond hij bij zijn vader Izak: wien het niet berouwde en die geen spijt had van zijn zegening van Jakob. Een andere verklaring zegt: "hij kreeg geen kans meer om het goed te maken", gelijk de NBV'04 vertaalt. Een verklaring die er dichtbij ligt: "Hij kreeg geen kans meer tot inkeer," aldus vertaalt de Groot Nieuws Bijbel.

Het schijnt echter dat Ezau wel degelijk spijt of berouw had, maar dat hij zijn vader niet kon vermurwen.

Zie Gen. 27:34v.

Hoewel hij die met tranen zocht.

Ge 27:34  Toen Ezau de woorden van zijn vader hoorde, gaf hij een zeer luide en bittere schreeuw, en zei tegen zijn vader: Zegen mij, ook mij, mijn vader! (...) Ge 27:38  Daarop zei Ezau tegen zijn vader: Hebt u [alleen maar] deze ene zegen, mijn vader? Zegen mij, ook mij, mijn vader! En Ezau begon luid te huilen. (HSV)

18

Heb 12:18  Want u bent niet genaderd tot [de] tastbare <berg> en [het] brandende vuur, tot donkerheid, duisternis, onweer, (Telos)

De tastbare berg. “Berg” ontbreekt blijkbaar in meerdere handschriften. De beste vertaling is wellicht: “genaderd tot iets tastbaars en een brandend vuur” of "genaderd tot tastbaar en brandend vuur”.

Hebreeën 12:18 Want ge zijt niet gekomen tot iets aanraakbaars en een brandend vuur, tot donkerheid, duisternis en stormwind, (NaB)

Hebreeën 12:18  Want gij zijt niet genaderd tot een tastbaar en brandend vuur, tot donkerheid, duisternis en stormwind, (NBG51)

Welzeker is de berg tastbaar. En als we hierna vers 20 ("zelfs als een dier de berg aanraakt") en vers 22 ("u bent genaderd tot [de] berg Sion") lezen, dan ligt het voor de hand om bij het "tastbare" te denken aan de berg Horeb.

Heb 12:18  Want u bent niet genaderd tot de tastbare berg en het brandende vuur, tot donkerheid, duisternis, onweer, (HSV)

Donkerheid, duisternis. De vertaler van de Leidse vertaling denkt bij 'donkerheid' aan donkere wolken.

Hebreeën 12:18  Gij toch zijt niet gekomen tot iets tastbaars en een brandend vuur met donkere wolken en duisternis, storm, (LEI)

20

Heb 12:20  (want zij konden niet verdragen wat geboden werd: ‘Zelfs als een dier de berg aanraakt, zal het worden gestenigd’; (Telos)

Aanraakt. Zie vs. 18: 'tastbare'.

21

Heb 12:21 en zo vreselijk was het gezicht, dat Mozes zei: ‘Ik ben vol vrees en ik beef zeer’), (Telos)

Mozes woorden vinden wij niet in het Oude Testament. De schrijver had ze vernomen hetzij door goddelijke openbaring of uit overlevering, die door God is bevestigd. De Joodse overlevering zegt dat Mozes beefde toen hij op de berg was en dat hij zijn vrees uitte[3].

Tot wat en wie u genaderd bent (22-24)

22

Heb 12:22 maar u bent genaderd tot de berg Sion; en tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem; en tot tienduizenden van engelen, (Telos)

Genaderd tot de berg Sion. De andere berg was Horeb (Sinaï). Waarschijnlijk wordt 'de berg Sion' hier geestelijk (in de hemel) bedoeld, omdat (1) die berg niet 'tastbaar' (vgl. vers 18) voor ons nu is, en (2) de stad het hemelse Jeruzalem is.

Opb 21:10  En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, die uit de hemel neerdaalde van God (Telos)

Een berg Sion op aarde is wellicht in Opb. 14:1 bedoeld:

Opb 14:1  En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met hem honderdvierenveertigduizend, die zijn naam en de naam van zijn Vader hadden, geschreven op hun voorhoofden. (Telos)

23

Heb 12:23 de feestvergadering; en tot de vergadering van [de] eerstgeborenen, die in [de] hemelen staan opgeschreven, en tot God, [de] Rechter van allen; en tot [de] geesten van [de] tot volmaaktheid gekomen rechtvaardigen; (CP[1])

Feestvergadering. Andere vertalingen hebben bijvoorbeeld 'algemene vergadering' (Telos) of 'feestelijke vergadering" (NBG51). In de Griekse brontekst is het één woord: “paneguris”. Dit komt 1x voor in Nieuwe Testament. Het betekent: 1) een feestelijke vergadering van het hele volk om de openbare spelen of andere plechtigheden te vieren, of 2) openbare feestvergadering, volksfeest[4].

De engelen zullen verheugd zijn, als de gemeente van Christus de hemel is binnengehaald. Ze verheugden zich voorheen al over elke zondaar die zich bekeert.

Lu 15:10  Alzo, zeg Ik ulieden, is er blijdschap voor de engelen Gods over een zondaar, die zich bekeert. (Telos)

De vergadering van de eerstgeborenen. 'Of gemeente van de eerstgeborenen' (Telos). 'Gemeente' is de vertaling van het Griekse woorden 'ecclesia' (vergadering, samenroeping).

God, de Rechter van allen. Die oordeelt (en ook rechtvaardigt), gelovigen en ongelovigen, vromen en goddelozen, heiligen en ongoddelijken. God wordt in het verband voorgesteld als een tuchtigende vader, een rechter, een verterend vuur, en wel daarom, om ons de vreze Gods in te boezemen en ons te bewegen rechte paden te gaan en heilig te leven en de wedloop te volbrengen.

De geesten van de tot volmaaktheid gekomen rechtvaardigen. Deze 'geesten' zijn de zielen zonder opstandingslichaam. We hebben wellicht te denken aan de voorbeelden van geloof, de rechtvaardigen die in het vorige staan vermeld. Zie vs.1: "zo'n grote wolk van getuigen rondom ons".

24

Heb 12:24 en tot Jezus, [de] middelaar van een nieuw verbond; en tot [het] bloed van de besprenkeling, dat beter spreekt dan Abel. (Telos)

Een nieuw verbond. Dat het oude verbond vervangt. Het zal eens met het bekeerde Israël gesloten worden. Zie Verbond.

Het bloed van de besprenkeling. Bij het aangaan van het eerste verbond werd het volk besprenkeld met bloed.

Met het bloed van Jezus wordt iemand in overdrachtelijke zin besprenkeld, zodra hij zich bekeert en in de Heiland gelooft.

Dat beter spreekt dan Abel. Het bloed van Abel roept om wraak, het bloed van Jezus spreekt van verzoening en reiniging van zonden en van de liefde van God die Zijn Zoon zond tot verzoening.

Hebreeën 11: 4 Door het geloof offerde Abel aan God een beter slachtoffer dan Kain, waardoor hij getuigenis verkregen heeft dat hij rechtvaardig was, daar God over zijn gaven getuigenis gaf; en daardoor spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.

Nabeschouwing (22-24)

In dit gedeelte komen aardse en hemelse dingen samen. Aardse dingen zijn: de berg Sion, het nieuwe verbond, Jezus' op aarde vergoten bloed.

In Hebr. 12:1 is sprake van 'een wolk van getuigen'. In het hoofdstuk worden ook groepen (vergaderingen) genoemd: van engelen en van eerstgeborenen.

25

Heb 12:25 Kijkt u uit dat u Hem die spreekt, niet afwijst. Want als zij niet ontkomen zijn, die Hem afwezen die op aarde Goddelijke aanwijzingen gaf, hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem die van de hemelen [spreekt]. (Telos)

Die op de aarde Goddelijke aanwijzingen gaf. Dit verwijst waarschijnlijk naar Mozes, die op aarde aanwijzingen van God bekendmaakte aan het volk, maar tegen wie een opstand uitbrak, die door God werd gesmoord.

Handelingen 7: 38 Dit is degene die in de vergadering in de woestijn met de engel was, die tot hem sprak op de berg Sinai, en met onze vaderen; die levende woorden ontving om ze ons te geven. 39 Onze vaderen wilden hem niet gehoorzaam worden, maar zij stootten hem van zich en wendden zich in hun harten naar Egypte

Meer dan eens is tegen Mozes gemord en moest God het volk straffen.

Sommigen denken dat het mogelijk verwijst naar God, die op de aardse berg Sinaï tot het volk sprak.

Hem die van de hemelen [spreekt]. Dit kan verwijzen naar God, die uit de hemel op de berg Sinaï neerdaalde en tot het volk sprak (vgl. vers 26). Tegelijk verwijst dit naar de Zoon van God, die God reeds openbaarde in het Oude Testament. Waar God verscheen, verscheen de Zoon van God, die het Beeld van God is.

Hebreeën 1: 1 Nadat God vroeger vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij in het laatst van deze dagen tot ons gesproken in de Zoon,

Hebreeën 10: 29 hoeveel zwaarder straf, meent u, zal hij waard geacht worden die de Zoon van God met voeten heeft getreden en het bloed van het verbond waardoor hij geheiligd was, onheilig geacht en de Geest van de genade gesmaad heeft?

Christus is groter dan Mozes.

26

Heb 12:26 Toen deed zijn stem de aarde wankelen; maar nu heeft Hij beloofd en gezegd: ‘Nog eenmaal zal Ik niet alleen de aarde doen beven maar ook de hemel’. (Telos)

Zijn stem. Die van de berg Sinaï klonk.

De aarde wankelen.

Exodus 19: 18 En de ganse berg Sinaï rookte, omdat de HEERE op denzelven nederkwam in vuur; en zijn rook ging op, als de rook van een oven; en de ganse berg beefde zeer.

Richteren 5: 4 HEERE! toen Gij voorttoogt van Seïr, toen Gij daarheen traadt van het veld van Edom, beefde de aarde, ook droop de hemel, ook dropen de wolken van water.

Maar nu enz.

Haggaï 2: 6 Want alzo zegt de HEERE der heirscharen: Nog eens, een weinig tijds zal het zijn; en Ik zal de hemelen, en de aarde, en de zee, en het droge doen beven.

Haggaï 2: 21 Spreek tot Zerubbabel, de vorst van Juda, zeggende: Ik zal de hemelen en de aarde bewegen.

Bij de schepping van een nieuwe hemel en aarde, de vernieuwing van de oude wankelbare schepping (vs. 27), zullen aarde en hemel beven.

27

Heb 12:27 Dit ‘nog eenmaal’ nu duidt de verandering van de wankelbare-als gemaakte-dingen aan, opdat de dingen blijven die niet wankelbaar zijn. (Telos)

Dit ziet op de schepping van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

28

Heb 12:28 Laten wij dus, daar wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, [de] genade vasthouden, en laten wij daardoor God dienen op een [Hem] welbehaaglijke [wijze] met eerbied en ontzag. (Telos)

Laten wij dus, daar wij... De belofte van het eeuwige koninkrijk is een beweegreden voor ons; zij motiveert ons.

[De] genade vasthouden en ... daardoor God dienen. Zie vers 15 ("terwijl u erop toeziet dat niet aan iemand de genade van God ontbreekt").

Een onwankelbaar koninkrijk. Een nog toekomstig rijk. Dit is een onwankelbaar, een blijvend rijk. Te beginnen met het koninkrijk der hemelen gedurende het duizendjarig vrederijk, maar ook daarna. Het onwankelbare koninkrijk zal eens de nieuwe hemel en de nieuwe aarde omvatten: het is van ons (voorzover wij erfgenamen van God zijn) en wij zullen met Hem regeren.

29

Heb 12:29  Immers onze God is een verterend vuur. (Telos)

Vuur dat de ongerechtigheid verteert. In de hel worden de onrechtvaardigen aan vuur blootgesteld. Op hen rust de toorn van God.

Bron

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hebr. 12:8. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 10 aug. 2021.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Telos-vertaling.
  2. D. Harting, Grieks Woordenboek op het Nieuwe Testament (1861-1863). Opgenomen als Grieks-Nederlands handwoordenboek op het Nieuwe Testament in Online Bible (uitgeverij Importantia).   
  3. Aldus John Gill in John Gill's Expositor
  4. Grieks-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.