Homo sapiens erectus

Uit Christipedia

Onze uitgangspunten

Hoe arrogant moet een bijbelgetrouw christen met zijn getuigenis wel niet zijn in de ogen van degene die van God en Zijn Woord in principe niet wil weten of gewoon onbekend daarmee is!

De dienst aan de enige ware God is voor de gelovige immers niet zo maar een vrijblijvende zaak. De hoofdzaken van het geloof zijn niet inwisselbaar voor andere religies of meningen. Het christelijk getuigenis is een getuigenis van feiten en niet van opties en misschientjes. Hoe bescheiden de boodschap van het Godsbestaan en van zonde en genade ook gebracht wordt, het roept bij velen al snel weerstand op. Te meer wanneer men merkt dat opvattingen die in strijd zijn met het Goddelijke Woord (de Bijbel) niet geaccepteerd worden.

Voor hen die niet vertrouwd zijn met de christelijke uitgangspunten, die de basis vormen voor een christelijk wereldbeeld (paradigma), volgen enkele voorbeelden van deze niet inwisselbare principia.

Het betreft o.a.:

het geloof in één almachtige God, Die als God alle eer en aanbidding toekomt.

het geloof dat Hij Zichzelf aan ons bekend maakt door Zijn schepping en door Zijn Woord.

het geloof dat de Bijbel een dossier is van op schrift gestelde Goddelijke bekendmakingen (Goddelijke openbaringen) met getuigenverklaringen als bewijs van waarheid

het geloof dat de Bijbel het enige boek is met Goddelijk gezag

het geloof dat God Zichzelf daarin openbaart als een Drie-een-heid van Vader, Zoon en Heilige Geest

het geloof dat het Goddelijk gezag zich uitstrekt over alles waarover de Bijbel zich uitspreekt

het geloof dat de Bijbel Waarheid is, omdat God almachtig is

het geloof dat wat voor de mens onmogelijk is, God mogelijk kan maken. Dankzij Zijn scheppingskracht kon Hij al het bestaande tot aanschijn roepen. Evenzo kan hij een verloren mensenkind verlossen van eeuwige straf en Zijn schepping vernieuwen. Zijn oordelen over de zonden van de mensen zijn waar, maar evenzo ook Zijn beloften van verlossing door het geloof in Jezus Christus als de beloofde Messias.

Schepping of evolutie

Het laat zich begrijpen dat het voor een bijbelgetrouw christen niet de vraag is of de moderne mens het resultaat is van een evolutie, of voortgekomen is uit het eerste door God volmaakt geschapen mensenpaar, Adam en Eva. Overeenkomstig de Bijbelse informatie is de scheppingsdaad van God niet anders dan een feitelijk gegeven (cq de schepping van Adam en Eva).

Het probleem is dat de wetenschappelijke wereld met betrekking tot de vraag naar de ontstaansgeschiedenis van het leven (en met name de mens) tot geheel andere conclusies komt.

Het wetenschappelijk 'bezig zijn' is gebonden aan duidelijke regels. Uitkomsten met de daaraan verbonden conclusies moeten verifiëerbaar zijn. Vooronderstellingen moeten zo nodig bijgesteld worden. Een allereerste (misschien ook wel voor hen logische) reactie van de zijde van de wetenschap op onze uitgangspunten is dat je voor de oplossing van een vraagstuk over (met name) een geschiedkundig gebeuren niet kunt beginnen met aan de Bijbel ontleende vooronderstellingen.

Met uitzondering van de medegelovigen die door middel van een andere interpretatie zoeken naar een 'tussenoplossing' voor het probleem 'schepping of evolutie', moet gesteld worden dat de onwil om de Bijbel te betrekken bij de geschiedenis van de mens en de aarde groot is. De belangrijkste vooronderstelling van hen die niet met het Goddelijke Woord willen rekenen, is, dat zij niet met God en Zijn Woord willen rekenen. De wetenschappelijke wereld heeft, als alternatieve vooronderstelling voor het geloof in een schepping door God, de evolutiegedachte aanvaard. In een tijd waarin men niet beter wist dat een cel niet meer was dan een soort 'druppeltje behangplaksel', klonk deze vooronderstelling wetenschappelijker, dan het in hun ogen sprookjesachtige verhaal van een scheppende God. Het tegendeel is echter waarheid gebleken.

Toeval bestaat niet

De wetenschap heeft enorme vorderingen mogen maken. Ook het onderzoek naar het functioneren van een levende cel, doet de onderzoeker van de ene in de andere verbazing vallen. De verwondering neemt alleen maar toe, wanneer men de interactie tussen de cellen en de regelmechanismen in het lichaam van een plant of dier (cq de mens) gaat onderzoeken.

Toen het allereerste leven op aarde ontstond, kan het niet anders zijn geweest dan dat duizenden en nog eens duizenden van 'toevalligheden' in één enig moment bij elkaar kwamen om het mechanisme van het leven in een schepsel tot stand te brengen, zodanig dat het schepsel een erfelijke aanleg had, interactie vertoonde binnen zijn cellen tussen de celker n en zijn omgeving, tussen de cellen onderling, tussen de organen onderling, enz., enz., enz., waardoor dat schepsel alle levensverschijnselen (ademhaling, voeding, erfelijkheid, voortplanting, e.d.) kon vertonen.

De conclusie dat dit alles zomaar een beetje toevallig tot stand is gekomen is in strijd met alle menselijke logica.

Het ontstaansproces van het leven moet een volkomen en volmaakt verloop hebben gehad. Ondenkbaar dat het beginnende leven met onvolkomenheden zich zou hebben kunnen handhaven. Of het nu een microscopisch klein celletje of een meercellig organisme betreft, er mocht niets aan mankeren. Alleen al het roterende zweepstaartje van een bacterie (een flagel) is op zich reeds een technisch wonder. Het begin van een soort oog, of een niet functionerend soort kniegewricht, een beetje van dit of te veel van dat, het zou niet hebben gewerkt en niet hebben kunnen bestaan. Hetzelfde geldt voor de regelende systemen, zoals het zenuwstelsel, hormonenstelsel, voortplantingsstelsel, e.d.

Het ontstaan van het leven is niet te herleiden tot een soort toevalligheidje. De evolutiegedachte begint met het eenvoudige en wil eindigen met het gecompliceerde (zoals de regelmechanismen of de zintuigen), maar weet daarbij niet goed oorzaak en gevolg van het ontstaan daarvan logisch te beredeneren. Geleerde en intelligente mensen hebben voor de TV voor de vuist weg wel erg simpele en logisch klinkende verhaaltjes verteld als antwoord op de vraag waarom een beestje, zoveel miljoen jaar geleden, kon veranderen in een ander soort. Ze konden niet anders. Daarmee toonden ze wel aan dat het geloof in evolutie geen volwaardig alternatief is voor het geloof in een Scheppergod, waarvan ook kinderen getuigen (Ps. 8).

Almacht en wijsheid

Achter de scheppingsdaad van God schuilt een soort 'alles-of-niets-principe' (Ps. 33:9). Alleen Goddelijke almacht en wijsheid kan het leven tot stand brengen. Al zouden we van de Bijbel geen weet hebben, dan past ons nochtans slechts één conclusie: 'Dit is Gods Hand!' Zich beroepend op Zijn almacht, waarmee Hij alles schiep, eist God alle eer en aanbidding op (Job 38:4; Ps. 33:8; Jesaja 40:26; Jeremia 10:11-12 en 27:5).

Het is logischer te geloven in de scheppingskracht van God, dan het ontstaan van het leven toe te schrijven aan toevalligheden. De wetenschap aanvaardt de evolutietheorie tegen beter weten in. Ze moet namelijk tegelijkertijd erkennen dat orde, informatie en innovatie in de natuur nooit kunnen ontstaan uit wanorde. 12) Ook moet ze instemmen met de tweede hoofdwet van de thermodynamica, dat alle gesloten systemen de neiging hebben tot wanorde (entropie).

De mens is geen dier

De Bijbel beschrijft ons niet alleen het ontstaan van aparte soorten organismen, maar vermeldt nog eens speciaal het ontstaan van het eerste mensenpaar. Duidelijk wordt aangegeven dat er een onoverbrugbare kloof is tussen mens en dier. Dit wordt benadrukt door het Bijbels gegeven dat Adam en Eva ontstaan zijn door een speciale scheppingsdaad van God. Daarbij waren zij geschapen naar het beeld van God. Adam en Eva kregen een zelfde lichaamsvor m als waarin de beloofde Zoon van God (Jezus Christus) Zich op aarde wilde vertonen, met de daarbij behorende kennis, gerechtigheid en heiligheid. De mens is de enige geschapen soort die in relatie staat met de enige ware God (of hij dat wil of niet) aan Wie hij verantwoording schuldig is. Bovendien kregen Adam en Eva met hun nakomelingen een eeuwigheidsbestemming.

De soort 'mens' heeft volgens de Bijbel, en daarom ook in de christelijke antropologie, een zelfstandige plaats naast de overige schepselen, ondanks fysieke overeenkomsten met hen. Gemeenschappelijke kenmerken tussen planten, dieren en mensen laten zien dat ze allen uit de hand van één Schepper kwamen en allen reacties vertonen op het grote en complexe geheel van biotische en abiotische natuurwetten (invloeden, voortkomend uit de levende en levenoze natuur).

(zie het artikel op Christipedia: Schepping)

De Australopitheken

Alle hedendaagse mensenrassen rekent men biologisch tot één en dezelfde soort. De moderne mens behoort tot het soort 'Homo sapens'. Men heeft bedacht dat de mens ontstaan is na een lange ontwikkeling van veranderingen (evolutie) uit het dierenrijk. Uiteindelijk ontstonden mensaapachtige organismen (nog behorend tot het dierenrijk), de australopitheken, waaruit de mens voortgekomen zou moeten zijn.

De eerste kennismaking met een australopitheek ('Zuidelijke Aap') betrof de vondst van een kleine schedel in een mergelgroeve te Taung (Zuid-Afrika) in 1920. Prof. Raymond Dart schreef de schedel in 1924 toe aan een nieuw soort in de afstammingsreeks naar (overeenkomstig zijn evolutionistische visie) het ontstaan van de moderne mens. Hij meende de schedel toe te moeten schrijven aan een Australopithecus africanus. Geschatte ouderdom 2.250.000 jr oud. Tot op de vondst van Lucy in 1974 (zie hierover verder in de tekst) gold het kind van Taung als een directe voorouder van de mens. Later bleek de laag waarin de schedel werd gevonden jonger te zijn dan eerst werd aangenomen (800.000 jr oud). Vele paleontologen rekenden het kind van Taung daarom tot het menselijk geslacht (Homo sapiens erectus). De ontwikkeling van de schedel bleek echter duidelijk volgroeid en toebehorend aan een vierjarige. Geheel in overeenstemming met de ontwikkeling van een chimpansee. 11)

Volgens de gangbare wetenschap (in het vervolg: (vao) = volgens algemene opvatting/ zoals de wetenschap er momenteel over denkt) zou het menselijk geslacht zich ontwikkeld hebben uit een afsplitsing van een geslacht van australopitheken of australopithecinen. Dit zou hebben plaats gehad ca ruim 3,5 miljoen jaar geleden, toen Australopithecus afarensis op aarde rond liep. Typische vertegenwoordiger van deze groep individuen is Lucy. Van haar is in Ethiopië (regio Afar, tussen Addis Abeba en Djibouti) een groot deel van het skelet gevonden. De handen en de voeten ontbraken. Men schatte de lengte op max 110 cm en de schedelinhoud op 375 ml; ontdekker Donald Johanson. De vondsten (aug 1978) van dezelfde ouderdom te Laetoli in Tanzania betreffen voetafdrukken in vulkanisch as, over een lengte van 70 meter. De afdrukken tonen de kenmerken van een normale menselijke voet (een geprononceerde hiel, grote teen in één lijn met de andere tenen, overlangse voetgewelf). Blijkbaar van een volwassen iemand (een Homo sapiens) met een kind. De ouderdom van de voetafdrukken werd geschat op 3.500.000 jaar. Algemeen gaat men er van uit dat de moderne mens (Homo sapiens) pas 300.000 jaar geleden ontstond. Er bleef daarom slechts één conclusie over: de voetafdrukken waren van een Australopithecus afarensis die in staat was rechtop te lopen, een familielid van Lucy. Daaruit trok men de conclusie dat de Australopithecus afarensis een belangrijke schakel moet zijn geweest naar de ontwikkeling van de mens. 8) Toen de Duitse paleontoloog Hans Reck in 1913 in een zeer oude laag in de Oldoway-kloof het geraamte vond van een modern mens, stond de evolutionistische wereld op zijn kop. Geraamte en laag behoorden tot dezelfde periode. Er was van enige verstoring geen sprake. Hans Reck kon maar tot één conclusie komen: lang voor de verschijning van de neanderdaler-mens leefde Homo sapiens reeds in Afrika. Zo bleef het probleem tot 1931, tot Reck ging samenwerken met L.S.B. Leaky. Er werden nog beenderresten van moderne mensen gevonden. Reck is kort nadien overleden. Leakey verklaarde toen dat alle gevonden resten van moderne mensen in oudere lagen gevonden konden worden vanwege verstoringen, zoals aardbevingen en daarin dus niet thuis hoorden. Evenals bij het probleem 'Lucy en de gevonden voetstappen' is ook hier dus sprake geweest van een conclusie, opgedrongen door een evolutionistische tunnelvisie! 10)

Tijdgenoot van Australopithecus afarensis zou Australopithecus prometheus ('Little Foot') kunnen zijn, gevonden 1997 te Sterkfontein in Zuid-Afrika, ontdekker Dr. Ron Clarke.

Beenderresten van andere ondersoorten australopithecinen bleken van jongere datum te zijn en hebben (vao) geen rol meer gespeeld in de afstamming van de mens. Een uitzondering moet gemaakt worden voor het ondersoort Australopithecus anamensis. Dit ondersoort zou ouder zijn dan Australopithecus afarensis, waaruit de mens voortgekomen zou zijn. Men heeft van hen botscherven gevonden in Kenia en Ethiopië.

Tot de jongere ondersoorten rekent men o.a.:

Australopithecus africanus en Australopithecus aethiopicus (leefde vao tussen 3 en 2 miljoen jaar geleden); Australopithecus sediba

Australopithecus robustus en Australopithecus boisei (leefden vao tussen 2,3 en 1,4 miljoen jaar geleden)

In creationistische kring (zij, die in een schepping geloven) is men er van overtuigd van doen te hebben met uitgestorven apen.

Homo habilis

Het verlangen om dé ideale schakel tussen aap en mens te vinden, leidde er toe dat men theoretisch en fictief een bepaald model voor ogen had omtrent het uiterlijk van deze ultieme missing link. De beroemde evolutionist Haeckel noemde zijn fictieve schakel 'Pithecanthropus alalus' (de 'sprakeloze mens'). De beroemd geworden paleontoloog Louis Leaky hield er eveneens zo'n gedroomde missing link op na. Hij noemde hem 'Homo habilis' (de 'handige mens'). Toen zijn zoon Jonathan Leaky ca 1961 botresten vond van, naar hij meende, een Australopithecus africanus met mogelijk een wat grotere schedelinhoud, noemde zijn vader, Louis Leaky, hem Australopithecus Habilis. Men (Louis Leaky, Philip Tobias en John Napier, Sterkfontein, Zuid Afrika 1964) heeft vervolgens geprobeerd aan de hand van botresten het uiterlijk te construeren van een eerste mensachtige op aarde, zoals zij dachten dat hij er zo uitgezien zou moeten hebben. De reconstructie kreeg (hoe kan het anders!) de naam van Homo habilis ('de handige mens'). Hij had een schedelinhoud van 500-800 cc en zou de maker zijn van de zo genoemde Oldowanwerktuigen in Oost-Afrika, 1.800.000 jaar geleden, in het begin van het vroegpaleolithicum aldaar. Bernard Ngeneo ontdekte in 1972 bij het Turkanameer (Rudolfmeer) een in honderden stukjes gebroken schedel (vondst no 1470). Alan Walker en Meave Leaky reconstrueerden vervolgens de schedel eveneens tot een Homo habilis-schedel.

De reconstructie tot het soort 'Homo habilis' berust echter op te veel aannames, gevoed door de wens om een overgangsvorm te hebben tussen mens en aap. De geestdrift en grote gedrevenheid van met name de familie Leaky, gekoppeld aan de behoefte om de 'ultieme' vondst te hebben gedaan, gaat zeer terecht achterdocht oproepen omtrent de reconstructie tot het soort 'Homo habilis'. 3)

'Veruit de meeste reconstructies van vroege mensen zijn gemaakt op basis van slechts enkele, vaak bij elkaar geraapte beenderen die van meerdere fossielen stammen. Dit is destijds gedaan in de overtuiging dat er altijd een verband is tussen de werking en de vorm van het lichaam, waardoor een enkel voetbotje genoeg zou zijn om te bepalen hoe de rest van het wezen eruitzag.' (opm.: Wat dit laatste betreft, is men wat voorzichtiger geworden.)

Vrouw met Neanderthaler kenmerken.

'De goede fossielen zijn op één hand te tellen.' 2) blz. 12, 13

Homo sapiens neanderthalensis

Volgens algemene opvatting (vao) wordt de naam Homo sapiens sapiens gegeven aan alle mensen, zo ze hedendaags voorkomen. Zij zouden 300.000 jr geleden ontstaan zijn. Zij hadden de vaardigheid om vuursteenknollen te bewerken tot harde en scherpe artefacten (gebruiksvoorwerpen).

Men is gaan zoeken naar botresten van mensachtige wezens, die nog niet het stadium van ontwikkeling hadden bereikt van de moderne mens.

Heel bekend zijn de vele fossiele resten geworden van wat men later de neanderthaler is gaan noemen. Omdat hij nu algemeen gezien wordt als een mens, gelijkwaardig aan de moderne typen en rassen van heden, mag hij de naam krijgen van Homo sapiens neanderthalensis. De neanderthaler mens heeft zich zelfs met hedendaagse typen vermengd. De toevoeging 'neanderthalensis' wil slechts zeggen dat hij zich ten opzichte van anderen onderscheidde door specifieke fysieke kenmerken.

Homo sapiens erectus

Voor ons artikel zijn vooral van belang de vele vondsten, waarvan men vermoedt dat ze ouder zijn dan die van de neanderthaler en bovendien van het menselijk geslacht zijn. De wereldbevolking kende, gelet op de vondsten, vóór de verschijning van de neanderthaler reeds een groot verspreidingsgebied (Azië, Afrika en Europa). Nu men tot de conclusie is gekomen dat de Homo erectus-mensen normale Homo sapiens-mensen zijn, heeft het geen zin al hun zeer aapachtige reconstructies serieus te nemen. Ze zijn eerder misleidend te noemen. Ook de Neanderthaler werd aanvankelijk tot voor kort zeer aapachtig afgebeeld. We wachten nu op betere reconstructies van Homo erectus (rechtopgaande mens)!

Voorbeelden van vondsten van overblijfselen van Homo sapiens erectus, in willekeurige volgorde en van meer of minder belang, zijn: (genoemde perioden zijn vao)

In Azië

Homo sapiens mojokertensis; ontdekker Gustav Heinrich Ralph von Koenigswald; deel van een schedel van een mensachtige gevonden in 1936 te Modjokerto in een kwartaire stratigrafie op Java; leefde 700.000 jr geleden. Ralph von Koenigswald zette in Nederlandsch-Indië het werk voort van Eugène Dubois in de periode 1936-1941.

Homo sapiens soloensis, de Solomens; ontdekker Ralph von Koenigswald 1931 aan de Solo-rivier bij Ngandong, Java

Homo sapiens pekinensis (Sinanthropus pekinensis, Pithecanthropus pekinensis; pithekos=aap, anthropos=mens); ontdekkers 1922 O. Zdansky, twee losse tanden, latere medewerkers Gunnar Anderson, Davidson Black, in 1927-1929 1500 kisten met fossielhoudend gesteente verzameld, afkomstig van ca 50 individuen, leefden 450.000 jaar geleden, vindplaats Zhoukoudian (Chou-Kou-Tien) westelijk van Peking.

– de Javamens (Pithecanthropus erectus, Homo erectus erectus; erectus=rechtop gaand); ontdekker de Nederlander Eugène Dubois 1890-1892; vondst van een menselijke schedel bij Wadjak op Midden-Java; stuk van een menselijke onderkaak uit het Tertiair bij Trinil te Kedung Brubus; aan de oever van de Solo-rivier zuidoost Java in 1891 een paar mensaapachtige tanden, een schedeldak, 1892 een menselijk heupbeen; leefde 700.000 jaar geleden

Pithecanthropus'; ontdekker de Nederlander dr. R. von Koenigswald 1935-1941; te Sangiran (Midden-Java) drie schedels en een onderkaak. Het is vooral deze vondst geweest die aanleiding gaf tot de conclusie dat na vergelijking al de genoemde vondsten in Indonesië gerekend konden worden als behorend tot Pithecanthropus erectus, nu Homo erectus. Homo erectus of ook wel Homo sapiens erectus wordt niet gezien als een schakel, maar als een eerste mens. 'Zijn skelet was dat van een mens, zij het dan ook van een zeer primitief mens, maar stellig niet dat van een aap. 10)

Pithecanthropus robustus; ontdekker R. von Koenigswald 1937 te Sangiran; gedeelte van een massieve schedel plus een boven- en onderkaak, een constructie uit resten van verschillende individuen

Pithecanthropus meganthropus; ontdekker Von Koenigswald 1940 te Sangiran; een enorme onderkaak

Homo sapiens georgicus; vondst 1991-2005 bij Dmanisi in Zuid Georgië; kleine erectusachtige oermensen met geringe schedelinhoud

Homo sapiens floresiensis; vondst in sept 2003 in de grot Liang Bua op Flores (Indonesië), bijnaam 'de Hobbit', waarschijnlijk verdreven door Homo erectus, leefde 70.000 jr geleden; mogelijk afstammelingen van Homo erectus. Volgens anderen een tijdgenoot van Homo sapiens en leefde 15.000 jr geleden. 7)

- Bewoningsresten en drie kleine menselijke tanden te Ubeidiya, 3 km ten zuiden van het Meer van Kinnereth (Meer van Galilea in Palestina). Gevonden artefacten behoren tot de vroege periode van het Acheulien (vroeg paleolithicum, ca 1.400.000 tot 1.700.000 jr geleden.

- Bewoningsresten, 10 km ten noorden van het Meer van Galilea bij Gesher Benot Ya'aqov, bekend als GBY ('Dochters van Jacob-brug'); ontdekkers o.a. Naama Goren-Inbar en Belitzky 1989 tot 1996. De vele Acheulien-artefacten zijn veelal gemaakt uit basalt, typisch voor het Afrikaanse Acheulien; 300.000 tot 790.000 jr geleden; de GBY-cultuur werd opgevolgd door de Mousterien-cultuur van het middenpaleolithicum van de neanderthaler-mens.

In Europa

– de Heidelbergmens (Homo heidelbergensis); vondst te Heidelberg in een zandgroeve bij Mauer, bekend als de 'onderkaak van Mauer' 1907; ontdekker Daniel Hartmann; schedelinhoud van modern mens; maakte scherpe stenen messen ('levalloistechniek'); leefde 400.000 jr geleden. Door sommigen wordt hij de stamouder van de neanderthaler en moderne mens genoemd. Later zijn ook 'heidelbergmensen' in Afrika gevonden. Namen krijgen in de loop van de tijd een wat verschillende invulling. De Europese vondsten (o.a. zoals hier onder genoemd) worden door sommigen gezien als een erfenis van Heidelbergmensen. Zij zijn in Europa de voorgangers geweest van de neanderthaler.

- Homo sapiens heidelbergensis; Spanje, Sima de los Huesos (schedelput)

– schedelrest te Swanscombe: vondst te Earthham Pit bij Boxgrove langs de Thames bij Londen; ontdekker Roger Pederson in 1994; 400.000 jr geleden

– schedel van Steinheim; vondst te Steinheim an der Murr bij Stuttgart in Duitsland; ontdekker Karl Sigrist in 1933; 400.000 jr geleden

– schedel van Fontéchevade; grot bij Angoulème in Frankrijk; 400.000 jr geleden

– schedel van Petralona; grot oostelijk van Thessaloniki in Griekenland; vondst in 1960; 300.000 jr geleden

– schedel en twee onderkaken van Arago bij Tautavel in Zd Frankrijk; vondst in 1969 door Henry de Lumley; 400.000 jr geleden

- grote hoeveelheid beenderresten te Siera de Atapuerca in Spanje; vondst in 1993/1994; ouderdom 400.000 jr

- bewoningsresten van meerdere individuen van 21 woonniveau's te Terra Amata (de naam van een laan: 'Het Beloofde Land') aan de kust bij Nice; ontdekker Henrey Lumeley; 1965, opgravingen 28 jan - 5 juli 1966. Bekend is een voetafdruk. Het zeewaterniveau van de Middellandse Zee was toen beduidend hoger. 2)

in Afrika

Kind van Taung; vindplaats Taung in Transvaal; ontdekker Raymond Dart 1924/1925 (duidelijk verschil van mening over de vraag australopitheek of Homo erectus. Zie hiervoor in de tekst)

Homo sapiens rhodesiensis; vondst in Noord-Rhodesië (nu Zambia) in 1921, in Bloemfontein (Oranje-Vrijstaat, Zuid-Afrika) 1932, bij Kaapstad (Z.-Afrika) 1953; overgangsvorm tussen Homo erectus en Homo sapiens.

Homo sapiens naledi; ontdekker Lee Berger 2013; bij Johannesburg (Zuid-Afrika); 15 personen; leefden ca 280.000 jaar geleden; genoemd naar het grottenstelsel 'Rising Star'. In de grot ontdekte men bij de vondst tekenen van een begrafenisritueel in de vorm van in de rotswand gegraveerde lijnen in een bepaald patroon en een tot gereedschap geslepen stuk rotssteen.

– de Turkana boy; ontdekker Richard Leakey 1984; westelijk van het Turkanameer, Kenia; zeer compleet skelet; leefde 1.600.000 jr gelden. In de periode tussen Lucy (Australopithecus afarensis) en de Turkana boy zijn vrijwel geen fossiele resten bekend. Sommigen willen Australopithecus sediba als overgangsvorm daar tussen plaatsen. 2)

– de Rudolfmens; ontdekker Richard Leakey, bij het Rudolfmeer(Turkanameer) in Kenia

– de Ternifinemens; ontdekker Camille Arambourg; Algerijnse provincie Oran; leefde 700.000-600.000 jr geleden.

Deze lijst is uiteraard verre van volledig, maar geeft misschien aanknopingspunten bij het zoeken naar meer informatie en naar overige vondsten.

Men is tot de conclusie gekomen dat in het verre verleden uiterlijk duidelijke verschillen tussen deze menselijke bevolkingsgroepen moeten zijn voorgekomen. De eerste gevolgtrekking was daarom dat ze na en uit elkaar zijn ge-evolueerd. Homo erectus zou dan na Homo habilis een eerste schakel (gevolgd door andere schakels) zijn geweest tussen Aastralopithecus afarensis en Homo sapiens sapiens.

Zo heeft het hoofd van de Pekingmens kenmerken van de neanderthaler. De schedels van Swanscombe en Steinheim zijn opvallend modern (ook al zijn ze van oudere datum dan de neanderthaler). Homo sapiens floresiensis is bijzonder klein (maar een geringe lengte kan onder mensen voorkomen, vooral als gevolg van ernstige vorm van inteelt). Homo sapiens naledi en Homo georgicus hebben een geringe schedelinhoud (omvang van de hersenen zegt niet alles, als er maar voldoende grijze massa is).

De vele variaties tussen de gemaakte reconstructies geven gemakkelijk aanleiding tot verschillen van mening over de te trekken conclusies. Ook binnen de paleontologie. Afbeeldingen van gemaakte reconstructies kunnen bovendien namelijk zeer suggestief zijn. Geringe aanpassingen aan het uiterlijk (beharing, schedel, opgetrokken bovenlip!) kunnen al iets dierlijks of menselijks aan een reconstructie geven.

Opvallend aan deze vondsten is daarentegen, dat romp en ledematen menselijk zijn. Soms bevestigde de aanwezigheid van gemaakte werktuigen (artefacten) hun menselijke afkomst.

Er is daarom reeds spoedig (vao) reden geweest om hen nu allen te scharen onder de naam Homo sapiens erectus (erectus= rechtop gaand), ook al kwam de ene groep misschien uit de ander voort, leefde men niet gelijktijdig, of woonde men ver uit elkaar en kende men onderling duidelijke verschillen. 1) 2) 5)

Conclusie vao: de oudste menselijke resten worden toegeschreven aan Homo erectus (verscheen voor het eerst 1.900.000 jaar geleden). Homo erectus en Homo neanderthalensis kenden een groot verspreidingsgebied. In de periode van 335.000 tot 236.000 jaar geleden waren ze tijdgenoten. De geschiedenis van het mensdom overziend onderscheidt men (vao) momenteel drie groepen: Homo sapiens erectus, Homo sapiens neanderthalensis, Homo sapiens sapiens. Ze leefden niet exclusief na elkaar, maar gedeeltelijk ook naast elkaar.

Er zijn paleontologen die aan de hand van onderscheidende kenmerken per continent, veronderstellen dat ieder continent een eigen variatie heeft voortgebracht. In Azië zouden dan Homo erectus-mensen geleefd hebben; in Europa Homo antecessor-mensen (antecessor=voorganger) en in Afrika de Homo ergaster-mensen (ergaster=werker).

Men gaat inmiddels ook vraagtekens zetten achter de vooronderstelling dat de eerste Homo erectus-mensen vanuit Afrika naar Europa trokken. De optie Azië als moederland krijgt steeds meer aanhang. Dit vooral vanwege de vondst te Dmanisi, een vondst in Zuid Frankrijk bij Nice (vindplaats Terra Amata), Ubeidiya en Gesher Benot Ya'aqov in Palestina .

Het probleem van de datering

Ook de datering van de gevonden fossiele resten berust op een vooronderstelling, waarmee we ons slecht kunnen verenigen.

Er is een duidelijke samenhang tussen geologie (aardkunde) en biologie. De paleontologie (de leer van de uitgestorven planten en dieren) en de geologie gaan hand in hand samen. Men gaat uit van de gedachte dat processen van sedimentatie, gebergtevorming of klimaatverandering, zo ze heden plaats vinden, ook in het zeer verre verleden in hetzelfde tempo plaats hadden (het zgn actualiteitsprincipe). Men zag daarin een bewijs van het bestaan van een zeer lange periode van ontwikkeling tot een wereld zoals ze nu is. Men schat dat het eerste leven ontstond ca 630.000.000 jaar geleden.

De gedachte dat de aardlagen, waarop we leven, wereldwijd zijn ontstaan langs een zeer geleidelijke weg, is een onlogische gedachte. De vernietiging van de bestaande aardkorst en de opbouw van aardlagen vraagt theoretisch om een heftige oorzaak met heftige gevolgen. Dezelfde redenering is van toepassing op het ontstaan van de gebergten.

We zijn van mening dat het ontstaan van de aardlagen (tijdens de vloed) met de continenten (na de vloed) en de alpiene gebergtevorming (met klimaatveranderingen als gevolg), de twee belangrijkste gebeurtenissen in de geologische geschiedenis van de aarde zijn. Deze twee wereldomvattende catastrofen (cataclysmen) maken tevens onderdeel uit van de geschiedenis der mensheid. Verwijzend naar de hieronder vermelde artikelen, durven we te veronderstellen dat de Homo sapiens erectus-mensen en de Homo sapiens neanderthalensis-mensen zich reeds voor de mislukking van de torenbouw over Europa hadden verspreid.

(Voor meer informatie hierover kunnen we volstaan met een verwijzing naar de volgende artikelen op Christipedia: Zondvloed en het paleozoïcum, Zondvloed en het mesozoïcum, Zondvloed en gebergtevorming, Prehistorie/Nabije Oosten en Europa, Chronologie: Noach tot Abraham )

Vroeger of later verschenen na het mislukken van de torenbouw nieuwe bevolkingsgroepen in Europa. Waarschijnlijk zijn zij met de oudere bewoners onze europese voorvaders geworden.

Volgens de Bijbelse tijdlijn bereikten de alpiene gebergten na 250 jaar, dus ca 3400 voor Christus, toen de torenbouw te Babel mislukte, een dusdanige hoogte dat zij het klimaat sterk konden beïnvloeden. In Europa wordt het koud. De koudeperiode zal duren tot de geboorte van Peleg in 2659 voor Christus. Deze laatste koudeperiode zou mogelijk de Würm-ijstijd genoemd kunnen worden.

Bronnen naast internet:

1) Donald C. Johanson, e.a., De evolutie van de mens (De speurtocht naar ontbrekende schakels) – Natuur en Techniek (Maastricht/Brussel 1981)

2) Hanne-Louise Danielsen (hoofdredactie), Op zoek naar de eerste mens (Breda 2018), een uitgave van Bonnier Publications International.

3) Marvin L. Lubenow, Bones of Contention. A Creationist Assessment of Human Fossils (Grand Rapids 2004)

4) Willem de Visser, Bijbelse Chronologie en Wereldgeschiedenis (Zoetermeer 2016)

5) Edmund White en Dale Brown, De eerste mensen (serie: Het ontstaan der mensheid) Time-Life International B.V. 1975

6) Dr. Stephen Bourke, e.a., The Middle East. The cradle of civilization revealed (Thames & Hudson 2008)

7) Ref.Dagbl. 2 nov 2004

8) Rod Caird, Aapmens, het verhaal van de evolutie van de mens (Antwerpen 1995)

9) Richard E. Leaky, op het spoor van de mens (Utrecht/Antwerpen 1981)

10) Herbert Wendt, op zoek naar de eerste mens (Zeist, Arnhem 1963)

11) Natuurtijdschriften.nl/record/523232

12) B. van den Dikkenberg, recensie in RD 9 sept 2022 van boek Arie Sonneveld, 'Boven tijd en toeval'. (Uitg. Buijten en Schipperheijn Motief)