Hond

Uit Christipedia

De hond komt in de Bijbel naar voren als een onrein en verachtelijk dier. Honden waren en zijn nog steeds de aaseters van Oosterse steden. Ze eten het afval dat in de straten wordt gegooid.

Een Kanaänhond. Dit hondenras komt uit Israël.

Vandaar dat de onreine volken of heidenen worden vergeleken met honden, Ps. 22:16, 20; 59: 6,14.

Ps 22:16 (22-17) Want honden hebben mij omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven. (..) Ps 22:20 (22-21) Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame van het geweld des honds. Ps 22:21 (22-22) Verlos mij uit des leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen. (SV)

De prijs van een hond mocht niet in de schatkist van Gods huis brengen, Deut. 23:18.

De 23:18 U mag geen hoerenloon of hondengeld in het huis van de HEERE, uw God, brengen [ter inlossing] van welke gelofte dan ook, want die zijn beide een gruwel voor de HEERE, uw God. (HSV)

Hazaël, een heiden, zei: "Is uw knecht een hond?" en de meest beledigende bijnaam was een man een dode hond noemen.

Het waren de honden die het lichaam van Izebel aten, en het bloed van Naboth en van Achab oplikten.

In het Nieuwe Testament komt we ‘hond’ evenzo in ongunstige zin voor.

Mt 7:6 Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw parels niet voor de varkens; opdat zij ze niet misschien met hun poten vertrappen en zich omkeren en u verscheuren. (TELOS)

De Heer Jezus maakte een duidelijk onderscheid tussen Gods volk en de buitenstaanders. Gods volk is voor God als kinderen, die bevoorrecht zijn boven de huishondjes, de niet-bevoorrechte heidenen.

Mt 15:22 En zie, een Kananese vrouw die uit dat gebied kwam, riep de woorden: Erbarm U over mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter is ernstig bezeten. Mt 15:23 Hij antwoordde haar echter geen woord. En zijn discipelen kwamen naar Hem toe en vroegen Hem aldus: Stuur haar weg, want zij roept ons na. Mt 15:24 Hij antwoordde echter en zei: Ik ben alleen gezonden tot de verloren schapen van het huis Israels. Mt 15:25 Zij nu kwam en huldigde Hem en zei: Heer, help mij! Mt 15:26 Hij echter antwoordde en zei: Het is niet juist het brood van de kinderen te nemen en het de honden voor te werpen. Mt 15:27 Zij echter zei: Jawel, Heer, want ook de honden eten van de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen. Mt 15:28 Toen antwoordde Jezus en zei tot haar: O vrouw, groot is uw geloof; moge u gebeuren zoals u wilt. En haar dochter werd gezond van dat uur af. (TELOS)

In deze passage wordt het verkleinwoord ‘hondjes’ (‘puppies’) gebruikt. Honden werden vaak als huisdier gehouden totdat ze waren opgegroeid.

De apostel Paulus waarschuwde voor de honden.

Flp 3:2 Kijkt uit voor de honden, kijkt uit voor de boze arbeiders, kijkt uit voor de versnijdenis. Flp 3:3 Want wij zijn de besnijdenis, wij die God dienen door de Geest van God, en in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen; (TELOS)

De bedoelde ‘honden’ zijn misschien de heidense (en/of Joodse) vervolgers. Sommige uitleggers denken aan Joodse valse leraars.

2Pe 2:22 Hun is overkomen wat het ware spreekwoord zegt: ‘De hond is teruggekeerd naar zijn eigen braaksel’, en: ‘De gewassen zeug tot het wentelen in de modder’. (TELOS)

Opb 22:15 Buiten zijn de honden, de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen liefheeft en doet (TELOS)

Bron

A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Dog. De tekst van dit lemma is op 11 aug. 2014 genomen, vertaald en verwerkt.