Jafo
Jafo werd de voornaamste haven van Israël tijdens de regering van Salomo. In het Nieuwe Testament heet zij Joppe. Thans heet de stad Jaffa.
De Hebreeuwse plaatsnaam betekent ‘schoon’, ‘mooi’, van het werkwoord yafa = mooi zijn, schoon zijn, knap (van uiterlijk) zijn. De naam komt 4x in de Bijbel voor. Het Strongnummer is 03305. De Griekse vorm van de naam in het Nieuwe Testament is Joppe. Duits, Engels, Frans: Japho.
De stad ligt aan de zuidwest kust van Israël, in het stamgebied van Dan.
Daar werd over zee aangevoerd cederhout en cipressenhout uit de Libanon gelost voor de bouw van het huis van God en van Salomo's huis in Jeruzalem. Koning Hiram van Tyrus zegde Salomo toe:
2Kr 2:16 En wíj zullen bomen van de Libanon kappen, zoveel als u nodig hebt, en wij zullen die naar u als vlotten over zee naar Jafo brengen. En ú moet ze vandaar overbrengen naar Jeruzalem. (HSV)
Na de Babylonische ballingschap:
Ezr 3:7 Daarom gaven zij geld voor de steenhouwers en voor de ambachtslieden, en eten en drinken en olie voor de Sidoniërs en de Tyriërs, om cederhout te laten komen van de Libanon, over zee naar Jafo, overeenkomstig de vergunning hun [verleend] door Kores, de koning van Perzië. (HSV)
Bron
Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.