Jehu
Jehu is in de Bijbel de naam van verschillende mannen:
1. een nakomeling van Juda;
2. een van de Simeonieten;
3. een der helden van David, uit het geslacht van Saul;
4. een profeet van God, de zoon van Hanani. Koning Baësa van Israël kondigde hij de gehele ondergang van zijn geslacht aan, welke profetie door Zimri vervuld werd. Vele jaren later was hij werkzaam onder de regering van de koning Josafat, die hij met vrijmoedigheid wegens zijn verbond met Achab berispte. Hij is de schrijver van een geschiedkundig werk, waarvan in het tweede boek der Kronieken melding wordt gemaakt;
2Kr 20:34 Het overige nu van de geschiedenis van Josafat, van het begin tot het einde, zie, dat is beschreven in de geschiedenis van Jehu, de zoon van Hanani, die opgenomen werd in het boek van de koningen van Israël. (HSV)
5. een koning over het tienstammenrijk Israël. Hij was de zoon van Josafat en deze was de zoon van Nimsi (2 Kon. 9:2). Jehu zelf wordt ook 'de zoon van Nimsi' genoemd (2 Kron. 22:7).
Geslachtslijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Jehu was koning van Israël gedurende 28 jaren, van het jaar 841-813 vóór Chr.[1].
Hij was door Jahweh, door de profeet Elisa tot koning gezalfd 'om het huis van Achab uit te roeien' (2 Kron. 22:7). Hij trok van Ramoth in Gilead, waar hij aan het hoofd van een vrij grote krijgsmacht stond, naar Jizreël, om het hele geslacht van Achab uit te roeien. Toen hij het oordeel tegen het huis van Achab uitvoerde, doodde hij ook de vorsten van Juda en de zonen van de broers van koning Ahazia - de zoon van Achabs dochter Athalia - die Ahazia dienden (2 Kron. 22:8). Daarna doodde hij Ahazia zelf (2 Kron. 22:9).
Na dit volbracht te hebben verwoestte hij de Baälstempel te Samaria en liet alle Baälspriesters doden. Wel verkreeg hij de goddelijke goedkeuring wegens zijn ijver voor de afschaffing van de afgoderij en zijn gehoorzaamheid aan de goddelijke opdracht, maar zijn wreedheid ging te ver en was te streng. Bovendien liet hij de kalverendienst te Dan en Bethel bestaan. Daar de Syriërs het gehele Overjordaanse gebied aan zijn rijk ontrukten, zien wij dat ook de uitwendige bloei van zijn regering niet groot is geweest. Onder zijn opvolger waren de Syriërs bijna meesters van het gehele land. Jehu stierf te Samaria.
Opvolging. Jehu werd opgevolgd door zijn zoon Joahaz. Slechts vier geslachten na hem (Joahaz t/m Zacharia) zouden op de troon zitten, overeenkomstig het woord van God (2 Kon. 15:12)
2 Koningen 15:12 Dit was het woord van de HEERE dat Hij tot Jehu gesproken had: Er zullen zonen van u tot het vierde geslacht op de troon van Israël zitten. En zo is het gebeurd. (HSV)
Bron
P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Jehu' is op 14 juli 2017 verwerkt.
Voetnoten
- ↑ Volgens een tijdbalk van de Stichting De Oude Wereld (opgegaan in het Logos Instituut). De opgaven van de tijd verschillen. P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling (Haarlem: De erven F. Bohn, 1866) heeft als regeerperiode 881 tot 856 vóór Chr.
- ↑ De jaartallen zijn meerendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).