Jeremia 16

Uit Christipedia

Jeremia 16 is een hoofdstuk van het boek Jeremia. Hieronder is een samenvatting en/of commentaar.

Hoofdstukken van Jeremia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41 · 42 · 43 · 44 · 45 · 46 · 47 · 48 · 49 · 50 · 51 · 52.

Samenvatting

1-4 God gebiedt Jeremia, gezien de komende rampspoed die Juda zal treffen, geen vrouw te nemen en kinderen te hebben. 5-9 Ook moet Jeremia zich onthouden van rouw- en feestgebruiken. De man die op een mens vertrouwt versus de mens die op God vertrouwt. 10-13 Oorzaak van de komende rampspoed en wegvoering. 14-18 God zal de verstrooide Israëlieten terugbrengen in hun land, nadat hun ongerechtigheid en zonde dubbel vergolden is. 19-21 De heidenen zullen belijden dat ze valse goden hebben gediend. God zal zich aan hen bekendmaken.

2

Jer 16:2  U zult u geen vrouw nemen, en u zult geen zonen noch dochteren hebben in deze plaats. (CP[1])

Gezien de komende rampspoed mag Jeremia geen vrouw nemen en kinderen krijgen.

4

Jer 16:4  Zij zullen pijnlijke doden sterven, zij zullen niet beklaagd noch begraven worden, zij zullen tot mest op den aardbodem zijn, en zij zullen door het zwaard en door den honger verteerd worden, en hun dode lichamen zullen het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde tot spijze zijn. (SV)

Zij zullen pijnlijke doden sterven. Een smartelijke dood sterven. Geen zachte, pijnloze dood, maar een pijnlijke. De dood van onze Heiland was een zeer pijnlijke.

5

Jer 16:5  Want zo zegt de HEERE: Ga niet in het huis desgenen, die een rouwmaaltijd houdt, en ga niet henen om te rouwklagen, en heb geen medelijden met hen; want Ik heb van dit volk (spreekt de HEERE) weggenomen Mijn vrede, goedertierenheid en barmhartigheden; (SV)

Het huis desgenen die een rouwmaaltijd houdt. Tegenstelling: een huis van feestgelag (vs. 8).

6

Jer 16:6  Zodat groten en kleinen in dit land zullen sterven, zij zullen niet begraven worden; en men zal hen niet beklagen, noch zichzelven insnijden, noch kaal maken om hunnentwil. (SV)

De 14:1  Gijlieden zijt kinderen des HEEREN, uws Gods; gij zult uzelven niet snijden, noch kaalheid maken tussen uw ogen, over een dode. (SV)

8

Jer 16:8  Ga ook niet in een huis des maaltijds, om bij hen te zitten, om te eten en te drinken. (SV)

Een huis des maaltijds. Een huis waarin een feestgelag plaatsvindt, een vrolijke maaltijd gehouden wordt. Zie volgende vers. Tegenstelling: een huis waarin een rouwmaaltijd gehouden wordt (5).

16

Jer 16:16  Ziet, Ik zal zenden tot veel vissers, spreekt de HEERE, die zullen hen vissen; en daarna zal Ik zenden tot veel jagers, die zullen hen jagen, van op allen berg, en van op allen heuvel, ja, uit de kloven der steenrotsen. (SV)

Men kan dit vers als een belofte of als een bedreiging verstaan. Is het een belofte, dan zijn de vissers en jagers dienaren en werktuigen van God, die werkzaam zullen zijn tot hervergadering van Israël. Waarschijnlijker echter, gezien de volgende verzen, is het vers een bedreiging. "De vijanden, die de inwoners van Juda uit hun land zullen verdrijven, worden hier onder het beeld van vissers en jagers voorgesteld." (Carl Friedrich Keil)

17

Jer 16:17  Want Mijn ogen zijn op al hun wegen; zij zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen, noch hun ongerechtigheid verholen van voor Mijn ogen. (SV)

Ook nog in de tijd van zijn tijdelijke verstoting zijn de ogen van Jahweh op Israël gericht zijn, om het eindelijk weer in genade aan te nemen.

18

Jer 16:18  Daarom zal Ik eerst hun ongerechtigheid en hun zonde dubbel vergelden, omdat zij Mijn land ontheiligd hebben; zij hebben Mijn erfenis met het dode lichaam van hun verfoeiselen en van hun gruwelen vervuld. (CP[1])

Eerst. Het woord "eerst" laat doorschemeren, dat er achter de Babylonische ballingschap nog een andere ligt, die, in welke Israël zich sedert de tweede verwoesting van Jeruzalem (70 n.C.) en zijn verstrooiing door de gehele wereld bevindt. Inderdaad was die tweede straf veel zwaarder en doortastender dan de eerste, welke het volk ten tijde van Jeremia wachtte. Daardoor valt dan ook op de belofte van terugkeer naar het land Israël, verborgen in vs. 16-17, een nieuw licht.

Met het dode lichaam van hun verfoeiselen en van hun gruwelen. Al hun afgoden en afgodische offeranden zijn voor God gelijk een lijk, een kadaver.

Le 26:30  En Ik zal uw hoogten verderven, en uw zonnebeelden uitroeien, en zal uw dode lichamen op de dode lichamen uwer drekgoden werpen; en Mijn ziel zal aan u walgen. (SV)

19

Jer 16:19  O HEERE! Gij zijt mijn Sterkte, en mijn Sterkheid, en mijn Toevlucht ten dage der benauwdheid; tot U zullen de heidenen komen van de einden der aarde, en zeggen: Immers hebben onze vaders leugen erfelijk bezeten, [en] ijdelheid, waarin toch niets was, dat nut deed. (SV)

Leugen erfelijk bezeten, ijdelheid, waarin toch niets was, dat nut deed. Te denken valt aan de godsdienst van de Islam en de evolutietheorie over de afkomst van de mens.

Bron

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jer. 16:18. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 23 feb. 2022.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.