Jeremia 27

Uit Christipedia

Jeremia 27 is een hoofdstuk van het boek Jeremia. Hieronder is een samenvatting en/of commentaar.

Hoofdstukken van Jeremia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41 · 42 · 43 · 44 · 45 · 46 · 47 · 48 · 49 · 50 · 51 · 52.

Samenvatting

Jeremia maant naburige volken en Juda om te buigen onder Babels juk. 1-6 Jeremia krijgt bevel een juk te vervaardigen en zelf aan te doen, om vervolgens daarmee de koningen van vijf naburige volken door hun te Jeruzalem aanwezige gezanten te vermanen tot onderdanigheid aan de koning van Babel, door God tot hun opperheer verheven. 8-11. Hun wacht de ondergang, indien zij horen naar hun waarzeggers die opstand aanraden; alleen in onderwerping is behoud. 12-22 Dezelfde boodschap brengt Jeremia aan koning Zedekia, met dezelfde waarschuwing tegen leugenprofeten. Ook de priesters en het volk waarschuwt hij tegen de profeten die spoedige terugkeer van het door Nebukadnezar geroofde tempelgereedschap beloven; zij moesten liever smeken om behoud van het overgeblevene; want ook dit is bestemd naar Babel te worden weggevoerd.

1

Jer 27:1 In het begin des koninkrijks van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, geschiedde dit woord tot Jeremia, van den HEERE, zeggende: (SV)

Jojakim. Sommigen menen dat hier moet staan: Zedekia; vgl. 28:1.

Jer 28:1  Voorts geschiedde het in hetzelfde jaar, in het begin des koninkrijks van Zedekia, koning van Juda, in het vierde jaar, in de vijfde maand, [dat] Hananja, zoon van Azur, de profeet, die van Gibeon was, tot mij sprak, in het huis des HEEREN, voor de ogen der priesteren en des gansen volks, zeggende: (SV)

In het begin. In het vierde jaar, zie aangehaalde vers 28:1.

7

Jer 27:7  En alle volken zullen hem, en zijn zoon, en zijns zoons zoon dienen, totdat ook de tijd zijns eigenen lands kome; dan zullen zich machtige volken en grote koningen van hem doen dienen. (SV)

Zijn zoon. Evilmerodach)

Zijns zoons zoon. De zoon van zijn zoon, een kleinzoon. Het is niet duidelijk wie deze kleinzoon is geweest. Volgens sommigen was het Belsazar.

Bron

Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Jer. 27 is onder wijziging verwerkt op 1 juli 2022.