Jeremia 34

Uit Christipedia

Jeremia 34 is een hoofdstuk van het boek Jeremia. Hieronder is een samenvatting en/of commentaar.

Hoofdstukken van Jeremia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40 · 41 · 42 · 43 · 44 · 45 · 46 · 47 · 48 · 49 · 50 · 51 · 52.

Samenvatting

1-7 Tijdens het beleg van Jeruzalem door Nebukadnezar wordt Jeremia tot koning Zedekia gezonden, om hem aan te kondigen dat Jeruzalem verwoest zal worden en hijzelf in de macht van de koning van Babel geleverd zal worden. Zedekia krijgt daarbij de belofte dat hij in vrede zal sterven en een eervolle begrafenis zal krijgen. 8-22 Zedekia maakt een verbond met de bewoners van Jeruzalem om de Joodse slaven vrij te laten. Nadat zij de slaven hebben vrijgelaten, breken zij de belofte, daar zij de slaven wederom onderwerpen. Nu treedt de profeet Jeremia in de naam des Heeren op, houdt hun de wet over de bevrijding van de slaven en hun trouweloze bondbreuk voor, en verkondigt hun het Goddelijk vonnis daarover, namelijk het terugkeren der Chaldeëen, de overlevering van de Jeruzalemmers aan hen, de verwoesting van Jeruzalem en de steden van Juda.

5

Jer 34:5  U zult sterven in vrede, en naar de brandingen van uw vaders, de vorige koningen, die voor u geweest zijn, zo zullen zij over u branden, en u beklagen, [zeggende]: Och heer! want Ik heb het woord gesproken, spreekt Jahweh. (CP[1])

Naar de brandingen van uw vaderen. De vuren bij de begrafenis van een koning. Ook genoemd 'dodenvuur', 'rouwvuur' of 'begrafenisvuur'. Daarbij werd uit eerbetoon reukwerk verbrand. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij de begrafenis van koning Asa van Juda:

2Kr 16:14  En zij begroeven hem in zijn graf, dat hij voor zich gegraven had in de stad Davids, en leiden hem op het bed, hetwelk hij gevuld had met specerijen, en dat van verscheidene soorten, naar apothekerskunst toebereid; en zij brandden over hem een gans grote branding. (SV)

15

Jer 34:15  Gijlieden nu waart heden wedergekeerd, en hadt gedaan, dat recht is in Mijn ogen, vrijheid uitroepende, een iegelijk voor zijn naaste; en gij hadt een verbond gemaakt voor Mijn aangezicht, in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is. (SV)

Het huis dat naar Mijn Naam genoemd is. De tempel te Jeruzalem is het huis van God, het huis van Jahweh. Zo spreekt ook Jeremia zelf van "het huis van Jahweh".

Jer 36:5  En Jeremia gebood Baruch: Ik word tegengehouden, ik kan niet in het huis van de HEERE komen. Jer 36:6  Daarom moet u zelf gaan en uit de rol voorlezen waarop u uit mijn mond de woorden van de HEERE hebt opgeschreven, ten aanhoren van het volk [in] het huis van de HEERE op de vastendag. U moet ze ook voorlezen ten aanhoren van alle Judeeërs die uit hun steden komen. (HSV)

Een ander voorbeeld van "het huis van Jahweh":

Ex 23:19  De eerstelingen van de eerste vruchten van uw land moet u in het huis van de HEERE, uw God, brengen. U mag een bokje niet koken in de melk van zijn moeder. (HSV)

Voetnoot

  1. Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.