Jhwh/Jhwh onze gerechtigheid

Uit Christipedia
Jhwh > Jhwh onze gerechtigheid

'Jhwh onze gerechtigheid' ('Jahweh onze gerechtigheid', 'de HEER onze gerechtigheid') is de naam die aan de Messias en aan de stad Jeruzalem zal worden toegekend. In het Hebreeuws: Jahweh Tzidkenoe. De naam komt 2x voor en wel in het bijbelboek Jeremia.

De Koning

De eerste maal wordt de naam 'de HEER onze gerechtigheid' toegekend aan de Messias, die in de toekomst zal regeren.

Jer 23:1 Wee den herderen, die de schapen Mijner weide ombrengen en verstrooien! spreekt de HEERE. Jer 23:2 Daarom zegt de HEERE, de God Israels, alzo van de herderen, die Mijn volk weiden: Gijlieden hebt Mijn schapen verstrooid, en hebt ze verdreven, en hebt ze niet bezocht; ziet, Ik zal over u bezoeken de boosheid uwer handelingen, spreekt de HEERE. Jer 23:3 En Ik zal het overblijfsel Mijner schapen Zelf vergaderen uit al de landen, waarhenen Ik ze verdreven heb; en Ik zal ze wederbrengen tot hun kooien, en zij zullen vruchtbaar zijn, en vermenigvuldigen. Jer 23:4 En Ik zal herderen over hen verwekken, die ze weiden zullen; en zij zullen niet meer vrezen, noch verschrikt worden, noch gemist worden, spreekt de HEERE. Jer 23:5 Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; Die zal Koning zijnde regeren, en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid doen op de aarde. Jer 23:6 In Zijn dagen zal Juda verlost worden, en Israel zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De HEERE: ONZE GERECHTIGHEID. Jer 23:7 Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat zij niet meer zullen zeggen: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft, Die de kinderen Israels uit Egypteland heeft opgevoerd. Jer 23:8 Maar: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft, Die het zaad van het huis Israels heeft opgevoerd, en Die het aangebracht heeft uit het land van het noorden, en uit al de landen, waarheen Ik ze gedreven had! want zij zullen wonen in hun land. (SV)

De rechtvaardige nakomeling van David zal genoemd worden ‘Jahweh Tzidkenoe’. Deze naam van de toekomstige koning bevat de eigennaam Jahweh. De eigennaam Jahweh betekent ‘Die is’. ‘Tzidkenoe’ betekent ‘onze gerechtigheid’. Deze betekenissen samenvoegend komen we tot: ‘Die is - onze gerechtigheid’. God is en zal zijn onze gerechtigheid. Wanneer Israël hersteld is en in vrede woont, zal hij de Gezalfde "Jahweh onze gerechtigheid" noemen. Hierdoor zal tot uitdrukking worden gebracht, dat het niet eigen verdienste is om in vrede te mogen wonen, maar dat God op grond van het werk van Christus hen de mantel der gerechtigheid heeft omgedaan en zij dus in Zijn heilige tegenwoordigheid kunnen verkeren.

Jes 61:10  Ik ben zeer vrolijk in de HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen van het heil, de mantel van gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan, zoals een bruidegom zich bekleedt met priesterlijk [hoofd]sieraad, en een bruid zich tooit met haar sieraden. (HSV)

De naam ‘Jahweh onze gerechtigheid’ zal niet tot een nieuwe of andere eigennaam dienen, maar tot een bijnaam die de drager karakteriseert[1]. Salomo kreeg om Gods wil de bijnaam Jedidjah, ‘beminde van de HEER’. ‘Salomo’ was de gewone persoonsnaam, ‘Jedidjah’ de veelzeggende bijnaam.

2Sa 12:24 Daarna troostte David zijn huisvrouw Bathseba, en ging tot haar in, en lag bij haar; en zij baarde een zoon, wiens naam zij noemde Salomo; en de HEERE had hem lief, 2Sa 12:25 En zond heen door de hand van den profeet Nathan, en noemde zijn naam Jedid–jah, om des HEEREN wil. (SV)

Dat ‘de HEER onze gerechtigheid’ niet als een persoonlijke eigennaam bedoeld is, blijkt ook hieruit dat de naam elders aan de stad Jeruzalem wordt toegekend (zie hieronder). Wie is de rechtvaardige Spruit die de naam 'de HEER onze gerechtigheid' zal krijgen? Dat is de Heer Jezus. Door Hem heeft God ons, die zondaars waren, gerechtigheid geschonken. Jezus is ons geworden: gerechtigheid van Godswege.

1Co 1:30 Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, gerechtigheid, heiliging en verlossing, (SV)

Merk op dat de naam voor de rechtvaardige koning niet luidt: Jahweh Tzidki, ‘de HEER mijn gerechtigheid’. De naam is ‘de HEER onze gerechtigheid.’ God is de gerechtigheid van het volk. Niemand heeft de gerechtigheid van de wet vervuld, ondanks de verzekering:

De 6:25 En het zal ons gerechtigheid zijn, als wij zullen waarnemen te doen al deze geboden, voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, gelijk Hij ons geboden heeft. (SV)

Niemand is rechtvaardig gebleken, dan alleen de zoon van God. Hij heeft alle geboden van God waargenomen en Gods zendingsopdracht vervuld. Aan het kruis kwam hij in het oordeel van de hoogste Rechter en boette daar onze ongerechtigheid en betaalde onze schuld. Hij zal gerechtigheid oefenen wanneer hij Israel tuchtigt en verlost en Israels vijanden verslaat. De Heiland der wereld, de enig Rechtvaardige, zal velen rechtvaardig maken. Hij is hun gerechtigheid.

Jes 53:11 Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien, [en] verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. (SV)

Hij verschaft thans aan hen die in Hem geloven Gods gerechtigheid, ja Hij wordt zelf tot deze.

Het hoofdwoord ‘HEER’ (Jahweh) in de naam ‘de HEER onze gerechtigheid’ mogen we in het licht van het Nieuwe Testament nemen als een aanduiding dat de rechtvaardige koning de HEER zelf is. Deze beloofde koning is Jahweh Zelf. Van de beloofde koning wordt zo getuigd dat hij God is en de Middelaar die voor het volk gerechtigheid aanbrengt.

De Engelse prediker Spurgeon heeft gezegd: “Het zal de Christen steeds een grote kalmte, rust en vrede geven, als hij peinzen mag over de volmaakte gerechtigheid van de Heer Jezus. Hoe dikwijls zijn Gods heiligen teneergedrukt en treurig! Ik geloof niet, dat zij dit mogen zijn. Ik geloof niet, dat zij het zouden kunnen, wanneer zij steeds hun volmaaktheid in Christus zagen. Sommigen spreken altijd over het bederf en de arglistigheid van het hart en de natuurlijke boosheid van de ziel. Dit is alles zeer waar; maar waarom gaat men niet wat verder en herinnert zich, dat wij "volmaakt zijn in Christus Jezus." Het is niet te verwonderen, dat zij, die bij hun eigen verdorvenheid altijd blijven stilstaan, zo gedrukt zijn; maar het kan niet anders of er zal vreugde in ons hart komen, zo wij ons herinneren dat Christus onze gerechtigheid is geworden. Al moet ik veel droefheid ondervinden, al valt satan mij aan, al heb ik nog veel door te worstelen, eer ik in de hemel kom, ik sta in het verbond der Goddelijke genade; ik heb alles in mijn Heer; Christus heeft alles volbracht. Aan het kruis riep Hij uit: "het is volbracht!" en daar alles volbracht is, ben ik volmaakt in Hem, en mag ik mij verheugen met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, niet hebbend mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die uit het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is, door het geloof. Aan deze zijde van de hemel zult u geen heiliger volk vinden dan zij, die in hun hart de leer van Christus’ gerechtigheid ontvangen. Als de gelovige zegt: "mijn leven is Christus alleen, in Hem rust ik voor mijn zaligheid, en ik geloof dat, hoe onwaardig ook, ik in Jezus verlost ben," dan rijst deze gedachte uit dankbaarheid in het hart op: "zal ik dan niet voor Christus leven, Hem niet liefhebben en dienen, daar Hij mij door Zijn verdiensten heeft gered?" "De liefde van Christus dringt ons, opdat degenen, die leven niet meer voor zichzelv zouden leven, maar voor Hem, die voor hen gestorven is." Eerst als wij door de toegerekende gerechtigheid verlost zijn, zullen wij de ons medegedeelde gerechtigheid op prijs stellen.”[2]

Jeruzalem

De tweede maal dat de naam ‘Jahweh onze gerechtigheid’ voorkomt, is in Jeremia 33 vers 16. Daar wordt de bijnaam toegekend aan de stad Jeruzalem.

Jer 33:15 In die dagen, en te dier tijd zal Ik David een SPRUIT der gerechtigheid doen uitspruiten; en Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde. Jer 33:16 In die dagen zal Juda verlost worden, en Jeruzalem zeker wonen; en deze is, die haar roepen zal: De HEERE, onze GERECHTIGHEID. Jer 33:17 Want zo zegt de HEERE: Aan David zal niet worden afgesneden een Man, Die op den troon van het huis Israels zitte.

Zowel de rechtvaardige Koning die in Jeruzalem regeren zal als de stad zelf, dragen de naam ‘Jahweh onze gerechtigheid’. In de stad, zij het buiten aan haar poorten, is gerechtigheid geschiedt op Golgotha. Aan haar zal van Godswege gerechtigheid geschieden. En aan haar zal van Godswege gerechtigheid verleend worden.

Jes 45:17 [Maar] Israel wordt verlost door den HEERE, [met] een eeuwige verlossing; gijlieden zult niet beschaamd noch tot schande worden, tot in alle eeuwigheden.

Jeruzalem zal door de bijnaam ‘Jahweh onze gerechtigheid’ worden aangeduid als een stad die voor al haar bewoners geen gerechtigheid bezit en kent dan alleen de gerechtigheid welke van Jahweh komt. Vergelijk:

Jes 45:24 Alleen bij de HERE, zal men van Mij zeggen, is gerechtigheid en sterkte, tot Hem zal men komen; maar beschaamd zullen staan allen die tegen Hem in woede ontstoken zijn;

Niet alleen Jeruzalem, maar heel het nageslacht van Israël zal gerechtvaardigd worden.

Jes 45:25 [Echter] in de HEERE zal gerechtvaardigd worden en zich beroemen heel het nageslacht van Israël. (HSV)

Meer informatie

Over Gods eigennaam JHWH (Jahweh), zie JHWH.

Bronnen

H. Moll, Wat zegt Gods Woord over ...?, deel 1 (Oostburg: W.J Pieters, z.j.), blz. 7.  Hieruit is, onder toestemming, op 6 nov. 2012 tekst opgenomen en verwerkt.

Voetnoten

  1. Nagelsbach in: Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jer. 23:6.
  2. Aangehaald in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jer. 23:6.