Jojachin
Jojachin (= "Jah bewestigt"), ook Jojakin, Jechonia, Jechonja, Chonia of Jekonias genoemd, was één na laatste koning van Juda en een voorvader van de Jezus Christus. Jojachin deed wat kwaad was in de ogen van Jahweh en werd na een zeer korte regeerperiode van drie maanden in Babylonische ballingschap weggevoerd. Hij volgde zijn vader Jojakim op als koning van Juda en werd later zelf opgevolgd door Zedekia.
Naam. Hij wordt ook ‘Chonia’ genoemd (‘Chonia’ in Jer. 22:24, 28; 37:1), welke naam ook geschreven wordt 'Konjáhoe'[1]. Zijn naam betekent “Jah bevestigt”.
Genealogie. Jojachin was de zoon van Jojakim, koning van Juda, en Nehusta. Hij was een kleinzoon van de Godvrezende koning Josia.
1Kr 3:16 De zonen van Jojakim waren zijn zoon Jechonia, en zijn zoon Zedekia. (HSV)
Mt 1:11 en Josia verwekte Jechonia en zijn broers ten tijde van de wegvoering naar Babel. (TELOS)
2Kon 24:8 … De naam van zijn moeder was Nehusta, de dochter van Elnathan, uit Jeruzalem. (HSV)
Regering. Hij was achttien jaar oud toen hij koning werd.
2Kon 24:8 Jojachin was achttien jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde drie maanden in Jeruzalem. …. (HSV)
2 Kron. 36:9 zegt echter dat hij acht jaren oud was toen hij koning werd.
2Kr 36:9 Jojachin was acht jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde drie maanden en tien dagen in Jeruzalem. Hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE. (HSV)
Een verklaring voor dit verschil is dat ‘acht’ een schrijffout van de overschrijver is.
Hij besteeg de troon in 598/597 v.Chr. en regeerde slechts drie maanden. Want in dat jaar werd Jeruzalem ingenomen door Nebukadnezzar en gebeurde de eerste wegvoering van Juda. Koning Jojachin, zijn (koningin-)moeder Nehusta, al de edelen van Juda en Jeruzalem en de profeet Ezechiël werden gedeporteerd naar Babylon (Jer. 24:1; Est. 2:6; Jer. 27:6; 27:20; 29:2).
2Kon 24:12 Toen ging Jojachin, de koning van Juda, [de stad] uit naar de koning van Babel, hij, zijn moeder, zijn dienaren, zijn vorsten en zijn hovelingen. De koning van Babel nam hem [gevangen] in het achtste jaar van zijn regering. (HSV)
Jer 24:1 …, nadat Nebukadrezar, de koning van Babel, Jechonia, de zoon van Jojakim, de koning van Juda en de vorsten van Juda, de ambachtslieden en de smeden uit Jeruzalem in ballingschap gevoerd had, en hen naar Babel gebracht had. (HSV)
Nebukadrezar maakte Zedekia, een oom van Jojachin, koning van Juda.
Jer 37:1 Koning Zedekia, de zoon van Josia, werd koning in plaats van Chonia, de zoon van Jojakim, omdat Nebukadrezar, de koning van Babel, hem koning had gemaakt in het land Juda. (HSV)
Ballingschap. Jojachin was 36 jaar in de gevangenis in Babel. (De valse profeet Hananja had valselijk geprofeerd dat Jojachin slechts enkele jaren gevangen zou blijven, Jer. 28:4).
In de gelijkenis van de leeuwin en haar welpen in Ezechiel 19 wordt met de tweede welp waarschijnlijk Jojachin bedoeld:
Eze 19:5 Toen zij zag dat zij [tevergeefs] verwacht had, [en] haar hoop vergaan was, nam zij een van haar [andere] welpen, [en] maakte er een jonge leeuw [van]. Eze 19:6 Die ging rond te midden van de leeuwen, werd een jonge leeuw, leerde prooi te verscheuren, at mensen op. Eze 19:7 Hij paarde met hun weduwen, en verwoestte hun steden, zodat het land met al wat het bevatte, verstarde door het geluid van zijn gebrul. Eze 19:8 Maar de heidenvolken uit de omliggende gewesten keerden zich tegen hem. Zij spreidden hun net over hem uit. In hun kuil werd hij gevangen. Eze 19:9 Zij zetten hem met haken [vast] in een kooi, zodat zij hem naar de koning van Babel konden brengen. Zij brachten hem in vestingen, zodat zijn stem niet meer gehoord werd op de bergen van Israël. (HSV)
Na de troonbestijging van Evilmerodach, de opvolger van Nebukadnezzar, in 561 v.C., werd Jojachin vrijgelaten en verheven boven de andere gevangen koningen. Hij at brood bij de koning van Babel al de dagen van zijn leven (2 Kon. 24:6-15; 25:27; 2 Kron. 36:8,9; Jer 52:31; Eze 1:2).
Nageslacht. Jojachin kreeg zeven zonen (1 Kron. 3:17-19).
Na de wegvoering naar Babel verwekte Jojachin een zoon, Assir genaamd.
1Kr 3:17 De zoon van Jechonia was Assir, diens zoon was Sealthiël, (HSV)
Jojachin moest op bevel van God als 'kinderloos' opgetekend worden (Jer. 22:30), te boek staan als kinderloos, omdat geen van zijn zonen koning zou worden. Een bekende achterkleinzoon was Zerubbabel.
Mt 1:12 En na de wegvoering naar Babel verwekte Jechonia Sealthiël; en Sealthiël verwekte Zerubbabel, (TELOS)
In dit vers wordt Assir overgeslagen. Onder Zerubbabel ontving het volk van Israël de oproep van Kores, koning van Perzië, om terug te keren naar Jeruzalem om daar het verwoeste huis van God te herbouwen. Zerubbabel werd de landvoogd in Juda.
Voetnoten
- ↑ In de Canisius-vertaling van de Bijbel.
- ↑ De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).