Joram (koning van Israël)

Uit Christipedia

Joram of Jehoram was koning van het tienstammenrijk Israël in de 9e eeuw v. Chr., niet te verwarren met een naamgenoot die koning van Juda (tweestammenrijk) was, zie Joram (koning van Juda). Joram van Israël deed wat slecht was in de ogen van God, maar niet zo erg als zijn vader Achab en zijn moeder Izebel.

Hij was een zoon van Achab en Izebel.

Omri
koning van Israël
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Asa
koning van Juda
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Achab
koning van Israël
 
Izebel
 
 
 
 
 
Josafat
koning van Juda
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ahazia
koning van Israël
 
Joram
koning van Israël
 
Athalia
 
Joram
koning van Juda
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Joseba
 
Ahazia
koning van Juda
 
Zibja
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Joas
koning van Juda

Hij volgde zijn broer Ahazia als koning van het tienstammenrijk Israël op, en werd koning in het 18de jaar van Josafat, de koning van Juda (2 Kon. 3:1), dat is ca. 852 v.C.[1] Hij regeerde 12 jaren (2 Kon. 3:1).

1000 - 900 v.C. < Israël 900 - 800 v.C.[2] > 800 - 750 v.C.
JoahazJoas (koning van Juda)JoëlAthaliaAhazia (koning van Juda)JehuHazaëlJoram (koning van Juda)ElisaJoram (koning van Israël)Ahazia (koning van Israël)BenhadadEliaJosafatAchabOmriZimriElaBenhadadBaësaAsa

Het ontbrak hem wel niet aan vele goede voomemens, maar hij miste de nodige veerkracht en standvastigheid, om ze te volbrengen. Slechts ten dele maakte hij aan de Baälsdienst een einde, daar de invloed van zijn moeder Izebel eerst met haar leven eindigen kon. De koning zelf diende God naar de inzetting van Jerobeam. Overigens leren wij Joram, vooral uit zijn afwisselend gedrag tegenover Elisa, als een zwak en veranderlijk mens kennen.

Kort na zijn troonsbestijging kwam de Moabitische koning Mesa, wiens rijk schatplichtig was aan Israël, in opstand tegen hem. Jorams poging, om de Moabieten, die na de dood van zijn vader Ahazia hun onafhankelijkheid herwonnen hadden, weer te onderwerpen, gelukte hem. Hiertoe droeg bij zowel de raad van Elisa, als de hulp van Josafat en van de Edomieten. Samen met koning Josafat van Juda en de koning van Edom, trok Joram op tegen Mesa. De oorlog verliep voorspoedig, maar nadat Mesa uit wanhoop zijn erfgenaam opofferde aan de god Kemos, trokken Joram en Josafat zich terug uit Moab (2 Kon. 3).

Tegen de Syriërs (Aram-Damascus) voerde hij de oorlog niet zonder voorspoed. Telkens kondigde de profeet Elisa de krijgsplannen van Benhadad de koning van Israël aan, zodat zij niet konden uitgevoerd worden. Ten einde eens voor altijd hieraan een einde te maken, zond de Syriër een bende naar Dothan, om Elisa gevangen te nemen. Maar zijzelf werden door de Godsman gevangen genomen en aan Joram overgegeven. 

Toen rukte Benhadad met een grote macht tegen Samaria op, belegerde deze hoofdstad van het tienstammenrijk en zou haar ongetwijfeld door hongersnood tot de overgave genoodzaakt hebben, had God niet tijdig redding beschikt. 

De banden met het tweestammenrijk Juda bleven sterk en Jorams neef Ahazia (niet te verwarren met de broer van Joram) was koning van Juda geworden. Toen koning Hazaël van Aram-Damascus Israël binnenviel, vochten de beide koningen zij aan zij tegen de Arameeërs in Ramot-Gilead. Zij leden echter een nederlaag en Ramot-Gilead moest aan de Syriërs (Arameeërs) prijs worden gegeven (2 Kon. 8:28-29). Joram, die gevaarlijk gewond was geraakt, en Ahazia trokken zich terug naar Jizreël. 

Jehu, de commandant der strijdwagens van het Israëlitische leger, werd aangespoord door de profeet Elisa om koning Joram af te zetten. Jehu reed naar Jizreël, waarop de koning Joram ruiters uitzond om Jehu's bedoelingen te achterhalen. Jehu negeerde de ruiters en vermoordde vervolgens zowel Joram als Ahazia (2 Kon. 9:24-29). Jorams nageslacht viel door de hand van de overweldiger.

Joram was de laatste vorst uit het beruchte huis van Achab. Als men behalve dit alles in aanmerking neemt, dat het land tijdens zijn bestuur nog door een zevenjarige hongersnood geteisterd werd, begrijpt men, dat het aantal van zijn gelukkige en vreedzame dagen zeer gering is geweest.

In zijn plaats werd Jehu koning van Israël.

Oudheidkundige vondsten

In een gewijzigde vorm vinden we een beschrijving van gebeurtenissen terug op de stele die de Moabitische koning Mesa (9e eeuw v.C.) had in Dibon opgericht om zijn overwinning op Israël te herdenken. In werkelijkheid echter werd Israël niet verslagen, maar trok zich terug nadat Mesa zijn zoon offerde.

In de Israëlische plaats Tel Dan is de zogenaamde Tel Dan-stele teruggevonden. Hierop beweert een Aramese koning (Hazaël of Benhadad II), dat hij Joram en Ahazia had verslagen en gedood. In werkelijkheid echter zijn de beide koningen gedood door Jehu.

Bronnen

Joram van Israël, artikel op nl.wikipedia.org. Tekst van dit artikel is verwerkt op 28 aug. 2017.

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Jorams' is op 28 aug. 2017 verwerkt.

Voetnoot

  1. Volgens de tijdbalk (2009) van Stichting De Oude Wereld (later opgegaan in het Logos Instituut) werd hij koning in 852 v.C. Volgens P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. (Haarlem: De erven F. Bohn, 1866), kwam hij in het jaar 896 v.C. aan de regering.
  2. De jaartallen zijn meerendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).