Kedar, Kedarenen

Uit Christipedia

Kedar (Hebreeuws qedar, betekenis: “duister”, “donker”) is de tweede zoon van de twaalf zonen van Ismaël de zoon van Abraham.

Ge 25:13 En dit [zijn] de namen der zonen van Ismael, met hun namen naar hun geboorten. De eerstgeborene van Ismael, Nabajoth; daarna Kedar, en Adbeel, en Mibsam, (SV)

De nakomelingen van Kedar heten Kedarenen. De naam Kedar duidt dan ook soms, in collectieve zin, de Kedarenen aan. Plinius de Oudere spreekt van de Cedrei. De Kedarenen waren een grote en machtige stam. Ze woonden in de Arabische woestijn, in de buurt van de Nabatheërs.

Jes 42:11 Laat de woestijn en haar steden [de] [stem] verheffen, met de dorpen, [die] Kedar bewoont; laat hen juichen, die in de rotsstenen wonen, [en] van den top der bergen af schreeuwen. (SV)

Ligging van Kedar

Hun tenten waren zwart kameelharig.

Hoo 1:5 Ik ben zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo.

Kedar had geen goede naam.

Ps 120:5  O, wee mij, dat ik een vreemdeling ben [in] Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone.

Jesaja sprak een last (rechterlijke Godsspraak) tegen Arabië / Kedar.

Jes 21:16 Want alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Nog binnen een jaar, gelijk de jaren eens dagloners zijn, zo zal al de heerlijkheid van Kedar ten ondergaan. Jes 21:17 En het overgebleven getal der schutters, de helden der Kedarenen, zullen minder worden, want de HEERE, de God Israëls heeft het gesproken.

De vrijheid en kracht en rijkdom van Kedar zal ondergaan, al de heerlijkheid van deze hoofdstam onder de Arabische volken van Ismaëlitische afkomst, en van even zo krijgshaftige als handelzoekende aard.

Ook Jeremia sprak een profetie tegen Kedar (Jer. 49:28v).

Bronnen

  • Hebreeuws-Nederlands Lexicon, in de Online Bible.
  • American Tract Bible Society Bible Dictionary (1897)