Kruistochten
De kruistochten waren krijgstochten in de Middeleeuwen ter bevrijding en verovering van het Heilige Land (Israël). De deelnemers heten kruisvaarders.
Deze militaire ondernemingen door Westerse volken waren van ongeveer 1100 tot 1300 na Chr. en hadden tot doel hadden om het Heilige Land (Israël) te bevrijden van de moslimheerschappij en er het Christelijke gezag te vestigen. Ze vormen een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de christelijke kerk. Tussen 1097 en 1291 vonden acht kruistochten plaats. Vanuit Europa trokken ‘christenstrijders' naar het Heilige Land om Jeruzalem te ‘bevrijden'. Binnen twee jaar was de stad op de moslims en de Joden veroverd.
Oorzaak
Bedevaarten naar het heilige graf en Jeruzalem waren, sinds keizerin Helena (c. 248 - c. 329) daar geweest was, in aantal steeds toegenomen. De Arabieren, die sedert de 7e eeuw bezitters van Jeruzalem waren, begunstigden die bedevaarten, omdat ze geld en vreemde goederen in het land brachten. Zij vergunden aan de pelgrims kerken te bouwen, en zelfs een hospitaal ter ere van Johannes de Doper.
Sinds echter het heilige land in de 10e eeuw onder het gezag der Fatimiden (909-1171) kwam, begon de verdrukking van de bedevaartgangers.
Reeds sinds ongeveer 950 hadden de vrome pelgrims, die naar de gewijde plaatsen van de Christenheid in het Heilige Land ter bedevaart trokken, bitter te lijden van de aanvallen der 'Muzelmannen' (moslims), doch eerst tegen het einde van de 11e eeuw namen de mishandelingen en plunderingen ontzaglijke afmetingen aan.
De Fatimidische kalief al-Hakim (985-1021), die regeerde van 996 tot 1021, verbood de Christelijke godsdienst. In 1009 werd de Heilig-Grafkerk in Jeruzalem door hem verwoest. Zowel van christelijke als islamitische zijde werd daarop met grote verontwaardiging gereageerd. Voor de moslims is Jezus (‘Isa' genoemd in de Koran) immers een belangrijk profeet. De opvolger van al-Hakim beloofde wederopbouw toe te staan. Die werd in 1048 voltooid.
De ellende werd groter, toen in 1076 de Seldsjoekken zich meester maakten van Jeruzalem en het heilige graf.
De pelgrims brachten in Europa berichten omtrent de wrede bejegening, welke zij in Jeruzalem ondervonden hadden en bovenal omtrent de heiligschennis, welke gepleegd werd aan de gewijde plaatsen.
Uit de beschrijvingen van de Spanjaard Ibn al-Arabi (1092) krijgen we van het toenmalige Jeruzalem een vredige indruk. Het blijkt een centrum waar Joden, christenen en moslims elkaar ontmoeten en vreedzaam samenwonen. Er is verdraagzaamheid tussen de diverse godsdienstige stromingen. Een jaar later (1093) schetst de islamitische kroniekschrijver, al-Azami, een heel andere werkelijkheid. Hij maakt melding van onlusten en strijd tussen christenen en moslims. Moslims namen kerken in bezit en joegen christenen weg. Jeruzalem, ‘de Stad van God op aarde', werd door moslims bezet.
De Christenen in het Westen namen eindelijk het besluit, om hun broeders te hulp te komen en het heilige land aan de handen van de Mohammedanen te ontrukken.
Dit voornemen werd door de pausen toegejuicht. Reeds paus Sylvester II, die pauselijke zetel bekleedde van 999 -1003, koesterde het plan, om Jeruzalem en Palestina te veroveren. Ook Gregorius VII, die paus was van 1073 - 1085, had het denkbeeld geopperd om het heilige land te bevrijden van de ongelovigen, het Christendom zodoende uit te breiden en de Griekse kerk in te lijven bij de Rooms-Katholieke. Gaarne zou Gregorius de Duitse koning/keizer Hendrik IV (regeerde 1056-1105) aan het hoofd van een machtig leger naar het Oosten gezonden hebben, maar zijn voortdurende twist met deze keizer maakte de uitvoering van dit plan onmogelijk.
In 1094 keerde Peter van Amiens, bijgenaamd Peter de kluizenaar, van een pelgrimstocht naar Palestina terug, met smeekschriften van de patriarch Simeon van Jeruzalem. Hij ging naar Urbanus II (paus van 1088-1099) en deelde aan deze mee, hoe deerniswekkend de toestand van de christenen in het Oosten was. De paus was diep onder de indruk van Peters woorden en gaf hem de raad, vorsten en onderdanen voor een kruistocht te winnen.
Op een ezel gezeten, doorreisde Peter Italië en Frankrijk, om op te wekken tot de oorlog tegen de vijanden van het kruis. "Gordt uw zwaard aan uw zijde, christenen", zo riep hij met steeds diepere ernst, "want de heidenen hebben Jacobs erfdeel ingenomen".
Al meer dan een halve eeuw was de lucht in West-Europa vol van geruchten over de aanstaande verovering van het Heilige Land door een eensgezinde opmars van een ontzaglijk internationaal leger en toen Peter van Amiëns zijn propagandatocht door Italië en Frankrijk aanving, viel het hem niet moeilijk de gemoederen in geestdrift te doen ontvlammen. De verhalen over het schenden van het Heilige Graf deden nog steeds de ronde in Europa, ook al had een islamitische vorst het al in 1048 laten herstellen. De vrome aspiraties van de massa van het volk, de oorlogszuchtige geest van de adel, de algemeen verspreide zucht naar avonturen, waardoor zich voornamelijk de Noormannen in Italië onderscheidden en niet het minst de hoop van de vazallen en lijfeigenen, om zich van het juk der adellijken te ontslaan - dat alles werkte mee om Peters woord ingang te verschaffen.
De kerk maakte de kruistochten zeer ‘aantrekkelijk'. Door op pelgrims- of kruistocht te gaan, werd boete gedaan met als gevolg de vergeving van zonden. De strijders genoten op hun gevaarlijke tocht zelfs de persoonlijke bescherming van de paus. Tot de privileges behoorde de bescherming van hun achtergelaten familie en bezittingen. Natuurlijk onderwierpen de ridders zich, door het afleggen van de kruisvaartgelofte, wel aan de kerk en dus ook aan de paus.
In maart 1095 werd een grote vergadering gehouden te Piacenza, waar een grote menigte bijval betuigde met het plan van Peter en in november van datzelfde jaar werd te Clermont een tweede vergadering gehouden, waar het woord van Urbanus II zo insloeg, dat allen uitriepen: “God wil het!”
Vanaf augustus 1095 trok paus Urbanus II een jaar lang te paard door Frankrijk. Vergezeld van een groot gevolg (o.a. soldaten en bisschoppen) legde hij af. Overal vuurde hij de gelovigen aan het zwaard op te nemen en nam hij persoonlijk kruisvaartgeloftes af.
Op het genoemde concilie van Clermont in november 1095 werden de voorschriften voor de kruistocht vastgelegd en de ‘oorlogsverklaring' getekend. Urbanus, die zei uit Christus' naam te spreken, introduceerde het kruis als symbool van de gelofte. Daarbij werd verwezen naar het Bijbelgedeelte in Lukas 14:27: "En wie zijn kruis niet draagt, en Mij navolgt, die kan Mijn discipel niet zijn". Die aan de kruistocht deel wilden nemen, ontvingen een rood kruis op de rechterschouder. Getooid met vaandels, schilden en het kruis togen de ‘ridders van Christus' ten strijde.
Verloop
Christenen werden opgeroepen door predikers (o.a. Peter van Amiens en Bernardus van Clairveaux) en trokken meermalen naar Palestina. Men telt gewoonlijk van 1096-1270 zeven kruistochten, maar in de werkelijkheid zijn er veel meer ondernomen, doch vele zijn geheel mislukt.
Reeds in mei 1096 rukte een leger van geestdriftige, maar ongeorganiseerde, kruisvaarders op onder aanvoering van Peter van Amiëns, van Walter von Perejo en van diens neef Walter van Habenichts. Het leger telde ongeveer 40.000 man, maar bezweek in Hongarije en Servië en bij zijn komst in Klein-Azië. Optrekkend naar Nicea werd het geteisterd door droogte/hitte; velen verloochenden hun geloof om water. Bij Civetot werden kruisvaarders door de Turken afgeslacht.
Evenzo bezweken de ordeloze benden, die na de bloedige vervolging van de Israëlieten aan de Rijn onder leiding van de priester Gottschalk en graaf Emiko von Leiningen naar het Oosten trokken.
Na deze mislukte pogingen verzamelde Gottfried van Bouillon, hertog van Neder-Lotharingen, met zijn broer Boudewijn een leger van 100.000 man en ondernam de eerste succesvolle kruistocht.
Als we de pogingen van ongeregelde scharen, die reeds in de aanvang mislukten, niet meetellen, kan men de volgende zeven kruistochten onderscheiden:
- Eerste kruistocht (1096-1099), onder Gottfried van Bouillon; Jeruzalem veroverd en tot koninkrijk gemaakt;
- Tweede kruistocht (1147-1149), zonder succes;
- Derde kruistocht (1189-1192), Frederik I Barbarossa de leider, verdrinkt;
- Vierde kruistocht (1202-1204), Latijns rijk gesticht te Constantinopel;
- Vijfde kruistocht (1217-1221);
- Zesde kruistocht (1228) en
- Zevende kruistocht (1248-1254), onder Lodewijk IX van Frankrijk, zonder resultaat.
Hiernaast was er een Kinderkruistocht in 1212, die evenwel geheel mislukte; de kinderen kwamen niet verder dan Marseille en Brindisi en werden deels als slaven verkocht.
De eerste goed georganiseerde kruistocht, eigenlijk de enige die een enigszins blijvend succes heeft behaald, had plaats onder leiding van Gottfried van Bouillon, die erin slaagde Jeruzalem te veroveren en daar tot koning werd gekroond.
In de daarop volgende jaren taande allengs de macht van de Westerse veroveraars, hoewel in de loop van twee eeuwen door de vorsten van de machtigste rijken van die tijd, telkens weer pogingen werden gedaan, om het christelijk gezag in het Heilige Land blijvend te vestigen; de onderlinge verdeeldheid, het klimaat en vooral de taaie tegenstand van de sluwe en dappere Muzelmannen deed al die pogingen met een ontzettend verlies aan mensenlevens en rijkdommen, op niets uitlopen.
Reeds de eerste kruistocht staat bekend om de vele plunderingen. Er móést onderweg wel geplunderd en geroofd worden, want van een goed voorbereide bevoorrading was geen sprake. Het ging er niet om met veel buit thuis te komen, maar er was voor de tocht ‘gewoon' proviand nodig. En er waren heel wat monden te voeden! Met de ridders trokken velen van het ‘gewone volk' mee, richting Jeruzalem. Waar de plaatselijke bevolking de ‘vrome pelgrims' niet vrijwillig te eten gaf, was roven en stelen aan de orde van de dag.
De kruistochten gingen gepaard met antisemitische daden. In het voorjaar van 1096 vertrokken de eerste groepen kruisvaarders uit Europa. Zij zouden in Jeruzalem niet alleen de moslims bestrijden, maar ook korte metten maken met de Joden, die immers ‘Christus hadden gekruisigd'. Op hun doortocht werden, zowel in het Rijnland, Frankrijk als Bohemen, de plaatselijke Joden alvast onder handen genomen. Als zij zich niet lieten dopen, stond hen vaak een afschuwelijke dood te wachten. De kroniekschrijver, Albert van Aken (ca. 1100) schreef: "Slechts enkele Joden ontkwamen en de weinigen die zich lieten dopen, deden dat meer uit doodsangst dan uit liefde voor het christelijk geloof".
Bij de verovering van de Heilige Stad Jeruzalem in 1099 ging men ook niet bepaald zachtzinnig te werk. Het was immers een ‘Heilige Oorlog' die gestreden werd! Een ooggetuige en deelnemer aan die eerste kruistocht, Raimond van Aguilers, schreef: "In alle straten en op alle pleinen lagen bergen van afgeslagen hoofden, handen en benen. Welk een passende bestraffing!".
Ook veel Joden, die samen met hun moslimstadgenoten probeerden Jeruzalem te verdedigen, kwamen om. De historicus Ibn-al-Athir (1160-1233) vermeld: "In de Al-Aksa moskee doodden de Franken meer dan zevenduizend moslims, onder hen vele imams, geleerden, vromen en asceten, die hun land verlaten hadden om vreedzaam in dit oord te leven". Dat Joden met de moslims tegen de kruisvaarders streden, gaf aanleiding tot hevige vervolging van de Joden, de eerste zware vervolging van Joden in Europa. Vele Joden namen de vlucht, onder andere naar Polen, dat minder ontwikkeld was.
Eerste Kruistocht (1096-1099)
De eerste kruistocht volgde op enkele mislukte pogingen. Gottfried van Bouillon, hertog van Neder-Lotharingen, verzamelde met zijn broer Boudewijn een leger van 100.000 man. Het was een wel toegerust leger. Het trok uit Lotharingen via Hongarije naar Constantinopel.
Toen het in Constantinopel gekomen was, verenigden zich verschillende edellieden o.a. Hugo van Vermandois (broer van de Franse koning), Bohemund van Tarente, Raymund van Toulouse, Robert van Normandië met hen. De Byzantijnse keizer wilde, dat hij als leenheer zou erkend worden over de te veroveren landen. In Klein-Azië veroverde het leger Nicea (1097), Antiochië en Edessa (1098) en eindelijk na zware verliezen Jeruzalem (1099). Paus Urbanus hoorde deze tijding op zijn sterfbed. Gottfried wilde de koningstitel niet aannemen, hij wilde slechts "Beschermer van het heilige graf" genoemd worden. Hij vernietigde na de verovering van Jeruzalem nog een vijandelijk leger te Askalon.
Enkele gebeurtenissen uit deze kruistocht worden hieronder nader beschreven.
Op 12 december 1096 begonnen de kruisvaarders Byzantijns land te plunderen, waarom keizer Alexios I (regeerde 1081-1118) twee gezanten stuurde, aan wie Gottfried “wraak” als reden opgaf. Gottfrieds broer plunderde ook hierna, totdat de Byzantijnse keizer levensmiddelen stuurde. De week voor de paasweek van 1097 werden dorpjes rondom Constantinopel geplunderd, waarna Gottfried tenslotte de hoofdstad zelf aanviel. Maar christenen voeren toch geen oorlog op de heilige dag, op Witte Donderdag, sprak Alexios I. De stormaanval van Gottfrieds leger moest Alexios echter anders beschouwen. Alexios schoot de pijlen over de kruisvaarders heen, waarna deze zich terugtrokken. Aan Byzantijnse zijde waren slechts zeven slachtoffers gevallen.
Na een mislukte onderhandeling verloor Alexios zijn geduld en bracht zijn leger op volle kracht. Hij bracht de kruisvaarders een gevoelige slag toe, waardoor Gottfried eindelijk toegaf aan de leeneed. Hij nam de leiding over de pelgrims.
Bohemund van Tarente, een andere leider van de eerste kruistocht, arriveerde op 9 april Constantinopel. Zijn vader was in 1085 overleden, en zijn nalatenschap stelde niet veel voor. Bohemund verlangde een groter koninkrijk. In 1096 zag hij zijn kans schoon en nam deel aan de kruistocht. Hij had een ijzeren discipline en heeft slechts één plundertocht gehouden, toen ze geen levensmiddelen kregen. Hij kende het landschap al van een eerdere aanval op Alexios. De 40-jarige Bohemund legde de leeneed af, maar het was eigenlijk wel bekend dat hij loog. Na een beetje slijmen bij Alexios kreeg hij zelfs enorm veel schatten, maar die geeft hij later terug, omdat het teveel was.
Het enthousiasme van de kruisvaarders laaide weer op, ze kregen weer moed. Met een leger van 60.000 tot 100.000 man sterk, konden ze die moren verslaan. God wil het!
Slag bij Nicea
Op 6 mei 1097 kwamen de kruisvaarders aan bij Nicea, een stad van de Turkse Seltsjoeken, waar veel geld lag. De stad was door de Turken in 1077 veroverd op de Byzantijnen. De ommuurde stad met 240 torens leek onneembaar. De Seltsjoekenvorst Kilidsj Arslan zat er en vreesde de kruisvaarders niet. Ongeorganiseerde barbaren waren het in zijn ogen. Toen de kruisvaarders via land en water aanvielen, kregen de Turken het benauwd.
Op 19 juni 1097 waren de kruisvaarders klaar voor de beslissende slag. Toen zagen ze in Nicea opeens een Byzantijnse vlag hangen. Eén dag voor de verwachte verovering en plundering hadden de belegerde Turken zich overgegeven aan de Byzantijnse keizer Alexios. De kruisvaarders waren boos. Voor hen viel er niks meer te plunderen. Kilidsj Arslan werd met zijn familie vrijgelaten.
De lange mars door Klein-Azië
Na een week trokken de mannen vanaf Nicea weer verder. Drie dagen later konden de laatsten aansluiten, zo lang was de stoet. Hierboven zie je de route van Nicea naar Tripoli.
Zo’n grote groep was ook kwetsbaar. De Seltsjoeken kwamen op paarden, schoten en vertrokken weer snel. De kruisvaarders slaan terug. Nadat de Turken drie keer een aanval hadden afgeslagen, dook Adhemar le Puy op, de pauselijke legaat en viel de Turken aan. Daarop leden de Turken een grote nederlaag.
De kruistocht werd vervolgd, de reis was lang en het eten raakte op. "We konden alleen nog maar doornen eten, als we die tegen elkaar aanwreven". Na 6 weken kwam het leger aan in Iconium. Vanaf hier konden de mannen twee passen nemen: 1. de klassieke, maar dit was strategisch onverstandig, omdat men hier makkelijk in een hinderlaag kon vallen, of 2. over het gebergte.
Tancred, één van de kruisvaartleiders, trok eigenwijs door de klassieke weg, terwijl de rest door het gebergte ging. Hij kwam ongedeerd aan bij Tarsus, Hij nam de stad in door overreding. Toen kwam er opeens een leger aan. De mannen van Tancred trokken hun uitrusting aan en trokken ten strijde. De vreemde leger bleek het kruisvaarders leger van Boudewijn te zijn, dat de weg was kwijtgeraakt! Boudewijn wilde Tarsus ook graag hebben, en pikte die van Tankred af, die vervolgens een ander stadje veroverde.
De tocht ging verder. Door de regen alleen al vielen 4000 slachtoffers. De mannen verkochten veel van hun maliënkolders. De strijd om het heilige land naderde.
De belegering van Antiochië
Op 21 oktober 1097 bereikten de pelgrims schreeuwend en joelend, als de vroegere omsingeling van Jericho, de stad Antiochië. Strategisch beschouwd was de belegering van Antiochia zinloos, de stad was moeilijk te omsingelen. Het beleg duurde lang. De prijzen schoten omhoog en van een overwinning was geen sprake. De Turkse bevelhebber Sijan deed een uitval, Raimond viel tegelijkertijd de Turken aan met een paar ridders. De Turken trokken zich terug en de kruisridders drongen ten gevolge van een op hol geslagen paard net niet de stad binnen. Ondertussen waren Bohemund en Robert van Vlaanderen 100 km verderop levensmiddelen aan het halen. Ze kwamen daar Turken tegen met wie ze de strijd aanbonden. Beide troepen leden grote verliezen zonder dat er een won.
Op 8 februari trokken 700 ridders 's nachts de ijzeren brug van Antiochië over. De Turken liepen in de val, schoten met hun pijlen, maar bereikten er niet veel mee, omdat er al 700 de stad waren binnengedrongen. Beide partijen wachtten op de hulptroepen. De hulptroepen van de kruisridders hakten die van de Turken echter in de pan. De kruisridders overwonnen.
Na deze overwinning had de Turk Atabeg Kerbogha een boodschap gestuurd: “Waarom trekt gij verwoestend en bloedvergietend voort? Dit past toch niet bij pelgrims? Wilt gij in vrede naar Jeruzalem reizen, dan zal u geen kwaad geschieden, maar juist aan uw behoeften worden voldaan!” De christenen antwoordden: "De christenen, die met vreedzame bedoelingen als bedevaartgangers naar hier reizen, zijn belachelijk gemaakt en mishandeld. Daarom hebben wij naar onze wapens gegrepen en zullen wij met Gods hulp Jeruzalem veroveren en al die landen, die ons van oorsprong in rechte toekomen.”
Ergens in 1098 nam Boudewijn zelf Edessa in en vertoeft daar.
De strijd om Jeruzalem
In januari 1099 verlieten de kruisridders Antiochië. Ze ontvingen een brief van de Byzantijnse keizer Alexios, dat hij komt helpen om Jeruzalem te veroveren. De kruisridders wilden niet op hem wachten, want dan zouden ze de schatten moeten delen of zelfs geheel aan hem geven. Keizer Alexios speelde een dubbelspel, hij schreef aan de Mohammedaanse Egyptenaren dat hij niets te maken had met de kruistocht. Hij wist dat Palestina niet meer van hem zou worden en meende dat de christenen die daar woonden beter af waren onder de moslims dan onder de kruisridders.
De kruisridders trokken zonder Alexios verder naar Jeruzalem. Na enkele 'wondertekenen' gezien te hebben kwamen ze bij de heilige stad. Voor de kruisridders waren de inwoners allemaal ongelovigen, en daarom ook vijanden. De aanval begon in de nacht van 13 op 14 juli 1099. Met 12.000 man voetvolk en 1300 ridders vielen ze de stad aan. Ze gooiden kiezels in de gracht zodat ze er door konden. De aanval duurde 3 dagen en 3 nachten. De Mohammedanen schoten met Grieks vuur, het napalm van de oudheid. Maar door een bres in de stadsmuur konden de ridders binnendringen. 'God wil het' schreeuwden ze. Op 19 juli 1099 werd Jeruzalem veroverd. “God wil het!”. Kinderen werden van de borst gerukt en tegen muren aangesmeten. Op die ene dag zijn 'in Gods naam' tussen de 40.000 en de 70.000 mensen afgeslacht.
Paus Urbanus II stierf twee weken later. Kort voor zijn dood ontving hij bericht dat Jeruzalem veroverd was.
Tweede Kruistocht (1147-1149)
De tweede kruistocht (1147-1149) werd gehouden, nadat Edessa door de Mohammedanen in 1143 ingenomen was. De Christenheid van het Westen was over die inname zeer ontsteld. Paus Eugenius III verordende een nieuwe kruistocht, die onder de auspiciën van Bernard van Clairvaux gehouden werd door Koenraad III en Lodewijk VII, maar deze belegerden eerst Damascus en daarna Askalon zonder succes en zij moesten onverrichter zake terugkeren.
Derde Kruistocht (1189-1192)
De derde kruistocht werd gehouden (1089-1192) toen Saladin Jeruzalem heroverd had (1187). Frederik Barbarossa, keizer van Duitsland, Philippe August, koning van Frankrijk en Richard Leeuwenhart, koning van Engeland ondernamen deze derden tocht. Frederik verdronk in de rivier Calycadnus. Philippe August en Richard Leeuwenhart bemachtigden Acre. Er ontstond onenigheid tussen beide vorsten. Richard bleef alleen in het heilige land, maar moest 1192 een onvoordelige wapenstilstand voor de tijd van 3 jaren sluiten met Saladin.
Vierde Kruistocht (1202-1204)
De vierde kruistocht (1202-1204) waartoe paus Innocentius III opriep had geen succes. Men beoogde een inval in Egypte. Dandolo, doge van Venetië zou die inval met zijn schepen ondersteunen, maar door de val van de Byzantijnse troon en de stichting van het Latijnse keizerrijk kwam daar niets van.
Een Kinderkruistocht (1212) mislukte totaal. De kinderen kwamen merendeels van ellende om. Ze kwamen niet eens in Klein-Azië.
Vijfde Kruistocht (1217-1221)
De vijfde kruistocht (1217-1221) was een poging om Jeruzalem en de rest van het Heilige Land te heroveren door eerst het machtige Egypte van de Ajjoebiden te veroveren. Paus Innocentius III en zijn opvolger paus Honorius III (pausschap 1216-1227) organiseerden kruisvaarders legers onder leiding van koning Andreas II van Hongarije en hertog Leopold VI van Oostenrijk, en een inval op Jeruzalem liet uiteindelijk de stad achter in de handen van de moslims. Later in 1218 deden een Duits leger onder leiding van Olivier van Keulen, en een gemengd leger van Hollandse, Vlaamse en Friese soldaten onder leiding van graaf Willem I van Holland mee met de kruistocht. Om Damietta in Egypte aan te vallen, werden ze bondgenoten van het Seltsjoekse sultanaat Rûm in Anatolië, die de Ajjoebieden aanviel in Syrië in een poging om te beletten dat de kruisvaarders op twee fronten moesten vechten.
Nadat de haven van Damietta werd bezet, marcheerden de kruisvaarders zuidwaarts naar Caïro in juli 1221, maar gingen terug nadat hun slinkende voorraad geleid had tot een gedwongen terugtocht. Een nachtelijke aanval onder leiding van sultan Al-Kamil resulteerde in een groot verlies aan de kant van de kruisvaarders, en uiteindelijk moest het leger zich overgeven. Al-Kamil ging akkoord met een acht jaar durend vrede met Europa.
Frederik II, sinds 1215 Duits koning en van 1220 tot 1250 keizer van het Heilige Roomse Rijk, zette in 1229 zich de koningskroon in Jeruzalem op het hoofd, maar in 1244 ging Jeruzalem weer verloren en kwam het weer onder de heerschappij van de sultan van Egypte.
Zesde Kruistocht (1228-1229)
De zesde kruistocht begon in 1228 als een poging om Jeruzalem te heroveren. Hij begon zeven jaar na het falen van de Vijfde Kruistocht. Er waren maar weinig echte gevechten in deze kruistocht. De diplomatieke manoeuvres van de Rooms-Duitse keizer Frederik II hadden tot resultaat dat het koninkrijk Jeruzalem voor 15 jaar weer controle kreeg over Jeruzalem en andere gebieden.
Zevende Kruistocht (1248-1254)
De Zevende Kruistocht (1248-1254) werd ondernomen door Lodewijk IX van Frankrijk (leefde 1214-1270) om Jeruzalem te heroveren op de Saracenen, die de stad in 1244 op de kruisvaarders veroverd hadden en daarna geplunderd. Aan de kruistocht namen behalve Lodewijk ook drie van zijn broers deel: Alfons, graaf van Poitiers en Toulouse, Robert van Artois en Karel I, graaf van Anjou. Het leger bestond waarschijnlijk uit zo'n 25.000 man, van wie 1500 ridders en 5000 kruisboogschutters.
Lodewijk veroverde Damiate, maar verzuimde zich van Alexandrië meester te maken. Toen hij Kaïro wilde bemachtigen, leed hij bij Mansura een zware nederlaag. Hij werd met zijn leger gevangen genomen en voor een hoog losgeld weer vrijgelaten (1250).
Einde
Een volgende kruistocht werd door deze zelfde Lodewijk in 1270 ondernomen tegen Tunis. Gedurende die tocht stierf de vorst.
In Palestina gingen voor de Christenen verloren Antiochië (1268), Tripolis (1289) en Acre (1291). Tyrus gaf zich over (1291) en de Frankische Christenen verlieten daarop het heilige land. In 1291 eindigden zo de kruistochten. De kruisvaarders moesten het Heilige Land verlaten, maar ze waren voornemens met versterkingen terug te komen.
'Christenen'
Ja, ‘christenen' noemden zij zich, deze ‘vrome pelgrimgangers', deze ‘ridders van Christus'. De zucht naar avontuur, macht en wraak dreef hen en zij meenden daar God mee te dienen. Zo ging ooit ene Saulus te keer tegen mensen van ‘de Weg', in de vaste overtuiging daarmee zijn God een dienst te bewijzen. Hoe dikwijls stond de ‘Heilige Oorlog' haaks op de ‘goede strijd des geloofs' (1 Tim. 6:12; 2 Tim. 4:7).
Is het vreemd dat christenen hierop nog steeds worden afgerekend, door zowel Joden als moslims? Laten we ons, in het contact met Joodse mensen, bewust zijn van die wandaden, verricht ‘in de naam van Christus'. Na meer dan negen eeuwen zijn die wandaden voor hen soms nog steeds een reden Jezus Christus als Messias af te wijzen!
Reactie der moslims
De moslims reageerden anders op de kruistochten dan de christenen in eerste instantie dachten. Geplaagd door de Hunnen (die overigens veel talrijker waren dan de christenen) gaven de moslims aan het begin weinig aandacht aan de kruisvaarders. De moslims vreesden Dzjengis Kahn meer dan de christenen. Pas nadat de christenen richting Jeruzalem trekken roepen de moslims een jihad uit jegens de christenen. De Moslims bleken uiteindelijk sterker te zijn dan de christenen. Uiteindelijk wint Saladin.
Vandaag de dag reageren moslims nog steeds op de kruistochten. In 1981 werd er een aanslag gepleegd op paus Johannes Paulus II vanwege de kruistochten. De aanslag mislukte.
Gevolgen
De gevolgen van de kruistochten waren vele en velerlei. Het eigenlijke doel van de kruistochten is nimmer bereikt, maar toch heeft Europa door de kruistochten veel gewonnen.
Een nieuwe, Oosterse wereld met een oude, hoogontwikkelde cultuur, bloeiende kunst en ver gevorderde wetenschap, opende zich voor de verbaasde, mogelijk wat zelfgenoegzame ogen der Westerlingen, wier beschaving bij deze kennismaking slechts kon winnen.
Er werden wegen voor een nieuw handelsverkeer gebaand en door de gezamenlijke tochten leerden de verschillende volken elkaar beter kennen.
De kruistochten brachten veranderingen in de Europese cultuur teweeg. De bouwkunst in het Nabije Oosten was hoger ontwikkeld dan in Europa. Door de kruistochten werkten invloeden van de oosterse bouwkunst door in Europa. De kruisvaarders brachten ook spinazie en sla mee naar het Westen.
Op wetenschappelijk terrein brachten de kruistochten vermeerdering van kennis van landen en volken in het Oosten.
Op sociaal terrein bewerkten zij vrijheid van de lijfeigenen, opkomst van de derde stand, ontstaan van de steden. De adel, van wie er duizenden in de strijd gebleven waren, verloor veel van zijn macht, de steden kwamen tot groter welvaart en aanzien; de samenleving schikte zich tot de nieuwe machtsverhoudingen.
Op kerkelijk terrein brachten zij vermeerdering van kerkelijk bezit. De meeste kruisvaarders verkochten hun goederen onder de waarde aan de kerk of gaven ze aan de kerk ten geschenke. Het aanzien van de paus vermeerderde, want de pausen hadden overvloedig getoond, dat zij belangeloos als stedehouders van Christus voor de heilige rechten van het Christendom opkwamen.
Er waren echter ook nadelige gevolgen te boeken, zoals bijv. het ontzettend misbruik, dat gemaakt werd van de aflaat en de onrustbarende toename van het aantal relikwieën, waaraan men op buitensporige wijze eer bewees.
Bronnen
Voor de eerste opzet van dit artikel is met toestemming van Alfred Esch gebruik gemaakt van diens artikel De kruistochten, op IBmagazine.nl
R. de Ruyter - van der Feer, Wat is dat? De encyclopedie voor jongeren. Deel 2, s.v. Kruistochten. Baarn: Hollandia-drukkerij, 1938. Tekst van dit lemma is verwerkt op 6 febr. 2015.
John Kooy, Encyclopedie voor iedereen (Utrecht: W. de Haan, Deventer: Kluwer, 2e druk 1934) s.v. Kruistocht. Tekst van dit lemma is verwerkt op 6 febr. 2015.
Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche Volk (Kampen: Kok, 1925-1931) s.v. Kruistochten. Tekst van dit lemma, geschreven door J.H. Landwehr, is op 7 febr. 2015 verwerkt.
Vijfde kruistocht, artikel op Wikipedia.nl, geraadpleegd 7 febr. 2014
Zesde kruistocht, artikel op Wikipedia.nl, geraadpleegd 7 febr. 2014
Zevende kruistocht, artikel op Wikipedia.nl, geraadpleegd 7 febr. 2014
Meer informatie
Peter Hammond, Kruistochten; wat elke christen over de kruistochten moet weten. Artikel op BijbelEnOnderwijs.nl, 20 maart 2010. De schrijver was een pionier zendeling onder moslims in Soedan.