Leviticus 25

Uit Christipedia

Leviticus 25 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages ervan worden becommentarieerd.

Hoofdstukken samengevat en/of verzen ervan becommentarieerd:
Leviticus: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27.

Samenvatting

Sabbats- en jubeljaar; landgoed, slavernij en lossing. 1-7 Elk zevende jaar moeten akker en wijngaard rusten. In het sabbatsjaar mag niet worden geoogst, maar wat opkomt mag wel door een slaaf, een slavin, een dagloner, een bijwoner of vreemdeling worden genomen en gegeten. 8-12 Elk vijftigste moet een jaar van vrijlating en herstel zijn. Dit jubeljaar wordt onder bazuingeschal uitgeroepen op Verzoendag. In dat jaar moet het land rusten en moet ieder die de bezitting van zijn voorvaders verloren heeft haar terugkrijgen. Men mag wel van de akker eten wat hij uit zichzelf opbrengt. 13-17 Wie de bezitting vóór het jubeljaar kan terugkopen, moet steeds in de gelegenheid gesteld worden dit tegen billijke vergoeding te doeng, rekenend naar de tijd die overblijft tot het jubeljaar. 18-22 Men zij niet bekommerd, hoe men in een sabbatsjaar zijn levensonderhoud vinden zal; God zal zorgen. 23-28 Geen akker worde voorgoed verkocht, want het land behoort God toekomst; een verkocht land moet voor geld gelost worden en keert anders in het jubeljaar tot zijn vroegere bezitter terug. 29-34 Dit is niet toepasselijk op een woonhuis in een ommuurde stad, wel op dat in een dorp dat niet ommuurd is; daarentegen zijn de woningen in de Levietensteden, evenals de daarbij behorende akkers, niet voor altijd vervreemdbaar. 35-55 Een verarmde broeder moet men steunen; men mag geen rente of winst van hem nemen; wordt hij aan u verkocht, dan mag u hem niet als slaaf behandelen en moet u hem in het jubeljaar vrijlaten. Niet-Israëlieten mag u als slaven houden en aan de uwen nalaten, maar geen Israëlieten. Daarentegen moet ieder zijn verwanten lossen, zovelen bij landgenoten van vreemde afkomst in slavernij geraakt zijn. Kunnen zij zichzelf lossen, dan moet hun dat tegen billijke vergoeding geoorloofd zijn; in het jubeljaar worden zij in elk geval vrij; want de Israëlieten zijn de dienstknechten van God.

5

5 Wat van zelf van uw oogst zal gewassen zijn, zult gij niet inoogsten, en de druiven uwer afzondering zult gij niet afsnijden; het zal een jaar der ruste voor het land zijn. (SV)  

Zie ook vs. 11.

6

6 En de [inkomst] [van] de sabbat van het land zal voor u tot voedsel zijn, voor u, en voor uw knecht en voor uw dienstmaagd en voor uw dagloner en voor uw bijwoner, die bij u als vreemdelingen verkeren; (CP[1]) 

Hoe valt dit vers te rijmen met vs. 5, dat de oogst verbiedt? Wat op de landen als vanzelf opkwam, mocht niet ingeoogst worden, dat is, gemaaid en daarna in de schuren verzameld, maar was algemeen goed. Een ieder die behoefte had, mocht er zoveel van nemen, als hij op dat ogenblik nodig had. De arme had er even veel recht op als de rijke, de niet-bezitter als de bezitter.

Ex 23:11  Maar in het zevende zult gij het rusten en stil liggen laten, dat de armen uws volks mogen eten, en het overige daarvan de beesten des velds eten mogen; alzo zult gij [ook] doen met uw wijngaard, [en] met uw olijfbomen. (SV)

Zie ook vs. 12 wat betreft het jubeljaar.

8

8 Gij zult u ook tellen zeven jaarweken, zevenmaal zeven jaren; zodat de dagen der zeven jaarweken u negen en veertig jaren zullen zijn. (SV)  

Jaarweken. Lett. sabbatjaren. Een jaarweek is zeven jaren, zie Jaarweek.

11

11 Dit jubeljaar zal u het vijftigste jaar zijn; gij zult niet zaaien, noch inoogsten wat van zelf daarin zal gewassen zijn, noch ook [de] [druiven] der afzonderingen in hetzelve afsnijden. (SV)  

Het jubeljaar zal als een sabbatjaar worden behandeld (vs. 5).

12

12 Want dat is het jubeljaar; het zal u heilig zijn; gij zult uit het veld de inkomst daarvan eten. (SV)  

Vgl. vers 6.

14

14 Daarom, wanneer u aan uw naaste wat koopwaar verkopen, of uit de hand van uw naaste kopen zult, dat niemand de een de ander verdrukke. (CP[1])  

Verdrukke. Ook in vs. 17. De Herziene Statenvertaling heeft: "mag u elkaar niet uitbuiten". De Leidse vertaling heeft "kwellen". De meeste vertalingen hebben "benadelen". Het Hebreeuwse werkwoord is yanah, in de Hebreeuwse werkwoordsvorm hiphil. De betekenis is: gewelddadig behandelen, mishandelen[2].

15

15 Naar het getal der jaren, van het jubeljaar af, zult gij van uw naaste kopen, en naar het getal van de jaren der inkomsten zal hij het aan u verkopen. (SV) 

Wanneer iemand genoodzaakt is zijn grond te verkopen, staat men in feite het land af in bruikleen en verkoopt men de potentiële opbrengsten, "het getal der inkomsten" (16). In het jubeljaar krijgt de verkoper zijn land terug. Verkoopt men de grond bijvoorbeeld 10 jaren vóór het jubeljaar, dan is de grond 10 oogsten waard en mag de koper het 10 jaren tijdelijk bezitten. Hoe dichter bij het ‘jubeljaar’, hoe minder oogstjaren en hoe goedkoper de grond wordt.

17

17 Dat dan niemand zijn naaste verdrukke; maar vreest voor uw God; want Ik ben de HEERE, uw God! (SV)  

Verdrukke. Zie vs. 14.

27

27 Dan zal hij de jaren zijner verkoping rekenen, en het overschot zal hij den man, wien hij het verkocht had, weder uitkeren; en hij zal weder tot zijn bezitting komen. (SV) 

Het overschot. Het aantal resterende jaren tot het jubeljaar, de opbrengst van het land in die restperiode, moet de hoogte van het terugkoopbedrag bepalen.

29

29 Insgelijks, wanneer iemand een woonhuis [in] een bemuurde stad zal verkocht hebben, zo zal zijn lossing zijn, totdat het jaar zijner verkoping volkomen zal zijn; in een vol jaar zal zijn lossing wezen. (SV) 

Het recht van terugkoop geldt gedurende één jaar na de verkoop van het huis. Zie ook volgende vers. Vgl. Petrus Canisiusvertaling:

Le 25:29  Wanneer iemand een woonhuis in een ommuurde stad verkoopt, houdt hij het recht van terugkoop, tot er een jaar na de verkoop is verstreken; een jaar duurt dus het recht van terugkoop. (Canis)

Bron

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Lev. 25:6. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt.

Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Lev. 24 is onder wijziging verwerkt op 7 april 2023.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.