Linnen (van het Latijnse linum = vlas) is 1. een garen vervaardigd uit bastvezels van de plantensoort vlas; 2. een uit linnen garens vervaardigde stof[1]. Wit fijn linnen was vroeger in grote achting. De behangsels van de tabernakel waren van witte linnen kleden. De Levietische priesters droegen witte linnen kleren. Fijn linnen werd vroeger ook gedragen door grote burgerlijke ambtenaren.

Linnen als stof is een soort textiel vervaardigd uit vlas. Het natuurproduct voelt aangenaam zacht aan, is uitstekend te verven, gaat jaren mee en biedt veel gemak. Linnen is fris, schoon en comfortabel. Het is zacht, maar tegelijk ook sterk en duurzaam. Hoe vaker men het gebruikt, hoe zachter en sterker het wordt.

Linnen kan 20% van zijn gewicht aan vocht absorberen voordat het zelf vochtig aanvoelt. Daarbij geeft het ook het vocht gemakkelijk af aan de lucht, zodat het fris en droog blijft aanvoelen.

Eerste vermelding. De eerste keer dat we het woord linnen in de Bijbel tegenkomen is in Genesis 41:42. Jozef krijgt de zegelring van Farao en wordt bekleed met linnen kleren[2]. Het is hier het blinkend, rein, fijn linnen waarmee Jozef bekleed wordt als hij door Farao verhoogd wordt tot de machtigste man van Egypte. Jozef is een voorafbeelding van de Heer Jezus, die vanuit de vernedering door God verhoogd is (Hand. 2:33; Fil. 2:9).

Priesters in het Vrederijk. De priesters in de tempel van het toekomstige vrederijk mogen geen wollen kleren mogen aantrekken bij hun dienst in de tempel, alleen linnen kleren hebben ze te dragen (Ezech. 44:17-18).

Getweernd fijn linnen. De behangsels van de voorhof van de tabernakel waren van 'getweernd fijn linnen' (Ex. 26:1; 28:8 in de NBG51-vertaling). Statenvertaling: "fijn getweernd linnen"; Herziene Statenvertaling: "dubbeldraads fijn linnen"; Naardense vertaling: "getwijnd doek"; NBV2004: "getwijnd linnen garen".

Het Hebreeuwse woord voor fijn linnen, schesch, betekent een zuivere soort van fijn linnen, en niet zijde, want in de dagen van Mozes kende men nog geen zijde. Het Griekse woord is bussos, in het Chaldeeuws butz, in het Nederlands byssus. Dat fijne linnen was van een witte blinkende kleur, zodat alle priesters, die met dit linnen bekleed waren, geheel in het wit waren. Ook de hogepriester ging op Verzoendag in witte klederen van fijn linnen het Heilige der Heiligen binnen. Overal waar de Schrift spreekt van fijn linnen zonder de kleur te noemen, moet men verstaan dat die wit geweest is.

Getweernd, of getwijnd, linnen is linnen van meerdere inééngedraaide draden. 'Tweernen of 'twijnen' zijn synoniemen. Tweernen of twijnen is meerdere draden stevig inééndraaien tot één draad. De Herziene Statenvertaling vertaalt 'dubbeldraads fijn linnen'. Maimonides en andere Joodse leraars zeggen dat het linnen van zes draden betekent. Anderen denken dat het in Ex. 39:24, waar 'getweernd' alleen voorkomt, achtdradig linnen beduidt[3]. Een Bijbelcommentaar omschrijft 'getweernd fijn linnen' als 'glinsterend linnen, vervaardigd uit samengedraaid byssusgaren'[4].

Van de Heer Jezus lezen we in Johannes 13:4 dat Hij zich omgordde met een linnen doek; en Zijn grafdoeken waren ook van linnen gemaakt.

Laatste vermelding. De laatste keer dat we het in de Bijbel tegenkomen is het blinkend, rein, fijn linnen in de kleren van de heiligen in Openbaring 19:8.

Opb 19:7 Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; Opb 19:8 en haar is gegeven bekleed te zijn met blinkend, rein, fijn linnen, want het fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen. (TELOS)

We zullen eenmaal voor Hem staan in blinkend, rein, fijn linnen. Maar laten we het niet vergeten: ‘het is haar gegeven bekleed te zijn’. Het roemen in eigen gerechtigheden is er niet bij, gezien al het werk dat aan ons linnen is gedaan door de Heer en anderen die de opdracht van de Heer hebben opgepakt.

Vervaardiging van linnen

Om van vlas linnen te maken moet het heel wat bewerkingen ondergaan. Een oud gezegde zegt: ‘Als je wilt werken, moet je vlas zetten’. Een oud raadsel luidde als volgt:

Toen ik jong was en schoon,
droeg ik een blauwe kroon.
Toen ik oud werd en stijf,
kreeg ik een bandje om het lijf.
Ik werd gebroken en geslagen,
en door jong en oud gedragen.

De tekst van Opb. 19:8 zegt van het linnen dat het de gerechtigheden of daden van de heiligen zijn. Maar het gaat alleen om de daden of gerechtigheden die eeuwigheidswaarde hebben, daarom moeten onze werkzaamheden hier op aarde nauwkeurig gereinigd worden van verontreinigingen.

Laten we eens kijken hoe uit droge, dorre vlasstengels het blinkend, rein, fijn linnen tot stand komt.

Repelen

De eerste bewerking die het vlas nu moet ondergaan is het repelen. Hierbij wordt het in kleine bosjes door een grove kam getrokken. Bij deze bewerking vallen de droge zaadbollen van de stengel. Na het repelen worden de bossen opnieuw met roggestro gebonden.

Roten

Na het drogen moet het vlas worden blootgesteld aan vocht om de pectine af te breken die de vezels bijeenhoudt. In het verleden rootte men het vlas in rivieren, of vennen. Door het roten komt de ring met vezels, dicht onder bij de bast, los te liggen van de harde, houtachtige kern van de plant.

Het roten gebeurde vroeger in vennen met stilstaand water. De bossen vlas werden onder water tot een mijt opgebouwd. Om te zorgen dat alles goed onder water bleef, werden bovenop de bossen stukken hout of stenen gelegd. Een normale water-roting duurt precies drie weken. Proefondervindelijk was in de loop van de eeuwen vastgesteld dat het rotingsproces na precies een en twintig dagen en nachten zover gevorderd was dat de ring van vezels los was gekomen van de binnenkern. Dit was het moment om het vlas uit het ven te halen en te drogen.

Vlas kan ook worden geroot door het uit te spreiden over het veld, waar het gedurende enkele weken wordt blootgesteld aan regen, dauw en zonneschijn. Men sprak dan van ‘dauwroten’, omdat de roting gebeurde door de dauw die elke nacht het vlas nat maakte.

Voor de laatste bewerkingen moet het vlas weer gedroogd worden. Af en toe moet het daarbij omgekeerd worden om het droogproces te versnellen. Daarna wordt het met vers roggestro weer gebonden en in de schuur opgeslagen.

In Richteren 2:6 lezen we dat Rachab de twee verspieders verbergt onder de vlasstengels, die zij uitgespreid had liggen op het dak. We kunnen hieruit concluderen, dat men in die tijd het vlas liet dauwroten op de daken van de huizen.

Braken

De vezels moeten nu worden losgemaakt van de houtachtige kern van de stengel. Deze bewerking heet braken (breken). Het is dan eind september of begin oktober, ongeveer honderd dagen na de oogst.

In een kuil wordt een vuur aangelegd. Dit vuur wordt zo gestookt dat het lang blijft nagloeien. Op een paar houten stokken wordt het vlas boven het smeulende vuur uitgespreid. Daarbij houdt een oudere, zeer ervaren vrouw in de gaten dat de stengels goed warm worden, maar niet verbranden.

Vlas is sterk, maar wel gevoelig voor vuur (Richt. 16:9). Als de vezels verbranden, zal het linnen er nooit blinkend en rein uit kunnen zien. Geschikt voor touw of gordels is het dan ook niet meer, want het is zijn sterkte kwijt.

 
Russische vrouw in Perm die het vlas breekt, 1910 (publiek domein).

Tijdens het braken worden de houtdelen van de plant meerdere keren tussen openstaande balken van de braak gebroken. De vezels zelf zijn zo buigzaam dat zij niet breken. De gebraakte bosjes vlas worden in elkaar gedraaid en in een zak bewaard.

Zwingelen en hekelen

Bij het braken was het grootste deel van de gebroken houtachtige stengels al tussen de vezels uitgevallen. Om ook de overige houtdeeltjes te verwijderen, legt de meid telkens een klein bosje vezels over de zwingelplank. Met de zwingel of het zogenaamde “zwaard” maakt zij dan een slaande beweging langs het bosje vlas en slaat op deze manier de houtrestjes uit de vezels. Als op die manier de grove delen zijn verwijderd, wordt het vlas daarna ook nog met een kleine ijzeren kam (de hekel) gekamd.

Korte vezels (de lokken) worden gebruikt voor het spinnen van touw en grove garens en pitten voor olielampen; de fijne, lange vezels (het lint) leveren uiteindelijk het fijnste linnengaren op.

De hekel bestaat uit een houten blok waarin een aantal ijzeren pennen bevestigd zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een grove, een middel en fijne hekel. Een klein bosje vlas wordt dan over de hekel gehaald. Op die manier kamt zij het vlas uit. Als de ene kant gehekeld is, draait zij het bosje vlas om en hekelt de andere kant. Van tijd tot tijd wordt de hekel schoongemaakt. De korte vezels die in de hekel achterblijven, worden ‘werk’ genoemd. De lange vezels blijven in haar hand achter en worden zorgvuldig samengebonden tot zogenaamde ‘popjes’.

Spinnen

Spinnen is het uitrekken van lange of korte vezels tot ‘lint’, dat in een bepaalde richting wordt getwist om de vezels te verbinden. De linten worden vervolgens met de spinmachine tot garens van verschillend gewicht en dikte gesponnen (getwijnd). Fijne vezels worden ‘nat’ gesponnen, wat zorgt voor een glad en glanzend aspect. De korte touwvezels worden ‘droog’ gesponnen, wat een minder regelmatig, pluizig garen oplevert.

Weven, bleken en verven

Alvorens men tot weven overgaat, worden de garens gecontroleerd op stevigheid, gelijkmatigheid en soepelheid.

Na het weven wordt elke meter stof gecontroleerd en op kwaliteit getest. Als het weefsel niet in zijn ruwe staat verwerkt wordt, gaat het naar de afwerkingafdeling om een bleek- of verfproces te ondergaan. Het bleken van linnen vereist bijzondere vakkennis. Enerzijds moet men voldoende chemicaliën gebruiken om alle pectineresten en bastdeeltjes te verwijderen, anderzijds mag dit proces niet de structuur van de vezels zelf aantasten. Na het bleken of verven krijgt het linnen vaak nog een behandeling om het kreukvrij of onderhoudsvriendelijk te maken.

Meer informatie

Artikel Linnen op Wikipedia.nl

Bronnen

  • In dit artikel is, onder toestemming, gebruik gemaakt van tekst uit: Jan Paul Spoor, Van vlas tot linnen, op OudeSporen.nl, 2009. De auteur maakt geestelijke toepassingen.
  • De foto van de Russische vrouw is gemaakt in 1910 en is ontleend aan Wikipedia (bronpagina). De foto behoort tot het publiek domein.

Voetnoten

  1. Microsoft Encarta Winkler Prins Encyclopedie 2007 s.v. Linnen.
  2. Het Hebreeuwse woord is shesh (Strongs nummer 08336), dat twee betekenissen kan hebben: (1) iets dat is gebleekt, fijn linnen of; (2) albast, marmer. Dit woord wordt hoofdzakelijk gebruikt voor het fijne linnen van de tabernakel.
  3. Patrik, Polus, Wels e.a., de Verklaring van de Geheele Heilige Schrift, door eenigen van de voornaamste Engelsche Godgeleerden, bij Ex. 28:6
  4. Aldus het commentaar van Dächsel, Van Lingen en Griethuijsen bij Ex. 26:1. Dit bijbelcommentaar is onderdeel van de Online Bible.