Lukas 8
Lukas 8 is een hoofdstuk van het Evangelie naar Lukas, een geschrift in de Bijbel, en telt 56 verzen.
■ Hoofdstukken van het Evangelie naar Lukas samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 22 |
■ Verzen van Lukas 8 becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 18 · 20 · 22 |
Samenvatting
1-3 Dienende vrouwen in het gevolg van Jezus. 4-15 Gelijkenis van het gezaaide zaad. 16-18 Licht verspreiden. 19-21 Jezus' moeder en broers. 22-25 De storm op het meer. 26-39 De genezing van een bezeten woesteling in Gerasa. 40-56 Genezing van een bloedvloeiende vrouw en de opwekking van het dochtertje van Jaïrus (40-56).
1
8: 1 En het gebeurde daarna, dat Hij rondreisde door stad en dorp, terwijl Hij predikte en het evangelie van het koninkrijk van God verkondigde, en de twaalf waren bij Hem, (Telos)
Door stad en dorp. Wij zouden misschien schrijven: "door stad en land". Maar "stad en dorp" geeft duidelijk aan dat Jezus de mensen opzocht.
Terwijl hij predikte en het evangelie van het koninkrijk van God verkondigde. Lett. ‘predikende en evangeliserende het koninkrijk van God’[3].
2
8: 2 en enige vrouwen die van boze geesten en ziekten waren genezen: Maria, Magdalena geheten, van wie zeven demonen waren uitgegaan, (Telos)
En enige vrouwen die van boze geesten en ziekten waren genezen. De door Jezus wonderbaarlijk genezen vrouwen waren zelf levende bewijzen van Zijn goddelijke zending en van Zijn mensenliefde.
Maria, Magdelana geheten. Zie Maria Magdalena. Onder de vele volgsters en dienaressen (zie het volgende vers) was Maria Magdalena misschien de ellendigste geweest. Immers, al haar krachten waren vroeger gebonden door duistere geesten. Na haar bevrijding was zij de Redder van haar ziel met de innigste liefde toegedaan.
Het eerst. Zij wordt altijd het eerst genoemd onder de discipelinnen van Jezus. Zij staat hier zelfs vermeld vóór de vrouw van Chusas, die toch, evenals 'de hoogedele Theofilus" (voor wie Lukas schreef), een voornaam man was (zie volgende vers). Aan haar ook openbaarde de opgestane Heiland Zich het eerst.
3
8: 3 en Johanna, de vrouw van Chusas, zaakwaarnemer van Herodes, en Susanna, en vele anderen, die hen dienden met hun bezittingen. (Telos)
Johanna. De naam drukt uit dat God een genadige gever is. Zie Johanna. Zij was een middel waardoor God aan zijn Mensenzoon stoffelijke dingen gaf.
Susanna. Haar naam wordt in het Nieuwe Testament alleen hier genoemd; zie Susanna. Haar naam betekent 'Lelie'. Deze betekenis kan doen denken aan de onbezorgde 'lelies op het veld'.
Mattheüs 6:27 Wie van u echter kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen? 28 En wat bent u bezorgd over kleding? Let op de lelies op het veld, hoe zij groeien; 29 zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet was bekleed als een van deze. 30 Als nu God het gras op het veld, dat er vandaag is en morgen in een oven wordt geworpen, zo bekleedt, zal Hij niet veel meer u bekleden, kleingelovigen? 31 Weest dan niet bezorgd, door te zeggen: wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden? 32 Want naar al deze dingen zoeken de volken; want uw hemelse Vader weet dat u al deze dingen nodig hebt. 33 Zoekt echter eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden. 34 Weest dan niet bezorgd voor morgen; want morgen zal voor zichzelf bezorgd zijn; voor elke dag is zijn eigen kwaad genoeg. (Telos)
Mede door deze vrouw genaamd Lelie zorgde God voor Jezus, die het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid behartigde.
Vele anderen. Dat wil zeggen vele andere vrouwen, want de woorden zijn het van vrouwelijk geslacht[4]. Onder die vele andere vrouwen waren wellicht: Maria, de moeder van Jakobus de kleine, en Salóme, de moeder van de zonen van Zebedeüs. Vergelijk:
Markus 15:40 Nu stonden er ook vrouwen uit de verte toe te zien, onder wie ook Maria Magdalena was en Maria, de moeder van Jakobus de kleine en van Joses, en Salóme, 15:41 die, toen Hij in Galilea was, Hem volgden en Hem dienden, en vele andere vrouwen die met Hem naar Jeruzalem waren opgetrokken. (Telos)
Hen. Sommigen lezen 'Hem'. Doch niet alleen Jezus, ook zijn leerlingen werden uiteraard gediend.
Die hen dienden met hun bezittingen. Met hun goederen en middelen, zoals voedsel, drinken, kleding en geld.
Vrouwen hebben ten allen tijde door werken van de liefde gewerkt aan de dienaars van het woord en aan armen voor het rijk van God.
Dit vers en het aangehaalde vers uit Markus 15 geven een antwoord op de vraag: vanwaar had Jezus de stoffelijke middelen gedurende de jaren van Zijn openbaar optreden? Handwerk had Hij laten varen. De macht om op wonderbare wijze voor Zijn behoeften te zorgen wilde Hij niet aanwenden. Bovendien was Hij niet alleen, Hij was op den duur vergezeld door twaalf mannen, die eveneens hun werk hadden verlaten en wier onderhouding Hij, door hen tot navolgen te roepen, op Zich had genomen. Een algemene beurs diende voor de behoeften van het rondreizend gezelschap en daaruit nam men ook gaven voor de armen (Joh.13:29; 12:6); maar hoe werd die beurs gevuld?
De aan hen betoonde gastvrijheid geeft ten dele antwoord op die vraag. Naast onderdak en voedsel waren er toch nog verschillende behoeften, als aan kleding en dergelijke. Het ware antwoord op de vraag vanwaar Jezus de stoffelijke middelen had, wordt, als gezegd, in onze tekst gevonden.
Kon Hij die middelen niet opeisen, gezien Zijn waardigheid? Hij was (en is) de Zoon van God, de Koning van Israël en als zodanig hoefde Hij slechts te eisen. De heidenen konden Zijn erfenis en de einden van de wereld Zijn eigendom zijn (Ps.2:8).
Psalmen 2:7 Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. 2:8 Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde [tot] Uw bezitting. (SV)
Maar Jezus onthield zich en leed zelfs ontbering. Hoewel Hij in de hemel rijk was, is Hij op aarde arm geworden.
2 Corinthiërs 8:9 Want u kent de genade van onze Heer Jezus Christus, dat Hij, terwijl Hij rijk was, terwille van u arm is geworden, opdat u door zijn armoede rijk zou worden. (Telos)
De armoede van Christus wordt ook daardoor gescherpt, dat Hij bij al Zijn werken en handelen, waarmee Hij onafgebroken bezig was, geen aards loon bedong tot onderhouding van Zijn leven: hij vroeg geen geld voor zijn onderwijs, geen penning voor zijn genezingen.
Een sterker contrast tussen waardigheid en recht op bezit aan de ene kant en ontbering en onthouding aan de andere kant is er op aarde nooit geweest.
Jezus had gezegd: "Zoek eerst het koninkrijk van God en al het andere zal u worden toegeworpen." Hijzelf bracht dat in de praktijk en gaf het voorbeeld. De dankbare liefde van degenen die Hij bevrijdde en genas en met Zijn geestelijke rijkdommen vervulde, zorgde voor de tijdelijke behoeften van Hem en van Zijn discipelen; enige vrome vrouwen namen vrijwillig voor hen de plaats in van moeders en zusters.
Markus 3:35 Want wie de wil van God doet, die is mijn broeder en zuster en moeder. (Telos)
De vierde bede van het Onze Vader ("Geef ons vandaag ons toereikend brood." - Matth. 6:11) heeft misschien nooit en nergens iemand zo van de ene dag tot de andere gesproken als Jezus.
Een vreemde Messias voor het vleselijk oog: een man die van de aalmoezen van de mensen leefde! Maar wat een heerlijke Messias voor het oog van de Geest, deze Zoon van God, die leeft van de liefde van degenen aan wie Zijn liefde het leven geeft!
Gelijkenis van het gezaaide zaad (4-15)
Vaak spreekt men van de gelijkenis "van de Zaaier". Men kan ook zeggen "van het zaaisel".
Parallelteksten: Mt. 13:1-23; Mk.4:1-20.
4
Lu 8:4 Toen zich nu een grote menigte verzamelde en zij van alle steden naar Hem toe kwamen, sprak Hij door een gelijkenis: (Telos)
Van alle steden. Vgl. vs 1.
Gelijkenis. Het is een gelijkenis die de leerlingen iets meedeelt over het koninkrijk van God, zo geeft de Heer naderhand te kennen. De gelijkenissen zijn echter tevens bedoeld om hun boodschap voor de overige mensen te verbergen (vs. 10)
5
Lu 8:5 De zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien. En terwijl hij zaaide, viel het ene zaad bij de weg en werd vertrapt, en de vogels van de hemel aten het op. (Telos)
Zaad. In deze gelijkenis stelt het zaad het woord van God voor, gelijk Jezus naderhand verklaart (vers 11).
En werd vertrapt. Dit gebeurt soms letterlijk, als mensen uit beleefdheid een evangelietraktaatje aannemen en het verderop op straat laten vallen, waarna andere mensen eroverheen lopen.
Vogels van de hemel. Vogels zijn hemelwezens, ze staan symbool voor engelen, hier gevallen engelen, de gevallen engel satan, de duivel, die het woord uit het hart van de luisteraar wegneemt (vers 12).
6
Lu 8:6 En ander zaad viel op de rots, en toen het opgroeide, verdorde het, omdat het geen vochtigheid had. (Telos)
Rots. Een symbool van sterkte, vastheid, hier van ondoordringbare hardheid, die geen water opneemt en geen wortel (vers 13) binnenlaat.
Opgroeide. In tegenstelling tot het vorige scenario is er in dit en het volgende scenario groei. Alleen, de groei is helaas tijdelijk.
Verdorde het, omdat het geen vochtigheid had. In Korinthe had Paulus gezaaid en geplant, Apollos begoten.
1Co 3:6 Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God heeft de groei gegeven. (Telos)
Het water van Gods woord is een voorwaarde voor geestelijke en zedelijke groei. Het is een groei- en reinigingsmiddel. De Heer Jezus reinigt de gemeente door het woord.
Efe 5:26 opdat Hij haar zou heiligen, haar reinigend door de wassing met water door het woord, (Telos)
7
Lu 8:7 En ander zaad viel midden in de dorens, en de dorens groeiden mee op en verstikten het. (Telos)
Dorens. Staan symbool voor 'zorgen en rijkdom en genietingen van het leven' (vers 14). Drie riskante zaken die het woord van God kunnen verstikken.
Groeiden mee op. Er is dus, evenals in het vorige scenario, enige geestelijke en zedelijke groei, wellicht meer dan bij het vorige zaad. Doch andere zaken nemen daarnaast ook toe, krijgen prioriteit. We kunnen het zo druk hebben, dat we geen tijd meer hebben (of nemen) voor Gods woord, en als deze situatie te lang duurt, kan onze groei tot staan worden gebracht en ernstig ondermijnd worden. In geestelijk opzicht krijgen we te weinig licht en levensruimte. Andere dingen staan onze geestelijke ontwikkeling in de weg.
8
Lu 8:8 En ander zaad viel in de goede aarde en toen het opgroeide, bracht het honderdvoudige vrucht voort. Toen Hij dit zei, riep Hij: Wie oren heeft om te horen, laat hij horen! (Telos)
Goede aarde. Staat symbool voor 'een uitnemend en goed hart' (vers 15). Een hart dat ontvankelijk is, niet gelijk een straatweg of een rotsachtige bodem. Een hart dat ruimte geeft voor Gods woord, en niet slechts vervuld is van andere zaken.
Vrucht. Het doel van de zaaier is dat er vrucht komt. Vrucht dragen is de zin van ons leven.
Col 1:5 ... het woord van de waarheid van het evangelie Col 1:6 dat tot u gekomen is, zoals het ook in de hele wereld vrucht draagt en groeit, evenals ook onder u, van de dag af dat u het hebt gehoord en de genade van God in waarheid hebt erkend. (Telos)
Ro 7:4 Dus bent ook u, mijn broeders, voor de wet gedood door het lichaam van Christus, opdat u aan een ander toebehoort, aan Hem die uit de doden is opgewekt, opdat wij voor God vrucht dragen. (Telos)
10
Lu 8:10 Hij nu zei: U is het gegeven de verborgenheden van het koninkrijk van God te kennen, maar tot de overigen [spreek Ik] in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien en horende niet verstaan. (CP[5])
In de volgende verzen verklaart de Heer de gelijkenis. De gelijkenis betreft het Koninkrijk van God en gaat over het verkondigde woord van God en de hoorders ervan. De gelijkenis leert ons hoe de koninkrijk van God zich uitbreidt, namelijk (a) door de verkondiging van het evangelie van het koninkrijk, het woord van God (8:11), (b) dat afwijzing en ontvangst krijgt, (c) waarbij de wereld en duivel tegenwerken, en (d) er persoonlijke omstandigheden en factoren zijn die de werking van het woord belemmeren, (e) maar door ontvankelijke, goede harten gestalte kan krijgen door de vruchten die goedhartige hoorders voortbrengen.
Ro 14:17 Want het koninkrijk van God is niet eten en drinken, maar rechtvaardigheid, vrede en blijdschap in de Heilige Geest. (Telos)
Ziende niet zien. Ze merken niet, verstaan niet. Vergelijk:
Mt 16:1 En de farizeeën en sadduceeën kwamen naar Hem toe, en om Hem te verzoeken vroegen zij Hem hun een teken uit de hemel te tonen. Mt 16:2 Hij echter antwoordde en zei tot hen: Wanneer het avond is geworden, zegt u: Mooi weer, want de hemel is rood;Mt 16:3 en ‘s morgens: Vandaag storm, want de hemel is somber rood. Het aanzien van de hemel weet u wel te onderscheiden, maar kunt u het de tekenen der tijden niet? (Telos)
De farizeeën en sadduceeën zagen Jezus' wondertekenen, maar begrepen niet dat ze hun oorsprong in de hemel hadden.
Mt 21:32 Want Johannes is tot u gekomen in de weg van de gerechtigheid en u hebt hem niet geloofd; de tollenaars en de hoeren echter hebben hem geloofd; hoewel u dit echter hebt gezien, hebt u later ook geen berouw gehad om hem te geloven. (Telos)
Horende niet verstaan.
Mt 13:19 Als iemand het woord van het koninkrijk hoort en het niet verstaat, komt de boze en rooft weg wat in zijn hart was gezaaid; dit is hij die bij de weg is gezaaid. (Telos)
Men kan ook lezen zonder te begrijpen.
Hnd 8:30 En Filippus liep er snel heen en hoorde hem de profeet Jesaja lezen; en hij zei: Begrijpt u wel wat u leest? (Telos)
11
Lu 8:11 Dit nu betekent de gelijkenis: het zaad is het woord van God. (Telos)
Het zaad is het woord van God. Het woord van God en de ontvangers ervan (vers 12).
12
Lu 8:12 Zij nu die bij de weg zijn gezaaid, zijn zij die horen; daarna komt de duivel en neemt het woord uit hun hart weg, opdat zij niet geloven en behouden worden. (Telos)
Dit is een verklaring van vs. 5.
Het woord kan vertrapt worden door spot.
Hnd 17:32 Toen zij nu van een opstanding van doden hoorden, spotten sommigen; en anderen zeiden: Wij zullen u daarover nog wel eens horen. Hnd 17:33 Zo ging Paulus uit hun midden weg. Hnd 17:34 Sommige mannen echter sloten zich bij hem aan en geloofden, onder wie ook Dionysius de Areopagiet, en een vrouw genaamd Damaris, en anderen met hen. (Telos)
Opdat zij niet geloven en behouden worden. De duivel wil mensen meeslepen naar het eeuwige verderf, de hel.
13
Lu 8:13 Zij nu die op de rots zijn gezaaid, zijn zij die wanneer zij horen het woord met vreugde ontvangen; en dezen hebben geen wortel, zij geloven voor een tijd, en in een tijd van verzoeking vallen zij af. (Telos)
Dit is een verklaring van vs. 6.
Met vreugde ontvangen. In een tijd waarin aan gevoel veel waarde wordt toegekend, is het goed erop te wijzen dat vreugde op zichzelf geen teken is van diepgaande én blijvende beïnvloeding door het woord van God. De heilsboodschap van God kan ons blij maken, maar het moet ook wortel schieten.
Hnd 8:6 En eendrachtig gaven de menigten acht op wat door Filippus werd gezegd, toen zij hem hoorden en de tekenen zagen die hij deed. Hnd 8:7 Want velen van hen die onreine geesten hadden, dezen gingen luidkeels schreeuwend uit; en vele verlamden en kreupelen werden genezen. Hnd 8:8 En er kwam grote blijdschap in die stad. (Telos)
Hopelijk heeft het woord, na die grote blijdschap, bij velen wortel geschoten.
Geen wortel. Een wortel geeft de plant een stevige stand. De wortel dient tevens tot inname van vocht. Want zonder water verdort de plant.
In een tijd van verzoeking. Op de achtergrond zien we ook hier de duivel of een demon, zoals bij het zaad bij de weg.
Mt 26:41 Waakt en bidt, opdat u niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. (Telos)
Mt 6:13 En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. (Telos)
Zij geloven ... en ... vallen zij af. Dit is 'geloofsafval'.
14
Lu 8:14 Wat nu tussen de dorens valt, dat zijn zij die horen en door zorgen en rijkdom en genietingen van het leven weggaan en verstikt worden en geen rijpe vrucht dragen. (Telos)
Dit is een verklaring van:
Lu 8:7 En ander zaad viel midden in de dorens, en de dorens groeiden mee op en verstikten het. (Telos)
Weggaan. Niet bij God en Zijn woord blijven, niet langer discipelen blijven, niet langer met de Heer wandelen. Er is sprake van groei, maar andere zaken groeien mee op. Ze krijgen de overhand en verstikken het woord.
Joh 6:66 Van toen af trokken velen van zijn discipelen zich terug en wandelden niet meer met Hem. (Telos)
Geen rijpe vrucht. Er is iets van vrucht te zien, maar het blijft nogal beperkt.
15
Lu 8:15 Wat nu in de goede aarde valt, dat zijn zij die als zij het woord horen, het in een uitnemend en goed hart bewaren en met volharding vrucht dragen. (Telos)
In de goede aarde. In de grond van goede harten.
Het woord ... bewaren. Een eerste kenmerk van ware leerlingen van Jezus.
Lu 11:27 Het gebeurde nu, toen Hij dit zei, dat een vrouw uit de menigte haar stem verhief en tot Hem zei: Gelukkig de schoot die U heeft gedragen en de borsten die U hebt gezogen. Lu 11:28 Hij echter zei: Jawel, maar veeleer gelukkig zij die het woord van God horen en bewaren. (TELOS)
Met volharding vrucht dragen. Volharding is een ander kenmerk van ware leerlingen van Jezus. In een tijd van verzoeking haken zij niet af, maar blijven de Heer trouw. Bij zorgen, rijkdom of genietingen verliezen ze het belangrijkste in het leven niet uit het oog. De dienst van God en naaste blijft hoofdzaak.
Bewaren en volharden komen ook naar voren in deze Schriftplaatsen:
Opb 3:10 Omdat u het woord van mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, dat over het hele aardrijk zal komen, om te verzoeken hen die op de aarde wonen. (Telos)
Opb 14:12 Hier is de volharding van de heiligen die de geboden van God en het geloof in Jezus bewaren. (Telos)
18
8: 18 Kijkt u dan uit hoe u hoort. Want wie heeft, hem zal worden gegeven; en wie niet heeft, ook wat hij meent te hebben zal van hem worden genomen. (Telos)
Kijkt u dan uit hoe u hoort. Goed horen: het woord van God ter harte nemen en in een goed hart bewaren (zie hierboven in de gelijkenis van de zaden). Verkeerd horen: 1. het woord van God horen en verwerpen; 2. het woord van God horen en niet doen (vgl. vs.21).
Wie heeft enz.
1 Johannes 5:12 Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. (Telos)
Jezus' moeder en broers (20-21)
20
Lu 8:20 En men berichtte Hem: Uw moeder en uw broers staan buiten en willen U zien. Lu 8:21 Hij antwoordde echter en zei tot hen: Mijn moeder en mijn broeders zijn dezen die het woord van God horen en doen. (Telos)
Mijn moeder. In geestelijke zin. Maria was de lichamelijke moeder. De opmerking van de Heer moet ons bewaren voor oververheffing van Maria, zoals in de Rooms-Katholieke Kerk is gebeurd. Vergelijk:
Lu 11:27 Het gebeurde nu, toen Hij dit zei, dat een vrouw uit de menigte haar stem verhief en tot Hem zei: Gelukkig de schoot die U heeft gedragen en de borsten die U hebt gezogen. Lu 11:28 Hij echter zei: Jawel, maar veeleer gelukkig zij die het woord van God horen en bewaren. (TELOS)
Ook deze woorden moeten ons ervoor bewaren Maria op een voetstuk te zetten.
22
Lu 8:22 Het gebeurde nu op een van die dagen, dat Hij aan boord van een schip ging, Hij en zijn discipelen, en Hij zei tot hen: Laten wij oversteken naar de overkant van het meer. En zij staken van wal.
Naar de overkant. Naar de landstreek van de Gerasenen (vers 26).
24. De storm gestild
Lu 8:24 Zij nu gingen naar Hem toe, wekten Hem en zeiden: Meester, Meester, wij vergaan! Hij echter stond op en bestrafte de wind en de golfslag van het water, en zij hielden op en er ontstond een stilte. (Telos)
Een voorafschaduwing (type) van de toekomstige verlossing van het gelovig overblijfsel. De wind symboliseert de geestelijke machten en de golfslag van het water staat voor de door die machten opgezweepte volkerenzee. De stilte staat voor de rust en vrede van het vrederijk, dat Hij sticht bij zijn wederkomst.
8:26
Lu 8:26 En zij voeren verder naar de landstreek van de Gerasenen, die tegenover Galilea ligt. (Telos)
De landstreek van de Gerasenen. Lukas omschrijft hier en in vers 37 de streek onder verwijzing naar de bekende stad Gerasa. Zie Gergesenen voor de toelichting.
8:27
Lu 8:27 Toen Hij nu uit het schip aan land was gegaan, kwam Hem een man uit de stad tegemoet die demonen in zich had en sinds geruime tijd geen kleding had aangetrokken, en niet in een huis verbleef, maar in de graven. (Telos)
Die demonen in zich had. Hij was meervoudig bezeten: meerdere demonen woonden in hem. Over bezetenheid, zie Bezetenheid.
In de graven. Die zich bij de stad bevonden.
8:28
Lu 8:28 Toen hij nu Jezus zag, schreeuwde hij het uit, viel voor Hem neer en zei met luider stem: Wat heb ik met U te maken, Jezus, Zoon van God de Allerhoogste? Ik bid U, pijnig mij niet. (Telos)
Pijnig mij niet. De hel, een plaats bestemd voor satan en de demonen, is een oord van verderf en pijn.
Mr 1:24 Wat hebben wij met U te maken, Jezus, Nazarener? Bent U gekomen om ons te verderven? Ik weet Wie U bent: de Heilige van God. (TELOS)
8:31
Lu 8:31 En zij smeekten Hem dat Hij hun niet zou gebieden in de afgrond te gaan. (Telos)
Afgrond. De plaats van bewaring waar boze geesten zijn opgesloten en de satan eens zal worden opgesloten. Zie Afgrond voor het hoofdartikel.
8:32
Lu 8:32 Nu was daar een kudde van vele varkens, die op de berg weidde. En zij smeekten Hem hun toe te staan daarin te gaan, en Hij stond het hun toe. (Telos)
Varkens. Zijn onreine dieren volgens de wet van Mozes. Varkens zijn zinnebeeld van onreine mensen. Zie Varken voor het hoofdartikel.
8:33
Lu 8:33 En de demonen gingen uit de man weg en gingen in de varkens; en de kudde stortte van de steilte af het meer in, en verdronk. (Telos)
Raakte de kudde in paniek omdat de varkens voelden dat er een macht in hen kwam? Dreven de demonen de kudde van de steilte? Of was de ondergang van de kudde een ongezocht bijverschijnsel van de bezetting door de demonen. Dat weten wij niet. De demonen, die de Heer Jezus hadden gesmeekt dat Hij hen niet in de afgrond zou zenden, komen als het ware toch in de afgrond terecht. In hun val slepen zij de varkens mee, of andersom. Gezamenlijk vallen zij in het verderf.
Voorafbeelding? Vlak vóór Christus' wederverschijning in de wereld zullen demonen koningen verzamelen te Harmagedon tot de oorlog tegen het Lam. Deze oorlog brengt een verschrikkelijk strafgericht over de aldaar verzamelde internationale troepenmacht.
Opb 16:14 want het zijn geesten van demonen die tekenen doen en die uitgaan naar de koningen van het hele aardrijk, om hen te verzamelen tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige. (...) Opb 16:16 En Hij verzamelde hen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet. (Telos)
Misschien is de ondergang van de zwijnenkudde een type van de eindtijdse nederlaag van die koningen. Eerst was, in de geschiedenis hiervóór, de volkerenzee opgezweept tegen het gelovig overblijfsel. Dan zien we een kudde onreine dieren, beïnvloed door boze geesten, hun einde vinden in het meer.
8:34
Lu 8:34 Toen nu zij die ze weidden, zagen wat er was gebeurd, vluchtten zij en berichtten het in de stad en op de velden. (Telos)
De stad. Dat is Gergesa, zie kaart hierboven.
8:35
Lu 8:35 Zij nu liepen uit om te zien wat er was gebeurd; en zij kwamen bij Jezus en vonden de mens van wie de demonen waren uitgegaan, aan de voeten van Jezus zitten, gekleed en goed bij zijn verstand; en zij vreesden. (Telos)
Gekleed. Vreemd dat demonen een bezetene naakt laten rondlopen. Verlustigen zij zich in zijn schande, in zijn verwaarloosde staat? In onze dagen is er veel bloot te zien, op straat en via massamedia. Is dat een teken van afnemende invloed van de afnemende invloed van het christendom en de toenemende invloed van demonen? Hoe het ook zij, een normaal mens behoort gekleed te zijn.
Goed bij zijn verstand. Demonen verwarren iemands denken, ze maken hem gek. De Heer Jezus herstelt de mens, inclusief zijn verstand. Geloven en goed-bij-zijn-verstand-zijn gaan samen, moeten samengaan.
1Co 10:15 Ik spreek als tot verstandigen; beoordeelt u wat ik zeg. (Telos)
Zij vreesden. Omdat zij de tekenen van Jezus' macht zagen. Voordien hadden de leerlingen gevreesd toen zij Jezus' macht zagen in de onderwerping van de sterke stormwind en woeste golfslag op het meer van Galilea.
8:37
Lu 8:37 En de hele volksmassa van de streek der Gerasenen vroeg Hem van hen weg te gaan, want zij waren door grote vrees bevangen. Hij nu ging aan boord van het schip en keerde terug. (Telos)
De streek der Gerasenen. Lukas omschrijft hier en in vers 26 de streek onder verwijzing naar de bekende stad Gerasa. Zie Gergesenen voor de toelichting.
8:38
Lu 8:38 De man nu van wie de demonen waren uitgegaan, bad Hem bij Hem te mogen zijn. Hij liet hem echter gaan en zei: (Telos)
Bij Hem te mogen zijn.
De parallelplaats in het Markusevangelie zegt:
Mr 5:18 En toen Hij in het schip ging, smeekte Hem degene die bezeten was geweest, bij Hem te mogen zijn.
Ps 32:7 Gij zijt mij een Verberging; Gij behoedt mij voor benauwdheid; Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela. (SV)
Ps 116:16 Och, HEERE! zekerlijk ik ben Uw knecht, ik ben Uw knecht, een zoon Uwer dienstmaagd; Gij hebt mijn banden losgemaakt. (SV)
Flp 1:23 maar ik word van beide kanten gedrongen: ik verlang ernaar heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; (Telos)
Zie verder bij Jezus Christus > Met Jezus zijn.
8:39
Lu 8:39 Keer terug naar uw huis en vertel alles wat God u heeft gedaan. En hij ging weg en verkondigde door de hele stad alles wat Jezus hem had gedaan. (Telos)
Vertel alles wat God u heeft gedaan. Door de vinger van God dreef Jezus boze geesten uit. Hij gaf God de eer.
Wat Jezus hem had gedaan. Jezus, in Wie en door Wie God werkte.
8:41
Lu 8:41 En zie, er kwam een man, genaamd Jaïrus, en deze was een overste van de synagoge; en hij viel aan de voeten van Jezus en smeekte Hem in zijn huis te komen, (Telos)
Jaïrus. Deze naam betekent: Jah verlicht.
8:43
Lu 8:43 En een vrouw die twaalf jaar lang een bloedvloeiing had gehad, die <heel haar levensonderhoud aan artsen had uitgegeven, maar> door niemand kon worden genezen, (Telos)
Twaalf jaar lang. Twaalf jaar was de stervende dochter van Jaïrus (vers 42).
8:48
Lu 8:48 Hij nu zei tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede. (Telos)
Behouden. Of: gezond gemaakt.
Ga heen in vrede. Tot de bevrijde bezetene had de Heer gezegd: „Keer terug naar uw huis en vertel alles wat God u heeft gedaan. En hij ging weg en verkondigde door de hele stad alles wat Jezus hem had gedaan." (8:39) Ook de vrouw zal over het wonder, aan haar verricht, niet gezwegen hebben in haar omgeving.
8:50
Lu 8:50 Jezus echter hoorde dit en antwoordde hem: Wees niet bang, geloof alleen en zij zal behouden worden. (Telos)
Geloof alleen. Tot de bloedvloeiïende vrouw had de Heer gezegd: Uw geloof heeft u behouden.
Behouden worden. Hier is behouden worden niet gezond gemaakt worden, maar levend gemaakt worden.
8:51
Lu 8:51 Toen Hij nu bij het huis was gekomen, liet Hij niemand met Zich naar binnen gaan dan Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader van het kind en de moeder. (Telos)
Petrus, Johannes en Jakobus. Deze drie mochten getuigen zijn van het wonder dat Jezus zou verrichten.
8:52
Lu 8:52 Allen nu weenden en weeklaagden over haar. Hij echter zei: Weent niet, want zij is niet gestorven, maar slaapt. (Telos)
Zij is niet gestorven, maar slaapt. Zij wás gestorven, naar menselijk begrip (vers 53), maar voor Hem, sliep zij slechts, de slaap des doods. Vergelijk:
Lu 20:37 Dat nu de doden worden opgewekt heeft ook Mozes aangeduid bij de braamstruik, als hij de Heer noemt ‘de God van Abraham en de God van Izaak en de God van Jakob’, Lu 20:38 Hij nu is niet een God van doden maar van levenden; want voor Hem leven zij allen. (Telos)
8:54
Lu 8:54 Hij echter greep haar hand en riep de woorden: Kind, sta op. (Telos)
Riep. Hij riep haar geest terug (vers 55). Eens zullen de doden, die in Christus gestorven zijn, zijn stem horen en opstaan.
Joh 5:25 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: er komt een uur, en het is nu, dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen en zij die deze hebben gehoord, zullen leven. (...) Joh 5:28 Verwondert u hierover niet, want er komt een uur dat allen die in de graven zijn, zijn stem zullen horen en Joh 5:29 zullen uitgaan: zij die het goede hebben gedaan tot de opstanding van het leven, en zij die het kwade hebben bedreven tot de opstanding van het oordeel. (Telos)
8:55
Lu 8:55 En haar geest keerde terug en zij stond onmiddellijk op; en Hij gebood dat men haar te eten zou geven. (Telos)
In zijn leven op aarde heeft de Heer Jezus drie doden opgewekt, van verschillende leeftijden: het dochtertje van Jaïrus, een jongeman te Naïn, zijn vriend Lazarus te Bethanië.
Zij stond onmiddellijk op. Markus voegt er nog de aanschouwelijke trek bij: "Meteen stond het dochtertje op en wandelde." "Aan zulke trekken herkent men het bericht van een ooggetuige, wie de stem van de Heer nog in de oren klinkt en die het kind nog heen en weer ziet gaan." (Frédéric Godet[6])
Haar geest keerde terug. Bij het sterven verlaat de geest het lichaam. Nu keert de geest van het meisje terug.
Dat men haar te eten zou geven. De Heer Jezus weet als Geneesheer dat haar lichaam na zo een trauma voedingsstoffen nodig heeft om verder te herstellen en aan te sterken.
"Ook geestelijk opgewekten hebben meteen voedsel nodig." (Johannes Jacobus van Oosterzee)[6].
8:56
Lu 8:56 En haar ouders ontzetten zich; Hij echter beval hun niemand te zeggen wat er was gebeurd. (Telos)
Niemand te zeggen wat er was gebeurd. Misschien om te voorkomen dat mensen hem naar de doden en de graven zouden trekken. Zieken genas de Heer en masse, doden werden bij uitzondering, in drie gevallen, door Hem opgewekt.
Bron
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901). Tekst van het commentaar op Luk. 8:3 is onder wijziging verwerkt op 26 okt. 2024.
Voetnoten
- ↑ Patrik, Polus en Wels, de Verklaring van de Geheele Heilige Schrift, door eenigen van de voornaamste Engelsche Godgeleerden (18e eeuw).
- ↑ Vertaling of hertaling door Christipedia, uitgaande van de Telos-vertaling.
- ↑ Voetnoot in de Telos-vertaling.
- ↑ Patrik, Polus en Wels, de Verklaring van de Geheele Heilige Schrift, door eenigen van de voornaamste Engelsche Godgeleerden (18e eeuw).
- ↑ Vertaling of hertaling door Christipedia, uitgaande van de Telos-vertaling.
- ↑ 6,0 6,1 Aangehaald in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Luk. 8:55.