Evangelie naar Lukas/Hoofdstuk 6
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal. Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb. |
Evangelie naar Lukas:
Hoofdstuk 6 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.
Luk. 6:5. Heer van de sabbat
Lu 6:5 En Hij zei tot hen: De Zoon des mensen is Heer <ook> van de sabbat. (Telos)
Ook. In sommige handschriften ontbreekt dit woord.
Heer van de sabbat. Hij maakt uit wat op de sabbat geoorloofd is of niet. Dit gezag wijst op de goddelijkheid van de Heer Jezus. God heeft de sabbat ingesteld.
Mr 2:27 En Hij zei tot hen: De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat. Mr 2:28 Daarom is de Zoon des mensen Heer ook van de sabbat. (TELOS)
Luk. 6:20. Armen
Lu 6:20 En Hij hief zijn ogen op naar zijn discipelen en zei: Gelukkig u, armen, want van u is het koninkrijk van God. (Telos)
Armen. Tot de twee discipelen van Johannes zei de Heer Jezus:
Lu 7:22 En Hij antwoordde en zei tot hen: Gaat heen en bericht Johannes wat u hebt gezien en gehoord: blinden kunnen weer zien, kreupelen lopen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt, aan armen wordt het evangelie verkondigd; (Telos)
De Heer Jezus is een arme geworden.
2Co 8:9 Want u kent de genade van onze Heer Jezus Christus, dat Hij, terwijl Hij rijk was, terwille van u arm is geworden, opdat u door zijn armoede rijk zou worden. (Telos)
Want van u is het koninkrijk van God. Dit rijk houdt welvaart en heerlijkheid in. Zie ook het aangehaalde vers uit 2 Cor. 8:9.
Luk. 6:21. Hongerenden
Lu 6:21 Gelukkig u die nu honger hebt, want u zult verzadigd worden. Gelukkig u die nu weent, want u zult lachen. (Telos)
Honger. De Heer Jezus zelf heeft honger gekend.
Mt 4:2 En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij tenslotte honger. (Telos)
Mt 21:18 ‘s Morgens vroeg nu, toen Hij naar de stad terugkeerde, had Hij honger. (Telos) Vgl. Mr 11:12
Weent. Ook de Heer Jezus heeft geweend, bij het graf van Lazarus en over Jeruzalem.
Luk. 6:22. Uitgestotenen
Lu 6:22 Gelukkig bent u wanneer de mensen u haten en wanneer zij u uitstoten en smaden en uw naam als slecht verwerpen ter wille van de Zoon des mensen. (Telos)
Haten ... uitstoten ... smaden ... uw naam als slecht verwerpen. Het is ook de Heiland overkomen.
Luk. 6:29
Lu 6:29 Bied aan hem die u op de wang slaat, ook de andere; en weiger aan hem die u de mantel afneemt, ook het onderkleed niet. (Telos)
Op de wang slaat. De Heer Jezus is in zijn gezicht (en op zijn hoofd en op zijn rug geslagen) geslagen.
Mr 14:65 En sommigen begonnen Hem te bespuwen en zijn gezicht te bedekken en Hem met vuisten te slaan en tot Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaren sloegen Hem in het gezicht. (Telos)
Mr 15:19 En zij sloegen zijn hoofd met een rietstok en bespuwden Hem, en zij vielen op hun knieen en huldigden Hem. (Telos)
Onderkleed. Ook van Jezus werd het onderkleed genomen.
Joh 19:23 Toen dan de soldaten Jezus hadden gekruisigd, namen zij zijn kleren en maakten er vier delen van, voor elke soldaat een deel, en het onderkleed. Het onderkleed nu was zonder naad, van boven af in zijn geheel geweven. (Telos)
Luk. 6:28
Lu 6:28 zegent hen die u vervloeken, bidt voor hen die u smaden. (Telos)
Bidt voor hen die u smaden. De Heer Jezus werd gesmaad door de Romeinse soldaten en, toen Hij aan het kruis hing, door omstanders. Toen Hij aan het kruis, hing bad Hij:
Lu 23:34 Jezus nu zei: Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen. En om zijn kleren te verdelen wierpen zij het lot daarover. (Telos)