Maronieten
Maronieten noemden zich de christenen, die na de monotheletische strijd (680 n.C.) aan de leer van de monotheleten nog bleven vasthouden en die zich ophielden in en bij het klooster van de door hen als heilige vereerde Maro op de Libanon.
De naam Maronieten is afkomstig van Maro, die circa 400 geleefd heeft en die door de Maronieten voor een voortreffelijke heilige gehouden werd. Het monotheletisme leefde voort onder hen, die een afzonderlijke kerkgemeenschap stichtten (La. ecclesia Maronitarum). Deze woonden op het gebergte Libanon. Oorspronkelijk waren de aanhangers Syriërs.
De Maronieten erkennen de abt van het klooster van St. Maro als hun opperhoofd, en zij streden dapper voor hun staatkundige en kerkelijke vrijheid tegen de Grieken en de Turken.
De Maronieten zijn in het jaar 1182 tot de Rooms-Katholieke kerk teruggekeerd. In dat jaar, tijdens de kruistochten lieten zij hun monotheletisme varen. Zij erkenden de paus als opperhoofd van de kerk, maar bleven hun oude ritus behouden. Het gewone volk is onwetend, en de priesters, doorgaans in Rome gevormd, hebben zeer veel invloed. Hun patriarch zetelt in Kannobin, een ontoegankelijk gedeelte van de Libanon. Hun kerktaal is het Oud-Syrisch; hun liturgie is in het Syrisch opgesteld.
Zie ook
Bron
F. W. Grosheide, J.H. Landwehr, C. Lindeboom, J.C. Rullmann, Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche volk. Kampen: J.H. Kok, 1925-1931. Zes delen. Tekst van het lemma 'Maronieten' en enige tekst van het lemma 'Monotheleten' is onder wijziging verwerkt op 27 en 29 sept. 2024.