Mattheüs 9

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Mattheus 9)

Mattheüs 9, een hoofdstuk van het Evangelie naar Mattheüs, wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages ervan worden becommentarieerd.

Hoofdstukken die zijn samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:
Mattheüs: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28

Samenvatting

1-8 Jezus vergeeft en geneest een verlamde. 9 Roeping van Mattheüs. 10-13 De vraag van de Farizeeën vragen waarom Jezus met tollenaars en zondaars eet. 14-17 De vraag van de discipelen van Johannes waarom Jezus’ discipelen niet vasten. 18-28 Jezus geneest een chronisch bloedvloeiende vrouw en maakt het gestorven dochtertje van een overste levend. 27-31 Jezus geneest twee blinden. Zij maken hem daarna, tegen Zijn wil, overal bekend. 32-34 Bevrijding van een stomme bezetene, die daarna weer kan spreken. Verklaring door de farizeeën. 35-38 Jezus’ optreden. Zijn ontferming. Grote oogst, weinig arbeiders.

Vergeving en genezing van een verlamde te Kapernaüm (1-8)

1

Mt 9:1  En nadat Hij aan boord van een schip was gegaan, voer Hij over en kwam in zijn eigen stad. En zie, zij brachten bij Hem een verlamde die op een bed lag. (Telos)

Zijn eigen stad. Niet Nazareth, maar Kapernaüm, dat aan het meer van Galilea lag.

5

Mt 9:5  Want wat is gemakkelijker: te zeggen: Uw zonden worden vergeven, of te zeggen: Sta op en loop? (Telos)

Een mens kan dat niet uit zichzelf met recht zeggen: voor allebei is macht van God nodig.

8

Mt 9:8  Toen nu de menigten dit zagen, vreesden zij en verheerlijkten God, die zo’n macht aan de mensen had gegeven. (Telos)

Zo'n macht. Om een verlamde en andere zieken te genezen en zonden te vergeven.

Aan de mensen. Aan Jezus, Mozes en andere profeten van het Oude Testament. De discipelen van Jezus kregen later ook die macht. Daarom hielden vele mensen Jezus voor een profeet of de Messias.

Waarom Jezus met tollenaars en zondaars eet (10-13)

11

Mt 9:11  En toen de farizeeën het zagen, zeiden zij tot zijn discipelen: Waarom eet uw meester met de tollenaars en zondaars? (Telos)

Zeiden zij tot zijn discipelen. Niet tot Jezus: wellicht waren zij een beetje bevreesd om Hem te vragen en viel het hun makkelijker om Zijn discipelen te vragen.

Waarom eet enz. De vraag ligt voor de hand, omdat afzondering van zondaars goed is en de Farizeeën 'afgezonderden' waren.

13

Mt 9:13  Gaat dan heen en leert wat het is: ‘Barmhartigheid wil Ik en geen offer’; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. (Telos)

Jezus had twee redenen om met tollenaars en zondaars te eten: 1e. Zijn barmhartigheid; 2e. Zijn zendingsopdracht. Zojuist had hij Mattheüs geroepen.

Genezing van twee blinden (27-31)

28

Mt 9:28  Toen Hij nu in het huis was gekomen, kwamen de blinden bij Hem. En Jezus zei tot hen: Gelooft u dat Ik dit kan doen? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heer! (Telos)

Het huis. Te Kapernaüm, waar hij sliep. Volgens sommige uitleggers het huis van Petrus.