Nieuwe Kerkgeschiedenis

Uit Christipedia

De Nieuwe Kerkgeschiedenis (1517-heden) begint bij het feit van de reformatie der Kerk in 't begin der zestiende eeuw en gaat voort tot op onze tijd. Ze omvat dus een tijdperk van vijf eeuwen, 1517 tot heden. Zij maakt ons bekend met het ontstaan van de Hervorming, haar groei, haar strijd en haar zegepraal. Zij tekent de splitsing van de reformatorische Kerk in verschillende kerkengroepen, maar ook de contra-reformatie in de Roomse Kerk. Verder omvat zij de verschillende stromingen en richtingen, die in de Protestantsche Kerken opkwamen en de strijd tussen geloof en ongeloof.

De Kerkhervorming, waarmee de Nieuwe Kerkgeschiedenis aanvangt, is van vérreikende gevolgen geweest voor kerk en maatschappij beide. Door de Hervorming kwamen vooral de Germaanse volken, die in de Middeleeuwen nog in een staat van onmondigheid verkeerden, tot meerdere ontwikkeling, zij het ook na veel strijd.

Door de Hervorming werd de Westerse Kerk in tweeën gescheurd. Zij die met de reformatie meegingen vormen de Protestantse Kerken, die in verschillende grotere en kleinere groepen uiteengingen. De Roomse Kerk ontging ook de invloed der Hervorming niet geheel, want van lieverlede was zij gedwongen de meest ergerlijke misbruiken in het leven tegen te gaan. Doch de dwalingen en de misbruiken in de leer bleven bij deze Contra-reformatie gehandhaafd.

Tijdvakken

In drie tijdvakken kan de Nieuwe Kerkgeschiedenis worden verdeeld.

  • 1e tijdvak: Reformatie en Contra-reformatie, 1517-1648.
  • 2e tijdvak: de Kerk in de tijd van het Piëtisme en de Aufklârung, 1648-1814.
  • 3e tijdvak: de Kerk in de tegenwoordige tijd: afval, opleving, eucumene, evangelische beweging, 1814-heden

1517-1648 Reformatie en Contra-reformatie

Het eerste tijdvak der Nieuwe Kerkgeschiedenis is samen te vatten in de twee begrippen : reformatie en contra-reformatie en omvat een tijdruimte van 131 jaren (1517-1648). Uiterst belangrijk is dit tijdvak, van Luthers optreden tot de Westfaalse vrede (de vrede van Münster, 1648). We zien de machtige strijd tussen Reformatie en ContraReformatie.

Het schetst het begin, de voortgang en de zegepraal der Hervorming, maar ook de vreselijke vervolging, waaraan haar aanhangers blootstonden, en de Godsdienstoorlogen, die met felle verbittering van weerszijden gevoerd werden; van Hervormde zijde ter verkrijging van Godsdienstige en maatschappelijke vrijheden; van Roomse zijde om het verkrijgen van die vrijheden met geweld te beletten. In het Westen leed de Contra- Reformatie schipbreuk door het optreden van Nederland en Engeland, in het Westen en Oosten door het optreden van Gustaaf Adolf. Bij de vrede van Munster (1648) was het pleit van dwang en vrijheid beslecht ten gunste van de Protestanten: God gaf genade en eer.

Dit eerste tijdvak geeft ons tevens een beeldengalerij te aanschouwen van grote mannen, helden vol van geloof, zoals Luther, Zwingli, Calvijn en hun uitnemende helpers in verschillende landen, die in Gods kracht tegen dwaling, bijgeloof en gewetensdwang de strijd aanbonden. Voorts doet dit tijdvak ons zien, wat de contra-reformatie van Roomse zijde geweest is.

Luther. De man, die door God verkoren was, om het grote en gezegende werk van de Reformatie te beginnen, was Maarten Luther (1483-1546). Hij was van eenvoudige komaf, studeerde rechten, werd monnik te Erfurt, maakte een reis naar Rome, werd doctor in de theologie te Wittenberg, ontdekte evangelische waarheden in de Schrift en publiceerde te Wittenberg in oktober 1517 95 stellingen, waarmee hij misstanden in de kerk aan de orde stelde.

Aflaatkramerij. De naaste oorzaak voor het optreden van Luther was de schandelijke aflaatkramenij van de Dominicaner monnik Johan Tetzel. Wat was er gebeurd? Paus Leo X had een jubel-aflaat uitgeschreven ter wille van de bouw van de St. Pieterskerk. Tal van aflaatkramers trokken door de verschillende landen. Voor Noord-Duitsland was aangewezen Johan Tetzel. Schaamteloos bood deze zijn waar te koop aan. Luther leerde de jammerlijke gevolgen van deze handel kennen in de biechtstoel. Toen begon de ijver voor het Huis van de Heer hem te verteren en op 31 oktober 1517 verschenen zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkapel te Wittenberg. Al deze stellingen hadden betrekking op de aflaat. Binnen korte tijd waren ze wijd en zijd verspreid, en ze oogstten op vele plaatsen in Europa veel bijval.

Druk op Luther uitgeoefend. De paus dacht eerst, dat de zaak van Luther een onbetekenende twist was, maar, spoedig van het tegendeel overtuigd, deed hij moeite, om de koene strijder tot zwijgen te brengen. → Maarten Luther.

Vriendschap van Humanisten. Door zijn vrijmoedig optreden maakte Luther zich vele vrienden, die zijn beginselen echter niet doorzagen. De Humanisten Ulrich von Hutten en Franz von Sickingen zagen in Luther de man, die het opnam voor de vrije ge­dachte, maar zij begrepen niet, dat Luther in alles gebonden­heid aan Gods Woord als eis stelde. De vriendschap van deze Humanisten was gevaarlijk voor het werk van de Kerkhervorming.

Melanchton. Van heel andere aard was de vriendschap van Philippus Melanchton (1497-1560), hoogleraar in de Griekse taal te Wittenberg, de bezadigde en vredelievende medestrijder van de grote hervormer Luther. Voor deze was hij van grote betekenis. Luther schreef: „ik ben de baanbreker, Melanchton is de man, die in stilte zaait met zijne rijke gaven, hem door God verleend".

Luther en aanhangers in de ban gedaan. Toen Luther zijn reformatorische denkbeelden door ver­schillende boeken trachtte te verbreiden, dreigde de paus met de ban. De paus veroordeelde 41 zinsneden uit deze boeken en ge­bood, dat Luther binnen 60 dagen herroepen zou, anders zou hij door de ban getroffen worden.

Toen Luther voor de Elsterpoort in Wittenberg alle pause­lijke canonieke boeken en de bul verbrandde, deed de paus hem en al zijn aanhangers werkelijk in de ban. Toen was terugkeer onmogelijk geworden.

Eerst schreef Luther tegen de gedreigde ban, maar op 10 december 1520 verbrandde hij in tegenwoordigheid van een menigte studenten en doctoren alle pauselijke canonieke boeken en de dreigbul. Toen was de breuk met Rome's kerk een voldongen feit. De paus sprak nu de ban uit over Luther en al diens aan­hangers en het interdict over alle plaatsen, waar deze zich mochten ophouden.

Op de rijksdag te Worms (1521) heeft Luther zich voor de keizer en de verzamelde kerkelijke en wereldlijke hoofden verklaard omtrent zijn geloof. Hoewel Luther een keizerlijk vrijgeleide verkreeg, werd hij toch in de ban gedaan en werd zijn uitlevering aan de keizer geëist.

Bijbel in het Duits. Door bemiddeling van zijn vrienden werd Luther echter op de Wartburg gebracht. Op de Warburg was hij niet alleen veilig voor zijn belagers, maar daar heeft de Heer hem tot zeer vruchtbare arbeid gebruikt. Hij vertaalde er o.a. het Nieuwe Testament, dat in 1522 reeds gedrukt werd. In 1534 was de hele Bijbel in het Duits overgezet.

Zuivering van de Reformatie. Toen zich enkele bedenkelijke verschijnselen begonnen te openbaren, heeft Luther de Reformatie gezuiverd van wat haar vreemd was en vreemd moest blijven: humanisme, fanatisme (dweepzucht), revolutiegeest.

Conventie van Regensburg (1524). Op deze conventie in Zuid-Duitsland in 1524 verenigde men zich van Rooms-Katholieke zijde om de protestantse hervorming te onderdrukken en in eigen kerkelijke kring hervormingen door te voeren.

Verbond te Torgau. In 1526, voordat de rijksdag te Spiers gehouden werd, sloten vele Evangelisch-gezinde vorsten een verbond te Torgau. Aanleiding was de Rooms-Katholieke conventie van Regensburg (1524). Het verbond te Torgau maande de Rooms-Katholieken tot voorzichtigheid.

Rijksdag te Spiers (1526). De Hervorming breidde zich snel uit en van de uit­voering van het edict van Worms (1521) kwam niets. In 1526 zag men zich genoodzaakt op de rijksdag te Spiers te bepalen, dat men zich tegenover de Hervormden gedragen zou, zoals men het voor God en de keizer zou kunnen verantwoorden. Zuid-Duitsland was overwegend Rooms-Katholiek, maar in Noord-Duitsland was men zeer reformatorisch-gezind.

Protest op rijksdag te Spiers (1529). Drie jaar later was er opnieuw een rijksdag te Spiers. De Hervormden dienden er een protest in tegen de genomen besluiten. Daarom heetten zij voortaan Protestanten.
Op de rijksdag waren de Rooms-Katholieken in de meerderheid. Zij maakten zeer bezwarende bepa­lingen voor de Hervormden, o.a dat in de Katholieke landen het edict van Worms (1521) moest worden uitgevoerd, en dat in de Evangelische landen niet verder mocht gegaan worden met de Reformatie. Toen dienden de Hervormden een protest in, waarin zij uitspraken dat een ieder in de zaken, die de ere Gods en de zaligheid van de ziel raakten, vrij moest blijven, om te handelen, gelijk hij voor God en zijn geweten verantwoorden kon. Dit protest werd door de keurvorst van Saksen, de landgraaf van Hessen en tal van andere vorsten ondertekend.
Luthers catechismussen (1529). Het was voor een rustige ontwikkeling van de Reformatie nodig, dat er meer kennis verspreid werd van de leer van het heil. De onwetendheid was groot. Daarom schreef Luther twee catechismussen, een voor de leraars (Grote Catechismus) en een voor het volk (Kleine Catechismus). Ze verschenen in het jaar 1529.

Hervorming en religiestrijd in Zwitserland. Toen de Hervorming in Duitsland reeds vele harten veroverd had, ontstond in Zwitserland een beweging, die met de Duitse Reformatie veel overeenkomst vertoonde. Daar trad Ulrich Zwingli op de voorgrond. Tussen Luther en Zwingii bestond, hoezeer zij ook in vele geloofsstukken overeenstemden, verschil over het avondmaal.

Er ontstond in Zwitserland een religiestrijd tussen de Rooms-Katholieke en de Hervormde kantons. Deze liep eerst in het voordeel van de Hervormden uit, maar later werden deze verslagen en werd Zwingli gedood. Wat was er gebeurd? In de vijf kantons Schwyz, Uri, Unterwalden, Zug en Luzern hadden de Rooms-Katholieken de meerderheid. Het kwam tot een oorlog tussen deze kantons en de Hervormden. Laatstgenoemden overwonnen. Bij de vrede van Kappel (1529) moesten de Roomse kantons toestaan, dat de prediking vrij zou zijn. Later ontbrandde de strijd weer en wel op een ogenblik, dat de Hervormden onvoorbereid waren. Deze werden dan ook verslagen. Zwingii viel in de strijd. Bij de tweede vrede van Kappel (1531) werden de gunstige bepalingen, bij de eerste vrede gemaakt, vernietigd en nu konden de Roomsen de Reformatie vrij onderdrukken.

Rijksdag van Augsburg; Augsburgse confessie (1530). In het jaar 1530 had de beroemde rijksdag van Augsburg plaats, waar de Augsburgse confessie van Melanchton en andere protestantse godgeleerden aan de Rooks-Duitse keizer Karel V (regeerde 1519-1556) werd aangeboden. Het besluit van de rijksdag was, dat aan de Protestanten nog tijd van beraad werd gegeven. De dag van de bloedige be­slissing was dus nog uitgesteld.
Melanchton had met nog andere godgeleerden op last van de keurvorst een belijdenis opgesteld om op de rijksdag te overhandigen. Dit geschiedde te Torgau en de belijdenis heette de Torgause artikelen. Maar, toen Melanchton in Augsburg aangekomen was en het begin van de rijksdag vertraagd werd, omdat de keizer op zich liet wachten, werkte hij de Torgau­se artikelen om tot de Augsburgse confessie. Deze werd op de rijksdag voorgelezen. De keizer benoemde enkele Rooms-Katholieke godgeleerden, om deze confessie te weer­leggen. Deze stelden een Confutatie-geschrift op. Melanchton beantwoordde dit geschrift nog in een Apologie, maar deze werd op de rijksdag niet voorgelezen.
Verbond te Schmalkalden (1531) en tegenverbond te Neurenberg (1538). De Evangelische vorsten sloten nu een verbond te Schmalkalden (1531) en later sloten de Katholieke vorsten een verbond genaamd de heilige ligue te Neurenberg (1538).
In Schmalkalden sloten in 1531 de Evangelische vorsten een verbond van verdediging voor zes jaren. Daardoor was het Protestantisme in Duitsland een politieke partij geworden. Eerst maakte dit verbond grote indruk. Toen de Reformatie telkens groter vorderingen maakte, sloten ook de Katholieke vorsten een verbond, „de heilige ligue", om het Protestantisme te onderdrukken. De keizer Karel V deed intussen veel moeite om de paus te bewegen tot verbetering van de Rooms-Katholieke kerk. Het concilie van Trente werd in 1545 geopend.
Schmalkaldische oorlog (1546-1547). Eindelijk brak de langverwachte oorlog uit. De Schmalkaldische oorlog liep aanvankelijk zeer ongunstig af voor de Hervormden.
De Rooms-Duitse keizer Karel V deed plotseling de keurvorst van Saksen en de landgraaf van Hessen in de rijksban. De Protestanten maak­ten zich gereed tot de oorlog. Hertog Maurits van Saksen, die de Evangelische belijdenis was toegedaan, maar om poli­tieke redenen de zijde van de keizer gekozen had, bezette een deel van Saksen. Hij werd wel teruggedrongen, maar de keizer snelde te hulp en de keurvorst Johan Frederik werd bij Mühlberg verslagen (1547). De landgraaf van Hessen gaf zich nu ook over. Kort, voor­dat de oorlog begonnen was, was Luther op 63 jarigen leeftijd gestorven.
Augsburgs interim (1548). Omdat de paus draalde met de toegezegde verbete­ringen aan te brengen, begon de keizer zelf de kerkelijke zaken te regelen bij het Augsburgse interim (1548).
De paus had het concilie van Trente verlegd naar Bologna omdat hij de oppermacht van de keizer begon te vrezen. Nu regelde de keizer de kerkelijke zaken zelf. In het Augs­burgse interim werd vastgesteld, dat het Katholieke geloof moest gehandhaafd worden. Dit interim werd met dwang in­ gevoerd, maar overal stuitte men op tegenstand.
Wederdopers. In vele landen van Europa openbaarde zich binnen het protestantisme een nieuwe richting, de richting van de Anabaptisten of Wederdopers.
De Anabaptisten leerden geheel iets anders dan de Refor­matoren. Zij predikten dat door de zonde de mens, het huisgezin, de kerk, de maatschappij en de staat zo verdorven waren dat er iets nieuws moest geschapen worden. Geen her­schepping, maar een nieuwe schepping. De Reformatoren leerden dat de genade herschept, maar dat weerspraken de Anabaptisten. Zij verwierpen de kinderdoop, eisten een kerk van louter heiligen, wilden geen staatsdiensten verrichten, verboden de eed enz. Zij traden het eerst op in Zwitserland (Coenraad Grebel en Balthasar Hubmaier). Uit dat land verjaagd, verspreidden zij zich door Duitsland, Oostenrijk, Italië en andere landen. Hun invloed was op vele plaatsen groter dan die der Reformatie.
Het toppunt van de dwaling van de Anabaptisten be­merkten wij in het nieuwe Jeruzalem, dat zij in Münster wilden stichten onder de heerschappij van Jan van Leiden, 'de koning van Sion'.
De Anabaptisten hadden ook in Nederland veel aanhangers. Twee aan twee trokken hun apostelen erop uit, om te prediken en te dopen. Twee van hen, namelijk Jan Matthysz, een bakker uit Haarlem en Jan Beukelsz, een kleermaker uit Leiden, gingen zelfs over de grenzen en wisten in de stad Münster grote opgang te maken. De bisschop werd verjaagd en de stad werd geheel en al naar de zin van de Anabaptisten geregeerd. Jan van Leiden heerste als koning. De grootste gruwelen echter vonden er plaats. De stad werd echter ingenomen en Jan van Leiden werd gedood en in een ijzeren kooi aan de toren opgehangen. Jan Matthysz was al eerder in de strijd gevallen. Hiermede was deze 'nieuwe schepping' te midden van de oude wereld een mislukking gebleken.
Verspreiding van het anabaptisme over West-Europa in de periode 1525-1550

██ Nederlandse Doopsgezinden (verspreid vanuit Emden (Nedersaksen).

██ Zuid- en Centraal-Duitse anabaptisten (verspreid vanuit Königsberg in Franken)

██ Zwitserse Broeders (verspreid vanuit Zürich (stad).

██ Hutterieten (verspreid vanuit Nikolsburg)

Calvijn. Een weinig later dan in Duits-Zwitserland begon de Reformatie in Frans-Zwitserland met de beroemde Hervormer Johan(nes) Calvijn (1509-1564). Hij was geboren in Frankrijk, studeerde theologie, rechten en Grieks. In Parijs trad hij in de bres voor de reformatorische beginselen. In 1535 verliet hij Frankrijk en ging hij naar Basel, waar hij zijn beroemd boek „de Institutie van de christelijke gods­dienst" schreef.

In het jaar 1536 kwam Calvijn te Genève en bleef daar op aandringen van de prediker Willem Farel, totdat hij in 1538 die stad moest verlaten. Calvijn deed op een van zijn reizen Genève aan. Farel, die daar met Viret al gearbeid had in reformatorischen geest, bezwoer Calvijn, dat hij in die stad zou blijven. Calvijn ge­hoorzaamde en begon met de beide genoemde predikers krachtig te arbeiden aan de reformatie der kerk, maar de strenge tucht, welke Calvijn oefende, beviel aan vele inwoners niet. De Libertijnen zochten zijn val en in 1538 werd Calvijn met zijn ambtsbroeders Farel en Viret uit Genève verdreven.

Hij ging nu naar Straatsburg, waar hij door bemiddeling van zijn vrienden hoogleraar werd.

In 1541 keerde Calvijn op aandrang van de raad der stad naar Genève terug. De verwarring was in Genève, sinds Calvijn de stad ver­laten had, zo groot geworden, dat de magistraat in 1840 besloot Calvijn terug te roepen. Eerst in 1541 voldeed hij aan het verzoek. Toen begon zijn reformatorische arbeid eerst voor goed. Hij gaf in hetzelfde jaar zijn „Ordonnances ecciésiastiques" ("Kerkelijke ordonanties") uit, waarin hij zijn beginselen voor de kerkregeering bloot­legde. Onder veel tegenstand zette hij de hervorming door. Niet alleen het kerkelijke, maar ook het huiselijk en maat­schappelijk leven werd naar de Heilige Schrift geregeld. Ontzettend groot was de werkkracht die Calvijn ontwikkelde. Hij predikte zondags en in de week, hij gaf college aan vele studenten, hij schreef vele boeken en hij gaf mondelinge en schriftelijke adviezen aan honderden. In 1564 stierf hij.

1400 — 1499 < Kerkgeschiedenis 1500 — 1549 > 1550 — 1599
Johannes CalvijnPhilippus MelanchtonUlrich ZwingliMaarten Luther

Tijdtafel van gebeurtenissen

1511. 31 Oct. Luther bevestigt zijn stellingen aan de deur van de slotkapel te Wittenberg.
1518. Luther voor Cajetanus in Augsburg. Melanchton hoogleraar in Wittenberg.
1519. Dispuut te Leipzig. Zwingli in Zürich.

1520. Banbul tegen Luther door paus Leo X: de kerkhervormer uit de rooms-katholieke kerk gezet.
1521. Luther op de rijksdag te Worms.
1521-1522. Het verblijf van Luther op de Wartburg.
1522. De Zwickauer profeten in Wittenberg. — Luthers vertaling van het Nieuwe Testament in het Duits wordt gedrukt.
1523. Luthers strijd met Hendrik VIII. De eerste martelaren: Hendrik Voes en Jan van Essen.
1524. Erasmus tegen Luther. Bond te Regensburg. 
1525. Anabaptisme in Zwitserland. Avondmaalsstrijd. Luthers huwelijk. Thomas Münzer onthoofd. 
1526. Bond te Torgau. Rijksdag te Spiers. Dispuut te Baden.
1527. Rijksdag te Odensee en te Westeräs. 
1528. De zaak Pack. Dispuut te Bern.
1529. Rijksdag te Spiers. Colloquium te Marburg. Eerste vrede van Kappel.

1530. Rijksdag te Augsburg: Augsburgse belijdenis ofwel Confessio augustana voorgelezen aan keizer Karel V. 
1531. Schmalkaldische bond. Dood van Zwingli. Tweede vrede van Kappel.
1532. Godsdienstvrede van Neurenberg. Farel in Genève. Hendrik VIII maakt zich los van de pauselijke opperhoofdigheid. 
1534-35. Anabaptisme in Münster. 
1534. Luthers vertaling van de hele Bijbel gereed. 
1535. Calvijn geeft zijn "Institutie" in het licht. 
1536. Calvijn komt in Genève.
1537. Schmalkaldische artikelen.
1538. Calvijn uit Genève verdreven.
1539. Rijksdag te Odensee.

1540. Stichting van de orde der Jezuïeten.
1541. Regensburger Interim. Calvijn keert naar Genève terug. 
1542. Instelling van de Inquisitie.
1545-47. Negentiende oecumenische concilie te Trente.
1546. Luther gestorven.
1546-1547. Schmalkaldische oorlog.
1548. Augsburgse Interim. Adiaphoristische strijd.
1549. Consensus tigurinus.
Augsburgse godsdienstvrede (1555). Plotseling trad nu als redder van het bedreigde Prote­stantisme op Maurits van Saksen, die door zijn handelwijze de oorzaak werd van de Augsburgse godsdienstvrede (1555).
Maurits van Saksen had een groot leger onder zijn bevel. Hij had in opdracht om Maagdenburg, het bolwerk der Protestanten, te tuchtigen. Toen de stad veroverd was, keerde Maurits plotseling zijn zwaard tegen de keizer, omdat deze zijn woord niet gehouden had jegens de landgraaf van Hessen. De keizer, op de oorlog niet voorbereid, moest in 1555 de vrede van Augsburg sluiten. Bij die vrede werden aan Katho­lieken en Protestanten gelijke rechten toegekend.
Uitbreiding van de Reformatie. Gedurende al de jaren van strijd had de Reformatie zich uitge­breid in de Noordelijke landen, Denemarken, Noorwegen, Zweden en de Oost-zee-provincies. In al deze landen kwam de nieuwe leer tot heerschappij.
1500 — 1549 < Kerkgeschiedenis 1550 — 1599 > 1600 — 1699
1551-1552. Heropening van het concilie van Trente.
1551. Majoristische strijd.
1552. Verdrag van Passau. Krypto-Calvinistische strijd.
1553. Servet verbrand.
1555. Godsdienstvrede van Augsburg. Synergistische strijd.
1556. Loyola gestorven.
1559. Confessio gallicana.

1560. Confessio scotica. De Pfalz wordt gereformeerd.
1562-63. Derde zitting van het concilie van Trente.
1562. Confessio belgica. De 39 artikelen van de Anglicaanse kerk. De Heidelbergse Catechismus. Optreden van Lälius Socinus.
1564. Calvijn gestorven.
1566. Confessio helvetica posterior.

1570. Synode te Sendomir.
1572. John Knox gestorven. Bloedbruiloft te Parijs.
1573. Pax dissidentium in Polen.
1575. Confessio bohemica.
1576. Torgause boek.
1577. Formula concordiae.

1580. Concordiën-boek.
1589. Patriarchaat te Moskou.

1598. Edict van Nantes: Hugenoten mogen vrij hun geloof belijden. 
1609. De majesteitsbrief.

1610. Remonstranten en Contra-Remonstranten.
1613. Overgang van Brandenburg tot de gereformeerde kerk.
1614. Confessio marchica.
1618-19. Synode van Dordrecht.
1618-1648. Dertigjarige oorlog.

1629. Het restitutie-edict.

1631. Godsdienstgesprek te Leipzig.

1632. Gustaaf Adolf sneuvelt te Lutzen.

1638. Covenant der Schotten.

1641. lerse Bartholomeus-nacht.
1642. Veroordeling van het Jansenisme.
1643. Opening van de Westminsterse Synode.
1648. Westfaalse vrede. Einde van de Synode te WestMinster.

1648-1814: de Kerk in de tijd van het Piëtisme en de Aufklärung

Kenschets. Het tweede tijdvak van de Nieuwe Kerkgeschiedenis tekent ons de Kerk in de tijd van het Piëtisme en de Aufklärung. Het begint bij het jaar der vrijheid (1648) en eindigt met het begin der restauratie in 1814. 't Omvat dus een tijd van ruim anderhalve eeuw (166 jaren). Voor het grootste deel, de laatste uitgezonderd, geeft dit tijdvak minder grootse gebeurtenissen te zien dan het vorige. De kerk ondergaat diep de invloed van het Piëtisme en Methodisme. Daarna bemerken wij in de Aufklärung (Verlichting), die voorafgegaan werd door het Deïsme, dat het woord van de mens zich stelt boven Gods Woord, de rede boven het geloof.

Leertwist en dorheid. Na de geweldige inspanning van de eeuw die voorafging, zien we in dit tijdvak een geest van verslapping en inzinking. De tijd was rijk aan twisten over de kerkleer, vooral in Duitsland, maar ook elders. Een dorre rechtzinnigheid verving maar al te dikwijls de leer en het leven volgens de Schrift. Toch ontbreekt het ook in dit tijdvak niet aan innig vrome mannen en vrouwen, die getuigden van het levend geloof, dat ze deelachtig waren en wier werk van het geloof in gedachtenis zal blijven.

Piëtisme. Toen in de Lutherse kerk het orthodoxisme de boventoon kreeg, ontstond als reactie het Piëtisme met Spener en Francke. Spener, een predikant van de Lutherse Kerk in Duitsland, was een waarlijk vroom man met een heldere blik, die aandrong op meer kennis van de Schrift, op betonen van werken van het geloof en van de liefde, op betere opleiding van de predikers en op eenvoudiger, warmer prediking. Hij hield samenkomsten voor Bijbelbespreking en gebed (collegia pietatis) en deze samenkomsten bezorgden hem en zijn volgelingen de naam van Piëtisten.

Door Piëtisme wordt de beweging verstaan, die aandrong op vroomheid van het hart en vruchten van het geloofs, maar die dikwijls verviel in een zich uiterlijk afkeren van de wereld; een eenvormigheid in de bekering voorstond in enkele kringen en ook wel tot separatisme leidde.

Na Spener was Francke te Halle de voornaamste vertegenwoordiger van het echte Piëtisme. Zijn stichtingen van het geloof dwingen nog de bewondering van ieder af. Voor de verfrissing en de verdieping van het geestelijk en ook van het kerkelijk leven heeft het Piëtisme veel gedaan.

Tot op zekere hoogte zijn de Hernhutters, waaraan de naam van de vrome Graaf van Zinzendorf verbonden is, een tak van deze beweging.

Verwant aan het Piëtisme is het Methodisme (methode = regel). Deze stroming ontstond in Engeland en daardoor, maar ook door de omstandigheden vertoont het een eigen karakter. Het Methodisme is veel minder omlijnd dan het Piëtisme. Hoofddoel dezer beweging was: het verlorene te zoeken, liefst volgens een vaste methode. Stichter van deze beweging was Wesley, die met de Calvinistische Whitefield (hijzelf was Arminiaan) broederlijk samenwerkte. Beiden zijn voor duizenden tot zegen geweest en de volgelingen van Wesley telde men in de jaren 20 van de 20e eeuw thans bij millioenen, vooral in Amerika.

De lutherse zendingswerkzaamheid werd in dit tijdvak krachtiger en uitgebreider. De verlevendiging van het practische christendom, welke van het piëtismus uitging, droeg ook voor haar rijke vrucht. Vooral munt Denemarken door zendingsijver uit, maar zijn beste zendelingen leverde de pietistenschool van Halle. Ook Engeland begon zijne roeping in deze in te zien, en de Herrnhutterse broedergemeente handhaaft reeds dadelijk de hare vanaf het begin.

In het algemeen was in de gereformeerde kerk met haar meer subjectieve riching een vruchtbaarder grond voor geestdrijvers, dwepers die naast en boven het uitwendige woord van God in de bijbel, voorgewende innerlijke openbaringen van de geest stelden, en door middel van deze de kerk wilden vernieuwen en tot haar volmaking voeren. Doch juist in dit tijdperk deden zich ook in de lutherse kerk enige soortgelijke verschijnselen voor. Slechts aan weinige der thans optredende geestdrijvers, met name aan de engelse schoenmaker Fox en de zweedse natuuronderzoeker Swedenborg, gelukte het, secten van enige duurzaaamheid in het leven te roepen.

In de 18e eeuw werden allerlei nieuwe denkbeelden en beschouwingen verkondigd, die met Gods openbaring in strijd waren en een zeer verderfelijke invloed hebben uitgeoefend, ook op de Kerk. Vooral in Engeland, in Duitsland en in Frankrijk verkondigden ongelovige schrijvers en denkers in vaak wegsleependen stijl hun nieuwe denkbeelden, die maar al te veel ingang vonden. Dit was de tijd van de Aufklärung, die van de Verlichting. Mannen als Locke, Basedow, Lessing, Voltaire, Rousseau en de Encyclopedisten hebben in dit opzicht een treurige vermaardheid gekregen en ieder in zijn kring meegewerkt aan de komst van de Franse revolutie in 1789, die van geen God of Meester wilde weten en als een alles vernielende orkaan over Frankrijk losbarstte, maar haar gevolgen ook in andere landen deed gevoelen.

Toen kwam Napoleon, die wel uiterlijk de orde herstelde en de Godsdienst schijnbaar weer in ere bracht; die zelfs een concordaat met de Paus sloot, maar de Roomse zowel als de Protestantse Kerken leidden onder de loden scepter van Napoleon een kwijnend bestaan. Van een opgewekt geestelijk leven was bij de druk der tijden en de nawerking van de geest der revolutie geen sprake.

Toch kwam de zendingsarbeid in 't laatst der 18e eeuw tot een nieuwe ontplooiing van kracht.

1649. Karel I onthoofd. Fox treedt op als stichter van de secte der Kwakers.

1650. Cartesius gestorven.
1655. Vervolging in Piëmont.
1656. Georg Calixt. Pascal "Lettres provinciales".
1658. Begin van de Coccejaanse strijd.

1660. Restauratie van de Espiscopaalse kerk in Engeland. 

1670. De Labadisten in Herford, Duitsland. 
1673. De "Test-act".
1675. Optreden van Philip Spener.; zijn "Pia desideria".
1676. Voetius gestorven.

1685. Opheffing van het Edict van Nantes. Verdrijving van de Waldenzen uit Piémont.
1686. Spener te Dresden. Collegia philobiblica.
1689. Acte van tolerantie in Engeland.

1690. De Piëtisten uit Leipzig verdreven.
1691. Spener in Berlijn.
1694. Stichting van de universiteit te Halle.
1705. Spener gestorven.
1709. Het klooster Port Royal opgeheven.

1722. Stichting van Herrnhut.
1727. A. H. Francke gestorven.

1731. Emigratie der Salzburgers.

1751. Semler hoogleeraar in Halle.

1760. Zinzendorf gestorven.
1765. Algemene Duitse bibliotheek voor het eerst uitgegeven.

1772. Swedenborg gestorven.
1774. Wolfenbütter Fragmenten.
1775-99. Pius VI paus.
1778. Voltaire en Rousseau gestorven.

1782. Pius VI in Weenen.
1786. Punctatio van Ems.
1787. Edict van Versailles.
1788. Godsdienstedict van Wöllner.
1789. Franse Revolutie.

1791. Wesley gestorven.
1793. Lodewijk XVI en zijn gemalin gedood. Afschaffing van de Christelijke tijdrekening "Temple de la raison". — Op 16 nov. worden 90 katholieke priesters en nonnen in de rivier Loire verdronken, omdat zij 'vijanden' van de Franse Revolutie zijn. In de daaropvolgende weken worden op deze wijze meer dan 4000 mensen omgebracht in de zogenoemde 'nationale badkuip'. 
1794. Le peuple français reconnait t'Etre suprème et l'immortalité de l'ame (het Franse volk erkent het Opperwezen en de onsterfelijkheid van de ziel).
1795. Stichting van het Londense zendinggenootschap.

1804. Brits- en buitenlands Bijbelgenootschap opgericht. 
1809. Napoleon I in de ban gedaan. 1809. De paus gevangen genomen en naar Frankrijk gevoerd. 

1810. Stichting van het Amerikaanse Zendinggenootschap te Boston.

1814-heden: afval, opleving, eucumene, evangelische beweging

Het derde tijdvak van de Nieuwe Kerkgeschiedenis schetst de geschiedenis van de toestand der Kerk in de moderne tijd. Het begint bij de restauratie in 1814 en gaat voort tot op onze dagen. Dit tijdvak behelst dus de geschiedenis en de toestand van de Kerk in de 19e en in 't begin der 21 eeuw. In 't geheel dus tweehonderd jaren. De toestand is gedurende die tijd te tekenen met de woorden: afval en opleving, eucumene, evangelische beweging, charismatische beweging.

In deze laatste periode van de nieuwe kerkgeschiedenis bemerken wij eerst de droeve gevolgen der Revolutie. Een korte opleving (Reveil) bracht weer geloofskracht naar voren. De snelle ontwikkeling van de natuurwetenschappen, bovenal de leer der evolutie, werd oorzaak van een criticisme, dat de grondslagen van het geloof aantastte. Daarenboven zien we overal een individualisme zich baan breken, dat leidt tot onrustbarende toeneming van het aantal secten.

't Begon met de restauratie of herstelling en de godsdienst kwam in hoge eer bij vorsten en onderdanen. Er was inderdaad heel wat te herstellen, maar wat bleef was de geest der revolutie. O zeker, de bedreven gruwelen van die onwenteling keurde men streng af, maar men beschouwde die als verkeerde uitwassen; de boom zelf was wel goed. Vandaar de opkomst van het zelfvoldane liberalisme, dat geheel leeft uit de beginselen der revolutie. Reeds in die tijd dweepte men met een Christendom boven geloofsverdeeldheid.

De vorsten wilden als vaders hun landen besturen, en dit was wèl goed bedoeld, doch hun zorgen strekten zich ook uit over kerkelijke aangelegenheden, die geheel buiten de machtsfeer van de vorsten lagen en door de Kerken zelf behartigd moesten worden.

Onder de invloed van de koning kwam in Pruisen de vereniging tot stand tussen de Lutherse en de Gereformeerde Kerken onder de naam van Evangelische Kerk, wat natuurlijk niet kon geschieden zonder wederzijdse verflauwing van de grenzen.

In Nederland zette Willem I de Nederduitse Gereformeerde Kerken om in de Nederlandse Hervormde Kerk, en al verklaarde de Koning, dat de belijdenis geen gevaar liep, de deur werd opgezet voor leervrijheid. Met de synodale organisatie konden velen zich niet verenigen. De voornaamste gebeurtenissen op kerkelijk gebied waren in Nederland de Réveil, de Afscheiding, de Doleantie en de vereniging van de beide kerkengroepen, uit Afscheiding en Doleantie ontstaan. Zij die met deze vereniging niet meegingen, bleven de naam dragen Christelijke Gereformeerde Kerk. In de Nederlandse Hervormde Kerk ging de strijd van de partijen voort.

In de loop van de 19e eeuw trad het Modernisme in de Kerk op, dat eerst heel wat opgang maakte, doch na een kortstondige bloei een kwijnend bestaan leidde. De verwoestingen, die door deze richting in de Kerk zijn aangericht, bleven echter.

Het ongeloof en de wereldzin nemen steeds toe, maar deze tijd is ook rijk aan heerlijke werken van het geloof. Vele zijn de geestelijke stroomingen, die zich in dit tijdvak openbaren, en talrijk zijn de afwijkende richtingen in deze tijd.

Op 8 december 1854 kondigt paus Pius IX het dogma van de onbevlekte ontvangenis af.

Zending. Met alle recht kan de 19e eeuw de Zendingseeuw genoemd worden. Gedurende deze eeuw der zending zijn tal van arbeiders uitgezonden naar alle oorden. 

Het is opmerkelijk, dat de zending in het begin van de 19e eeuw uitsluitend door verenigingen werd behartigd, maar niet door de kerk. Vele grote zendingsgenootschappen vond men in Engeland, Amerika, Duitsland en andere landen. In Duitsland mogen o.a. genoemd worden het Bazelse ge­nootschap en het Rijnse genootschap te Barmen. 

Niet alleen dat verschillende Verenigingen en Genootschappen hun zendelingen naar Oost en West en Noord en Zuid zenden, maar ook de kerken begonnen in die eeuw, beter dan voorheen, hun dure roeping ten opzichte van de Evangelieprediking aan heidenen en moslims te verstaan. Ook de inwendige zending wordt niet alleen door verenigingen, maar ook door de kerken behartigd. Bij veel droevigs dus ook veel verblijdends.

In Nederland is in de 19e eeuw ook veel voor de zending gedaan, voornamelijk in Ned. O.-Indië. Naast het eerste Nederlandsche zendelinggenootschap (opgericht 1797), ontstonden o.a. nog: 

  • 1858 de Nederlandsche zendingvereeniging te Rotterdam; 
  • 1859 het Utrechtsche zendinggenootschap
  • 1855 het Java-comité
  • 1864 de Nederlandsch Gereformeerde zendingvereeniging, die opgeheven werd, toen de Gereformeerde kerken de zending zelf gingen behartigen. 

In de 19e eeuw zijn ongeveer 2 miljoen heidenen tot het christendom bekeerd[1]

Wereldoorlogen. De gevolgen van de vreselijke eerste wereldoorlog (1914-1918) en de tweede wereldoorlog (1939-1945) deden zich niet alleen op maatschappelijk, maar ook op kerkelijk gebied geducht gevoelen.

In de 20e eeuw neemt breidt het christendom zich verder over de aarde uit. In het Westen neemt de invloed van de kerk en het bezoek aan de kerk verder af (secularisatie, kerkverlating). In de christenheid bemerken we een streven naar praktische eenheid (eucumenisme).

De evangelische beweging, ontstaan in de 2e helft van de 18e eeuw en in de 19e eeuw aangewakkeerd door opwekkingen, is een beweging in het protestantisme die in de 20e eeuw een grote invloed kreeg. De beweging benadrukt persoonlijk geloof, evangelisatie, het gezag en de onfeilbaarheid van de Schrift en het werk van het geloof. In het begin van de 20e eeuw werd de evangelische beweging beheerst door het fundamentalisme, dat de vrijzinnige theologie verwierp, opkwam voor fundamentele geloofswaarden en nadruk legde op afzondering van de wereld. Een deel van de evangelischen wendde zich later van het fundamentalisme af, was minder militant (verdraagzamer) en hield zich meer bezig met het bereiken van de wereld: neo-evangelicalen. De 'emerging church'-beweging is een reactie op de hoofdstroom van de evangelische beweging ('post-evangelicaal') en zoekt op nieuwe manieren het christelijk geloof 'relevant' te maken voor de wereld.

In het begin van de 20e eeuw ontstaat in het Westen de pinksterbeweging, die naar opwekking en verlevendiging door de Heilige Geest streeft. Uit deze beweging komt de charismatische beweging voort, die nadruk legt op de geestesgaven (charismata, in het bijzonder nadruk op tongentaal, profetie en genezing).

Ca. 1922 zijn er onder het Protestantisme in het geheel 66 zending­sgenootschappen met 6000 zendelingen en 12000 inlandse helpers[1].

Ca. 1922 zijn er op de wereld 472 miljoen Christenen, (Rooms-Katholieken 213 miljoen; protestanten 161 miljoen; Grieks-Katholieken 90 miljoen en van andere belijdenissen 8 miljoen), 7 miljoen Joden, 169 miljoen Mohammedanen en 832 miljoen Heidenen[1]

In het Westen ondergaat de kerk de invloed van de wereld: de evolutietheorie, het feminisme, het socialisme, het marktkapitalisme, de seksuele revolutie en het relativisme. Het gezag van de Schrift is tanend. De waarheid van de Schrift maakt al meer plaats voor 'mijn' en 'jouw' waarheid. Het scheppingsbericht uit Genesis wordt steeds minder letterlijk genomen. Het debat schepping versus evolutie wordt bij tijden heftig gevoerd. Vrouwen nemen in de Westerse kerk een rol in die eerder alleen aan mannen toekwam, zoals het ambt van predikant. Seksuele samenleving buiten het huwelijk en homoseksueel gedrag worden al meer geaccepteerd. De kerk wordt al meer als een bedrijf gezien, met een missie, visie, strategie, beleidsplan en management. De maatschappelijke rol van de kerk neemt af, zij komt al meer aan de zijlijn te staan.

1962-1965: Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, ook bekend als Vaticanum II, had als doel het moderniseren van de Katholieke Kerk.

Terwijl de kerk in het Westen geestelijk en maatschappelijker zwakker wordt en in het Midden-Oosten onder druk van de fundamentalistische islam uitwijkt, laat de kerk in andere delen van de wereld (Afrika, Azië) groei zien.

Het christendom is met ruim twee miljard aanhangers de grootste godsdienst in de wereld. Het kleinste zaadje is de grootste boom geworden.
Mt 13:31 Een andere gelijkenis hield Hij hun voor en zei: Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaad, dat een mens nam en in zijn akker zaaide; Mt 13:32 het is wel kleiner dan alle zaden, maar als het is opgegroeid, is het groter dan de groenten en wordt een boom, zodat de vogels van de hemel in zijn takken komen nestelen. (TELOS)
Ondanks alle tegenstand van buiten en ondanks veel ver­deeldheid van binnen zal Christus' kerk toch staande blijven en zegevieren. Christus zal de zijnen uit alle volken en natiën vergaderen en zal Hij het Godsgebouw voltooien, dat eeuwig de genade en wijsheid van de Drie-enige God zal verheerlijken. 
1814. Wener congres. De paus in zijn recht hersteld. De orde der Jezuïeten weer opgericht.
1815. Heilige Alliantie.
1816. De Zendingsschool te Bazel gesticht.
1817. Frederik Wilhelm III roept op tot de Unie. Stellingen van Claus Harms.

1822. Invoering van de Unie-agenda in Pruisen.
1823-29. Leo XII, paus.
1823. Molenaars adres aan zijn geloofsgenoten.
1825. Het "Boek of Mormon".
1829-1830. Pius VIII, paus.

1830. Griekenland een onafhankelijke staat geworden.
1831-46. Gregorius XVI, paus.
1833. De kerk in Griekenland wordt onafhankelijk.
1834. In Nederland de Afscheiding door Hendrik de Cock. Schleiermacher gestorven.
1837. Emigratie uit het Zillerthal.
1839. De gemeente van Utrecht wordt erkend onder den naam van Christelijke afgescheidene. Ontstaan van de gemeenten onder het kruis.

1841. Stichting van de vrije Lutherse kerk in Pruisen. Adres van Moorrees. 
1843. Stichting van de Vrije Schotse kerk.
1846-78. Pius IX, paus. 
1846. De Evangelische Alliantie gesticht. 
1849. Rome een republiek.

1850. De paus keert naar Rome terug.
1852. Het nieuwe Reglement van de Ned. Herv. kerk goedgekeurd.
1853. De Aprilbeweging in Nederland. Oprichting van de Nederlandse Gustaaf-Adolf-vereniging.
1854. De onbevlekte ontvangenis van Maria geproclameerd. Stichting van de Theologische school te Kampen.
1855. Oprichting van het Java-comité. 
1858. Oprichting van de Nederlandsche zendingvereeniging te Rotterdam; 
1859. Oprichting van het Utrechtsche zendinggenootschap; 

1864. Oprichting van de Nederlandsch Gereformeerde zendingvereeniging, die opgeheven werd, toen de Gereformeerde kerken de zending zelf gingen behartigen. 
1866. Vrij beheer in de Ned. Herv. kerk.
1869. Hereniging van de Christelijke Afgescheiden kerk en de gemeenten onder het kruis op de Synode te Middelburg. Opening van het Vaticaanse Concilie.

1870. De onfeilbaarheid van den paus vastgesteld. Ondergang van de kerkelijke staat.
1871. Het eerste congres der Oud-Katholieken.
1872. De Duitse wetten tegen de Jezuïeten. Evangeliesatiereizen van Moody en Sankey.
1873. Stichting van de Oud-Katholieke kerk in Duitsland.
1875. Pearsall Smith en de beweging te Brighton.
1876. Nieuwe wet op het Hoger onderwijs in Nederland.
1878-1903. Leo XIII, paus.
1878. Optreden van het Heilsleger.
1879. Stichting van de secte der Christian-Science.

1880. Stichting der Vrije Universiteit.
1883. Luther-jubileum in Duitsland.
1886. De Doleantie in Nederland.
1892. Vereniging van de Christelijke Gereformeerde kerk met de Nederduitse Gereformeerde kerken.
1895. Armenische gruwelen.
1896. Utah wordt als een Staat erkend in N.-Amerika.
1897. Canisius-Encycliek.
1898. Los-van-Rome beweging in Oostenrijk.
1901. Strijd in Frankrijk tegen de Congregaties.
1902. Babel - Bijbelstrijd in Duitsland.
1903-14. Pius X, paus.
1905. Scheiding van kerk en Staat in Frankrijk.
1910. Paus Pius X geeft zijn beruchte „Borromeus-Encycliek" uit. 
1914-21. Benedictus XV, paus.
1914-18. Eerste Wereldoorlog.
1917. Revolutie in Rusland.
1918. Czaar Nicolaas II vermoord. De Sovjet-regering aan het bewind. 
1919. Einde van de Eerste Wereldoorlog.
1921. Herman Bavinck en Abraham Kuyper overleden.
1922-39. Pius XI, paus.
1922. De Oud-Katholieken in Nederland schaffen het verplichte priestercelibaat af.
1939-45. Tweede Wereldoorlog. 

11 okt. 1962 — 8 dec. 1965: Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, ook bekend als Vaticanum II. Op 28 okt. verklaart paus Paulus VI in zijn 'Nostra Aetate' dat de Joden geen 'Godsmoord' (deicide) hebben begaan toen Jezus Christus gedood werd.

Bronnen

Joh. Heinr. Kurz, J.E. van Toorenenbergen, Beknopt leerboek der Kerkgeschiedenis. Utrecht: 1884. Hieruit is enige tekst verwerkt.

Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche Volk (Kampen: Kok, 1925-1931) s.v. Kerkgeschiedenis. Hieruit is enige tekst verwerkt.

J. H. Landwehr, Kort overzicht van de kerkgeschiedenis. (Kampen: J.H. Kok, 3e herz. druk 1922). Hieruit is enige tekst verwerkt.

J.H. Landwehr, Handboek der kerkgeschiedenis. Derde gedeelte: Nieuwe kerkgeschiedenis. Kampen: J.H. Kok, 1924. Hieruit is enige tekst verwerkt.

J.H. Landwehr, Handboek der kerkgeschiedenis. Vierde gedeelte: Nieuwe kerkgeschiedenis. De negentiende eeuw tot heden . Kampen: J.H. Kok, 1924. Hieruit is enige tekst verwerkt.

H.A. van der Mast, Beelden en schetsen uit de kerkgeschiedenis. Amsterdam: H.A. van Bottenburg, 1924.

Voetnoot

  1. 1,0 1,1 1,2 J. H. Landwehr, Kort overzicht van de kerkgeschiedenis. (Kampen: J.H. Kok, 3e herz. druk 1922) blz. 92