Onreinheid

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Onreinigheid)

Onreinheid kan bestaan in lichamelijke vuilheid, onzedelijk gedrag of verkeerde bedoelingen.

Het Griekse woord in het Nieuwe Testament is ακαθαρσια, akatharsia, van ακαθαρτος, akathartos, onrein. Het heeft een natuurlijke of zedelijke betekenis: 1. lichamelijke (fysieke) onreinheid of 2. onzedelijkheid, zedelijke onreinheid (wellust, losbandig leven; onzuivere motieven hebbend, zoals een eer- of hebzuchtige bedoeling)[1]. Het woord komt 10x voor. Het Strongnummer is 167.

Melaatsen waren fysiek onrein. Aan het volk Israël had God de wet van de melaatse gegeven. Wanneer een melaatse genezen was, moest hij nog een reinigingsritueel ondergaan. Een deel van het ritueel is in de prent afgebeeld.

Op deze prent wordt een melaatse, de halfnaakte man in het midden, in het bijzijn van toeschouwers gereinigd volgens de reinigingswet die God aan Mozes had voorgeschreven (Lev. 14:1-7). Het reinigingsritueel wordt uitgevoerd met behulp van twee vogels. Een vogel wordt geslacht boven een vat waarin vervolgens het bloed valt. De andere vogel is in deze pot met bloed gedoopt en wordt op de achtergrond vervolgens vrijgelaten om de onreinheid weg te kunnen dragen. De gevlogen vogel staat symbool voor ontkoming, uitredding, ontsnapping aan de dood. De man links van de melaatse houdt een hysoptak en de beker met vogelbloed vast. Met het bloed zal de melaatse besprenkeld zal worden om hem volledig te reinigen. Le 14:7  En hij zal over hem, die van de melaatsheid te reinigen is, zevenmaal sprengen; daarna zal hij hem rein verklaren, en den levenden vogel in het open veld vliegen laten. (SV)
De Heiland heeft melaatsen gereinigd.
Lu 17:12 En toen Hij in een dorp kwam, ontmoetten Hem tien melaatse mannen, die op een afstand bleven staan; Lu 17:13 en zij verhieven hun stem en zeiden: Jezus, Meester, erbarm U over ons! Lu 17:14 En toen Hij hen zag, zei Hij tot hen: Gaat heen, toont u aan de priesters. En het gebeurde terwijl zij heengingen, dat zij werden gereinigd. Lu 17:15 Een van hen nu, toen hij zag dat hij gezond was geworden, keerde terug, terwijl hij met luider stem God verheerlijkte. Lu 17:16 En hij viel op zijn gezicht aan zijn voeten en dankte Hem; en deze was een Samaritaan. Lu 17:17 Jezus nu antwoordde en zei: Zijn niet de tien gereinigd? Waar zijn echter de negen? Lu 17:18 Zijn er niet gevonden die terugkeerden om God heerlijkheid te geven dan deze vreemdeling? (TELOS)
De Heer Jezus bracht de fysieke en zedelijke begrippen van 'onreinheid' bij elkaar in zijn beoordeling van schriftgeleerden en farizeeën.
Mt 23:27  Wee u, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, want u lijkt op witgepleisterde graven, die van buiten wel fraai schijnen, maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn. (Telos)
In het algemeen betekent onreinheid of onzuiverheid, iedere bepaalde zonde, waardoor de mens, ook de christen na zijn bekering, zich voor God verontreinigt (Jak. 1: 21).
Jak 1:21  Daarom, legt alle onreinheid en overmaat van boosheid af en ontvangt met zachtmoedigheid het ingeplante woord, dat uw zielen kan behouden. (Telos)
Vooral verstaat Paulus daaronder morele onreinheid door onkuisheid (seksuele onreinheid; 1 Thess. 4: 7; Col. 3:5) of oneerlijkheid (onzuivere, verkeerde motieven, zoals hebzucht of eerzucht). Beide betekenissen komen wij tegen in zijn eerste brief aan de Thessalonikers:
1Th 2:3  Want onze vermaning was niet uit bedrog, noch uit onreinheid, noch met list. 1Th 2:4  Maar zoals wij door God beproefd zijn bevonden dat ons het evangelie zou worden toevertrouwd, zo spreken wij, niet alsof wij mensen behagen, maar God die onze harten beproeft. 1Th 2:5  Want wij waren nooit met vleiende taal bij u, zoals u weet, noch met een hebzuchtig voorwendsel; God is getuige! 1Th 2:6  Ook zochten wij geen heerlijkheid van mensen, noch van u, noch van anderen, hoewel wij als apostelen van Christus u tot last hadden kunnen zijn; (Telos)
1Th 4:3  Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u zich onthoudt van de hoererij; 1Th 4:4  dat ieder van u zijn eigen vat weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid 1Th 4:5  (niet in begerige hartstocht, zoals de volken die God niet kennen)  1Th 4:6  en dat men zijn broeder geen onrecht aandoet en hem bedriegt in die zaak; want de Heer is een wreker van dit alles, zoals wij u ook vroeger gezegd en ernstig betuigd hebben. 1Th 4:7 Want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar in heiliging. (Telos)
Efe 5:3  Maar laat hoererij en alle onreinheid of hebzucht onder u zelfs niet genoemd worden, zoals het heiligen past, (Telos)
Allerlei onreinheid kan met gretigheid bedreven worden door mensen die vreemd zijn aan het leven van God.
Efe 4:17  Dit nu zeg en betuig ik in de Heer, dat u niet meer moet wandelen evenals de volken wandelen in de vruchteloosheid van hun denken,  Efe 4:18  verduisterd in hun verstand, vreemd aan het leven van God, wegens de onwetendheid die in hen is, wegens de verharding van hun hart. Efe 4:19  Afgestompt in hun gevoelens hebben zij zich overgegeven aan de losbandigheid om alle onreinheid gretig te bedrijven. (Telos)
Onreinheid is een werk van het vlees, de zondige natuur:
Ga 5:19  Nu is het duidelijk wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, (Telos)
Homoseksueel gedrag is een vorm van onreinheid.
Ro 1:24  Daarom heeft God hen in de begeerten van hun harten overgegeven aan onreinheid, om hun lichamen onder elkaar te onteren; (Telos)
Aan onreinheid kan men verslaafd zijn.
Ro 6:19  (Ik spreek menselijkerwijs, om de zwakheid van uw vlees.) Want zoals u uw leden hebt gesteld in slavernij van de onreinheid en de wetteloosheid tot de wetteloosheid, stelt nu zo uw leden in slavernij van de gerechtigheid tot heiliging. (Telos)
In de gemeente te Korinthe hadden velen nog geen berouw over de bedreven onreinheid.
2Co 12:21  dat, als ik weerkom, mijn God mij wat u betreft zal vernederen en ik zal treuren over velen van hen die vroeger hebben gezondigd en nog geen berouw hebben over de onreinheid, hoererij en losbandigheid die zij hebben bedreven. (Telos)
Onreinheid hebben wij te doden, we hebben ermee af te reken, we hebben het af te leggen.
Col 3:5 Doodt dan uw leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is, (Telos) Jak 1:21  Daarom, legt alle onreinheid en overmaat van boosheid af en ontvangt met zachtmoedigheid het ingeplante woord, dat uw zielen kan behouden. (Telos)
Onreine geesten worden vaak de boze geesten of demonen genoemd, die door de Heiland en zijn leerlingen uitgedreven werden (bijv. Matth. 10: 1; 12 : 43. Mark. 1:33vv.: 3:11, 30. Deut. 5:1 8, 13; 6: 7; 7: 25; 9: 25. Luk. 4: 33; 6 : 18; 8 : 29. Hand. 5: 16; 8: 7). Hun doen is zondig en hun bedoelen is verkeerd.

Bron

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Onzuiver, onzuiverheid, onreinheid. Tekst van dit lemma is op 12 feb. 2020 onder wijziging verwerkt.

Voetnoot

  1. Grieks-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. D. Harting, Grieks Woordenboek op het Nieuwe Testament (1861-1863). Opgenomen als Grieks-Nederlands handwoordenboek op het Nieuwe Testament in Online Bible (uitgeverij Importantia).