Rahab

Uit Christipedia

Rahab (= Hovaardij) of Rahav, is de dichterlijke bijnaam van Egypte, zo genoemd, omdat dit land zich eertijds zo trots verhief en de Israëlieten verdrukte.

Het Hebreeuwse woord betekent "grootspreker"[1], "hoogmoed, hovaardij", van het werkwoord rahob = trotseren, overweldigen[2]. Het Strongnummer is H7294. Het naamwoord komt 3x voor in de Bijbel, zie hieronder.
Ps 87:4 Ik noem Rahab en Babel onder wie Mij kennen; zie, de Filistijn en de Tyriër, met de Cusjiet: die zijn daar geboren.
Toelichting: Eens zullen Egypte en Babel God kennen. In Sion zullen allerlei heidenen geboren worden.
Ps 89:10 (89:11) Ú hebt Rahab als een dodelijk gewonde verbrijzeld, U hebt Uw vijanden verstrooid met Uw sterke arm. (HSV)
Toelichting: God heeft het trotse, overmoedige Egypte verbrijzeld als een verslagene, gelijk de geschiedenis aan de Schelfzee (Ex. 14), waarin het leger van farao verdronk, duidelijk bewezen heeft.
Jes 51:9 Ontwaak, ontwaak, bekleed u met kracht, arm van de HEERE! Ontwaak als in de dagen van weleer, als bij de generaties van vroeger eeuwen! Bent u het niet die Rahab hebt neergehouwen, het zeemonster doorboord? (HSV)
Toelichting: God heeft eertijds Rahab, de grote macht van Egypte, verslagen, het zeemonster, de Egyptische farao, verwond. Voor de farao als zeemonster getypeerd, vergelijk:
Eze 29:3 Spreek, en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zál u, farao, koning van Egypte, groot zeemonster, dat in het midden van zijn rivieren ligt, dat gezegd heeft: Mijn Nijl is van mij en ik heb die zelf voor mij gemaakt! (HSV)

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Rahab' is op 2 jan. 2017 verwerkt.

Voetnoot

  1. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jes. 30:7.
  2. S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Rahab. Van Ronkel was hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler. Het Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible (een uitgave van Importantia) geeft als betekenis op: "breedte".