Refaïeten

Uit Christipedia

De Refaïeten zijn de oudste ons bekende stam van Kanaän. Ze waren reuzen. Een voorbeeld is Og, de koning van Basan. Ze woonden in het land dat God aan Abraham beloofde.

Ge 15:18 Op die dag sloot de HEERE een verbond met Abram, en zei: Aan uw nageslacht heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat: Ge 15:19 de Kenieten, de Kenezieten, de Kadmonieten, Ge 15:20 de Hethieten, de Ferezieten, de Refaïeten, Ge 15:21 de Amorieten, de Kanaänieten, de Girgasieten en de Jebusieten. (HSV)

Men vermoedt dat de Refaïeten van Noachs zoon Sem afstammen en de semitische bevolking vertegenwoordigden waaraan de Kanaänieten hun beschaving en hun taal ontleenden.

De Refaïeten waren reuzen. De naam “Refaïet” betekent waarschijnlijk "reus", "held." De oude bijbelvertalingen Septuaginta (Grieks) en Vulgata (Latijn) vertalen het woord “Refaieten” meermalen door "reuzen".

Het Oude Testament spreekt vaak over hun reuzengestalten. Og, een koning en Refaïet, had een bed van negen bij vier el, dit is ongeveer 4,5 bij 2 meter (Deut. 3:9).

De Refaïeten woonden in hoofdzaak in het Over-Jordaanse[1]. Ze waren de vroegere bewoners van Basan, een landstreek ten oosten van de Jordaan. Kedor-Laomer, een koning van Elam, en andere koningen die met hem waren, versloegen de Refaïeten in Asteroth-Karnaïm.

Ge 14:5 Daarom kwam Kedor-Laomer in het veertiende jaar met de koningen die bij hem waren; en zij versloegen de Refaïeten in Asteroth-Karnaïm, de Zuzieten in Ham, de Emieten in Sjave-Kiriathaïm, (HSV)
De Refaïetische koning Og regeerde in de steden Astharoth-Karnaïm en Edreï in Basan. Hij was van de overgebleven Refaïeten. De Schrift duidt hem aan als "Og, de koning van Basan". Hij werd door de Israelieten verslagen.
De 3:11 Want alleen Og, de koning van Basan, was van de rest van de Refaïeten overgebleven. Zie, zijn bed was een bed van ijzer. Bevindt het zich niet in Rabba van de Ammonieten? De lengte ervan is negen el, en de breedte vier el, [gemeten] naar de elleboog van een man. (HSV)
Joz 12:4 Vervolgens het gebied van Og, de koning van Basan, die tot het overblijfsel van de Refaïeten behoorde en in Astharoth en Edreï woonde. (HSV)
Joz 13:12 en heel het koninkrijk van Og, in Basan, die geregeerd heeft in Astharoth en in Edreï. Deze was overgebleven van het overblijfsel van de Refaïeten, die Mozes verslagen en verdreven had. (HSV)


Niet-Israelietische volkeren in Kanaän. In rode letters de Refaïetische volken.

Zamzummieten. Het land van Ammonieten werd vroeger tot het land van de Refaïeten gerekend. De Refaieten heetten bij de Ammonieten Zamzummieten.

De 2:19 U zult in de nabijheid van de Ammonieten komen. Breng hen niet in het nauw en ga niet de strijd met hen aan, want van het land van de Ammonieten zal Ik u niets in bezit geven. Ik heb het namelijk aan de kinderen van Lot in bezit gegeven. De 2:20 (Ook dit werd tot het land van de Refaïeten gerekend. De Refaïeten woonden er vroeger, maar de Ammonieten noemden hen Zamzummieten, De 2:21 een groot en talrijk volk, even lang als de Enakieten. De HEERE heeft hen echter van voor hun [ogen] weggevaagd. [De Ammonieten] verdreven hen uit hun bezit en zijn in hun plaats gaan wonen; (HSV)

Kinderen van Rafa. Het reuzengeslacht van de "kinderen van Rafa" uit Gath, die onder de Filistijnen tegen David streden (2Sam. 21:16; 1Kron. 20:4} was een overblijfsel van de Refaïeten ten westen van de Jordaan. Isbi Benob, één van hen, droeg een speer met een spits van driehonderd sikkel brons (= 3 tot 4 kg; een sikkel is 10 tot 13 gram).

2Sa 21:16 En Isbi Benob, die [een] van de kinderen van Rafa was - het gewicht van zijn speer was driehonderd sikkel brons, en hij had een nieuw [zwaard] aan zijn gordel - dacht David neer te kunnen slaan.

Hierdoor kan men zich een voorstelling maken van zijn reusachtige lichaamsbouw en van het gevaar, waarin David tegenover hem verkeerde. en hij was aangegord met een nieuw zwaard. Deze dacht David te slaan, neer te vellen, toen hij diens afgematheid bespeurde, maar werd geveld door Davids neef en legeroverste Abisai.

De Refaïeten werden eerst door de Kanaänieten en later door de Israëlieten uitgeroeid.

Dal Refaïm. Het "dal Refaïm" ten zuidwesten van Jeruzalem ontleende zijn naam aan de Refaïeten.

In Amos 2:9 duidt “Amorieten” vermoedelijk mede op de Refaïeten.
Am 2:9 Maar Ík heb de Amorieten voor hun ogen weggevaagd, die hoog waren als ceders en sterk waren als eiken. Ik heb zijn vrucht vanboven weggevaagd en zijn wortels vanonder. (HSV)
Van grote lengte waren ook de Amorieten. Og, koning der Amorieten, ofschoon zelf geen Amoriet, had een grote lichaamslengte.

Bron

Bijbels Theologische Encyclopedie Ed. 2008

Voetnoot

  1. F.L.Bakker, Geschiedenis der Godsopenbaring:het Oude Testament. Kampen: J.H. Kok N.V., 3e druk, 1955, blz.71