Roemen

Uit Christipedia

Roemen is de roem, de lof verkondigen van iemand of iets; iemand of iets prijzen[1]. Voorbeeld: "Zijn bekwaamheden werden algemeen geroemd."

Het woordenboek van Koenen[2] onderscheidt vier betekenissen van 'roemen'; de eerste drie zijn deze:

  1. roem dragen, zich beroemen, zich verheffen op; meestal met 'op', bijvoorbeeld 'roemen op ondervinding'.
  2. in de godsdienst: zich in God en Zijn Koninkrijk gelukkig prijzen, bijvoorbeeld 'roemen in de heerlijkheid van God' (Rom 5.2)
  3. de roem, de lof verkondigen van, prijzen:, bijvoorbeeld 'zij roemden om strijd de kracht van hun buffels'

Roemen in God, in Christus. Wij, gelovigen, mogen roemen in God om de verzoening die wij hebben ontvangen.

Ro 5:10 Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van zijn Zoon, veel meer zullen wij, nu wij verzoend zijn, behouden worden door zijn leven. Ro 5:11 En dat niet alleen, maar wij roemen ook in God door onze Heer Jezus Christus, door Wie wij nu de verzoening ontvangen hebben. (TELOS)

1Co 1:31 opdat, zoals geschreven staat: ‘Wie roemt, laat hij roemen in de Heer’. (TELOS)

2Co 10:17 Maar ‘wie roemt, laat hij roemen in de Heer’. (TELOS)

Flp 1:25  En in dit vertrouwen weet ik dat ik zal blijven en bij u allen zal blijven tot uw bevordering en blijdschap van het geloof;  Flp 1:26  opdat uw roem nog overvloediger is in Christus Jezus door mij, doordat ik weer bij u ben. (Telos)

Roemen in de hoop.

Heb 3:6 maar Christus als Zoon over zijn huis, Wiens huis wij zijn, als wij de vrijmoedigheid en het roemen in de hoop tot het einde toe onwrikbaar vasthouden. (TELOS)

Wij mogen roemen in de heerlijkheid van God, zich gelukkig prijzen in die luisterrijke en zalige staat die hen te wachten staat.

Ro 5:1 Wij dan, gerechtvaardigd op grond van geloof, hebben vrede met God door onze Heer Jezus Christus, Ro 5:2 door Wie wij ook de toegang verkregen hebben door het geloof tot deze genade waarin wij staan, en wij roemen in de hoop op de heerlijkheid van God. (TELOS)

In verdrukkingen, zwakheden roemen. Paulus roemde óók in de verdrukkingen.

Ro 5:3 En dat niet alleen, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten dat de verdrukking volharding werkt, Ro 5:4 en de volharding beproefdheid en de beproefdheid hoop; Ro 5:5 en de hoop beschaamt niet, omdat de liefde van God in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest die ons gegeven is. (TELOS) 2Co 11:30 Moet er geroemd worden, dan zal ik roemen in wat mijn zwakheid betreft. (TELOS)

2Co 12:9 en Hij zei tot mij: Mijn genade is u genoeg; want de kracht wordt in zwakheid volbracht. Heel graag zal ik dus veeleer roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus op mij woont. (TELOS)

In zijn hoogheid. Een christen hoeft geen laag zelfbeeld te hebben

Jak 1:9 Laat de geringe broeder echter roemen in zijn hoogheid, (TELOS)

Roemen over anderen.

2Th 1:4 zodat wij zelf in u roemen in de gemeenten van God over uw volharding en geloof onder al uw vervolgingen en verdrukkingen die u verdraagt: (TELOS)

Verwante begrippen. Onderscheidingen. Roemen, loven en prijzen verheffen iemand of iets; verheerlijken iemand. Prijzen is de algemene uitdrukking voor iemand verheffen door zijn waarde in enig opzicht te vermelden. Loven, dat verhevener is dan prijzen, wordt vrijwel alleen ten aanzien van God of een god gebezigd. "Loof de Heermijn ziel!" Alles is vatbaar om geprezen te worden, zolang men er een enkele goede hoedanigheid in weet op te merken of er aan weet toe te kennen. Prijzen kan geschieden in de tegenwoordigheid van de/het geprezene; iemand roemen sluit die tegenwoordigheid uit. Men zegt: "iemand in zijn aangezicht prijzen", niet "in zijn aangezicht roemen".

Zelfroem

Een mens kan echter roemen in zichzelf.

Jak 4:13 Komaan dan, u die zegt: Vandaag of morgen zullen wij naar die stad gaan en daar een jaar doorbrengen en handel drijven en winst maken; Jak 4:14 u die niet weet wat morgen gebeuren zal. (Want hoe is uw leven? Want u bent een damp die een korte tijd gezien wordt en daarna verdwijnt) Jak 4:15 In plaats dat u zegt: Als de Heer het wil en wij leven, zullen wij dit of dat doen. Jak 4:16 Nu roemt u echter in uw hoogmoedigheden; al zulk roemen is boos. (TELOS)

Vergelijk:

Spr 27:1 Beroem u niet over de dag van morgen; want u weet niet, wat de dag zal baren.

Wanneer een mens met grote, holle woorden zo spreekt (vers 13) roemt hij in zijn hoogmoed. Hij doet alsof hij zelf over leven en handelen te beschikken had. Hij stelt zich daarmee boven God in plaats van zich voor Hem te verootmoedigen. "Ondernemingsgeest zonder godsdienst is niets dan hoogmoed", heeft iemand eens gezegd. Wat dat roemen "boos" maakt, wat dit rekenen en plannen maken niet laat zijn een kinderachtig en dwaas spel, maar een zonde, is de trek van hoogmoed, die zich daarin openbaart, van een hoogmoed, die de Heere en Zijn bestuur vergeet, zichzelf tot zijn God maakt, zelf de voorzienigheid wil spelen. Dezelfde hoogmoed, die achterwaarts ziende op hetgeen tot stand gekomen en bereikt is, vergetend de barmhartigheid van God en Zijn krachtige hulp, in zelfbehagen spreekt: "dat alles heb ik gedaan," - die hoogmoed keert zich ook tot de toekomst en zegt: "en dat alles wil en zal ik nog doen."

Jer 10:23 Ik weet, HEERE, dat het niet aan de mens is zijn weg, dat het niet aan een man is zijn gang te bepalen en zijn voetstappen te richten. (HSV)

1Co 1:31 opdat, zoals geschreven staat: ‘Wie roemt, laat hij roemen in de Heer’. (TELOS)

2Co 10:17 Maar ‘wie roemt, laat hij roemen in de Heer’. (TELOS)

Bronnen

Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908) s.v. loven - prijzen - roemen. Tekst hiervan is verwerkt op 24 aug. 2016.

Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jak. 4:16. Tekst hiervan is verwerkt op 24 aug. 2016.

Voetnoten

  1. Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.
  2. M.J. Koenen, J. Endepols, Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal. Groningen: H.D. Tjeenk Willink B.V., 1974.