Romeinse Rijk

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Romeinse rijk)

Het Romeinse Rijk was het rijk dat zich vanaf de 6e eeuw v.Chr. uit de stadstaat Rome ontwikkelde, in 63 voor Chr. het land Israël veroverde en op zijn hoogtepunt in de 2e eeuw na Chr. alle landen rond de Middellandse Zee en een groot deel van het Midden-Oosten en West-Europa omvatte. In het Oosten werd het rijk een stukje begrensd door de rivier Eufraat. In het tegenwoordige Nederland liep de grens van het Romeinse rijksgebied langs de rivier Rijn. Het rijk ging onder in 1453, met de val van het Oost-Romeinse keizerrijk.

Rijksgebieden

Het Romeinse Rijk was ingedeeld in provincies. Aan het hoofd van een provincie stond een gouverneur. Er waren twee soorten provincies: keizerlijke provincies bestuurd door een legaat of prefect en senatoriale provincies bestuurd door een proconsul. De provincies waren op hun beurt onderverdeeld in districten. Een district werd bestuurd door een prefect of procurator. Zie verder bij het lemma Romeinse provincies.

Burgerschap

Romeinse burgers genoten bepaalde voorrechten. Wie het Romeinse burgerschap bezat, kon een beroep doen op de keizer. De apostel Paulus bezat het Romeinse burgerrecht en deed een beroep op de keizer (Hnd 25:11-12). Tegen Festus zei hij:
Hnd 25:11 Als ik dan onrecht doe en iets heb bedreven dat de dood waard is, weiger ik niet te sterven; als er echter niets waar is van dat waarvan dezen mij beschuldigen, dan kan niemand mij bij wijze van gunst aan hen uitleveren. Op de keizer beroep ik mij. Hnd 25:12 Toen antwoordde Festus, nadat hij met de Raad had gesproken: Op de keizer hebt u zich beroepen, naar de keizer zult u gaan. (TELOS)

Leger

Legioenen en cohorten. Het Romeinse leger kende legioenen en cohorten. Het legioen was de militaire basiseenheid van het Romeinse leger. Een legioen telde ongeveer 5000 tot 6000 (later 8000) voetvolk en honderden ondersteunende ruiterij, boogschutters, en licht bewapende verkenners. Een legioen bestond uit tien cohortes.

Zie Legioen voor het hoofdartikel.
Namen. Legioenen en cohorten hadden hun bijzondere benamingen. De in het bijbelboek Handelingen genoemde Romeinse man Cornelius was hoofdman over een legerafdeling (cohort) die de naam "de Italische" droeg.  
Hnd 10:1 Een man in Caesarea nu, genaamd Cornelius, -een hoofdman van de legerafdeling, de Italische geheten, (TELOS)
Paulus werd als gevangene overgedragen aan Julius, een hoofdman van een legerafdeling genaamd "de Keizerlijke". Dit kan een eretitel zijn geweest wegens bewezen moed van deze cohort.
Hnd 27:1 Toen nu was besloten dat wij naar Italië zouden afvaren, leverde men Paulus en enige andere gevangenen over aan een hoofdman genaamd Julius, van de keizerlijke legerafdeling. (TELOS)

Sport

Boksen was één van de populairste sporten in het Romeinse rijk.

Slaven

De economie steunde op de handel in en de arbeid van slaven. In de periode 200 - 50 v.C. waren er 1 miljoen slaven in het rijk. Daarna nam het aantal slaven sterk toe, tot meer dan 6 miljoen slaven in de eerste eeuw n.C. Een op de drie ingezetenen behoort toen tot de klasse van slaven. De begeerte naar slaven was een van de motieven om het rijk uit te breiden: uit de verslagen legers konden zielen tot slaven worden genomen.[1]

Vergoddelijking van de Romeinse keizers

De vergoddelijking van de Romeinse keizers diende om de eenheid van het Romeinse rijk te bewaren. Dit was in de eerste eeuw v.Chr. zo groot geworden en omvatte zoveel verschillende volkeren, dat het veel inspanning vergde om de eenheid te bewaren. Eén van de hulpmiddelen was de keizercultus. De keizer was het symbool voor de eenheid van het Romeinse rijk.

In het jaar 42 v. Chr. werd de in 44 vermoorde generaal en politicus Gaius Julius Caesar, vóór de periode van de Romeinse keizers, tot god verheven en trad hij als Divus Iulius ('vergoddelijkte Julius") in de Romeinse godengemeenschap in. De Romeinen maakten trouwens wel steeds onderscheid tussen een god (Lat. deus) en een vergoddelijkte (Lat. divus).

De opvolger van Julius Caesar, Augustus, werd in 30 v.Chr. de eerste Romeinse keizer. Sindsdien was de Heerser van het rijk ook de opperste staatspriester (pontifex maximus); hij kon nieuwe godsdienstige wetten maken en bestaand recht beslissend uitleggen.

Aanvankelijk gold de keizercultus alleen in de provincies. Daar werden tempels opgericht waar de inwoners geacht werden eer en offers aan de goddelijke keizer te brengen. Deze verering gold als blijk van trouw aan Rome.

In de hoofdstad Rome en omstreken werden aanvankelijk de keizers pas ná hun dood vergoddelijkt. Moest een keizer om zijn weldaden aan het volk gedaan na zijn dood vergoddelijkt worden (apotheose), dan werd zijn lijk in een ceremonie verbrand en werd een adelaar, het symbooldier van de hoofdgod Jupiter, losgelaten. De vogel moest de ziel van de gestorvene in het rijk der goden brengen. De opgang van de ziel moest door een ambtenaar betuigd worden. Daarna erkende de senaat de stand van de keizer als divus, vergoddelijkt persoon. Deze kreeg een eigen tempel en een eigen priesterschap. Levende keizers werden niet vergoddelijkt, maar ze konden zich door een hofceremonieel met een auro van goddelijke macht omgeven.

Vooral in het Griekse Oosten sloot de keizerverering bijna naadloos aan bij de Griekse verering van heersers. In het Latijnse Westen was de situatie anders, vooral in Rome en Italië: de heersers Caligula (princeps 37–41 n.C.), Nero (keizer 54–68 n.C.), Domitianus (keizer 81–96 n.C.) en Commodus (keizer 180–192) oefenden een abslute heerschappij uit en lieten zich al tijdens hun leven als godkoningen, vereren. Na hun dood ontvingen ze geen verering meer, omdat ze in politiek opzicht niet succesvol waren.

De posthume vergoddelijking van de keizers veranderde rond 300, toen keizer Diocletianus het dominaat invoerde. Voortaan golden de keizers overal in het rijk als 'dominus et deus': heer en god.

De joden, die alleen de ene ware God erkenden en vereerden, waren van de keizerverering vrijgesteld. Zij mochten aan hun God (Jahweh) een offer voor het welzijn van de keizer brengen.

Christenen die weigerden de keizer te offeren en hem goddelijke eer te bewijzen werden vervolgd. De christenen eerden de keizer, maar niet als een god. Paulus schreef ca. 56 n.C. aan de christenen in Rome
Ro 13:7 Geeft aan allen wat hun toekomt: belasting, aan wie belasting; tol, aan wie tol; vrees, aan wie vrees; eer, aan wie eer toekomt. (TELOS)
En de apostel Petrus schreef rond het jaar 63 n.C.:
1Pe 2:17 Eert allen, hebt de broederschap lief, vreest God, eert de koning.
Goddelijke verering echter komt niet de keizer of een koning, maar de Heer Jezus Christus toe. Hij was God geopenbaard in het vlees. Paulus schreef ca. 61 n.C. tijdens zijn eerste gevangenschapschap in Rome aan de christenen in de Macedonische stad Filippi:
Flp 2:5 ... Christus Jezus..., Flp 2:6 die in de gestalte van God zijnde het geen roof geacht heeft God gelijk te zijn, Flp 2:7 maar Zichzelf ontledigd heeft, de gestalte van een slaaf aannemend, de mensen gelijk wordend. Flp 2:8 En uiterlijk als een mens bevonden heeft Hij Zichzelf vernederd, gehoorzaam wordend tot de dood, ja, tot de kruisdood. Flp 2:9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam geschonken die boven alle naam is, Flp 2:10 opdat in de naam van Jezus elke knie zich buigt van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, Flp 2:11 en elke tong belijdt dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God de Vader. (TELOS)
Aan de goddelijke verering van de keizer werd een einde gemaakt door Constantijn de Grote (keizer 307 -337 n.C.), die zich tot het christendom bekeerd had en daarom een goddelijke verering van een mens uiteraard niet meer kon toestaan.

Christenvervolging

Vanaf Keizer Nero (37 - 68 n.Chr.) werden er christenen in het Romeinse Rijk vervolgd. De Romeinse geschiedkundige Tacitus (56 - 117 n.C.) schrijft hierover. In zijn historische werk Annales spreekt hij van de "verafschuwde" christenen. Men kan tien perioden van systematische vervolging onderkennen, waarvan de eerste onder Nero begon.

Geschiedenis

De geschiedenis van het rijk wordt gewoonlijk in drie tijdvakken verdeeld:

  1. koninkrijk (c. 750- 509 v.Chr.)
  2. republiek (c. 509 – 27 v. Chr.)
  3. keizerrijk (27 – 1453)

De geschiedenis van de omvang van het Romeinse rijk wordt weergegeven door de volgende animatie: video (1 minuut, Engels, Youtube; door Ian Royce).

Vroege Rome.
Gebiedsuitbreiding in de 3e en 2e eeuw v.C.
Oorlogen en uitbreiding van het rijk in de 1e eeuw v.C.

In de tijd van het bewind van Imperator Caesar Augustus (27 v.C. - 14 n.C.) omvatte zijn rijk het gebied dat de volgende kaart toont. In dat rijk werd de Heiland der wereld geboren in Judea, in het oosten.

Omvang van het rijk ten tijde van Augustus (63 v.C - 14 n.C.).
Omvang van het rijk ca. 117 na Chr.
Romeinse rijk in 125 na Chr.

Tweedeling van het Rijk

In 285 na Chr. werd het Romeinse rijk administratief opgedeeld in een Oost- en West-Romeins rijk. Vanaf dat moment was Rome ook niet meer de hoofdstad. In het West-Romeinse Rijk werd dit in 286 Milaan, dit bleef echter maar tot 402, toen werd Ravenna de hoofdstad, tot 476, toen het West-Romeinse rijk ten onder ging. Het Oost-Romeinse rijk zou bekend worden als het Byzantijnse rijk.

Het Romeinse Rijk werd in de 3e eeuw verdeeld in een westelijk deel (groen op de kaart) en een oostelijk deel (roze).

Val van het West-Romeinse Rijk

Het West-Romeinse rijk bestond van 285 tot 476 na Chr. Het viel op 23 augustus 476 toen de laatste West-Romeinse keizer Romulus Augustulus door Odoaker werd afgezet. Voor de ondergang van het westelijke rijksdeel zijn de volgende oorzaken aan te wijzen:

  • Door de volksverhuizingen mochten velen al in 300-400 in de grensstreken wonen (dit waren vooral Germanen) onder de naam van Foederati (=bondgenoot).
  • In 355 werd een deel van Nederland en Vlaanderen aan de Saksen gegeven als zij zouden meehelpen om het Romeinse Rijk te verdedigen.
  • Ook waren er onderling tussen de Romeinse legers meer oorlogen dan tegen de “barbaren”. (denk hierbij aan 406, dat er keizerlijke grenstroepen werden teruggetrokken door de magister militum Stilicho om ingezet te worden voor de strijd tegen een nieuw opgestane concurrent van de zittende keizer , en het terughalen van legers uit Brittania, om Gallia en Italie te verdedigen.)
  • Hierdoor kregen de Vandalen, Suevi, Bourgondiërs en de Alanen het heel makkelijk om Brittania in te trekken.
  • In 410 nam Alarik Rome in.
  • Rond 450 kwam de dreiging van Attila, ze konden het gevaar eerst keren (451), maar de Germanen kregen steeds meer macht.

In 476 verdween uiteindelijk de titel van 'Romeinse keizer', toen Romulus Augustulus werd afgezet door Odoaker. Deze was de eerste “barbaarse” koning van Italië. Odoaker werd in 493 vermoord door Theodorik, die toen koning werd.

Toekomst

Op grond van de Bijbel mogen we een herstel van het Romeinse Rijk verwachten, zie Herstelde Romeinse Rijk.

Meer informatie

http://www.roman-empire.net/

Bronnen

Waarom werden Romeinse keizers vergoddelijkt?, RMO.nl (Rijksmuseum van Oudheden), geraadpleegd 23 febr. 2015. Over de keizercultus, waarin de keizer als god werd vereerd.

Kaiserkult, Wikipedia.de, geraadpleegd 23 feb. 2015. Enige tekst hiervan is op 23 feb. 2015 vertaald en verwerkt.

Voetnoot

  1. The Ancient Roman World. Youtube.com: Ryan Reeves, 28 mei 2014. Vanaf 30 min. 29 sec. gaat over slavernij in het Romeinse Rijk.