Samaritanen

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Samaritaan)

Samaritanen zijn bewoners van de streek Samaria, tussen Judea en Galilea, in het land Israël. De Joden beschouwden hen als onrein en hun eredienst te Sichem onwettig.

Heidense herkomst. Na de val van de stad Samaria (722 v. Chr.) werden de Israëlieten van het noordelijke tienstammenrijk van Israël door de Assyriërs weggevoerd. Naar het vrijwel ontvolkte land werden door de Assyrische koningen Sargon II, later nog door Assarhaddon en waarschijnlijk ook door Assurbanipal, heidense bewoners uit veroverde landen gedeporteerd. Deze heidenen kwamen uit Babylon, Cutha, Avah, Emath. Sepharvaïm. Noord-Arabië, Erech en Susa.

Samaritanen omstreeks 1900.

Gemengd volk. De achtergebleven Israëlieten en de heidense kolonisten vermengden zich tot een nieuw volk, de Samaritanen.

Monotheïsme. Het veelgodendom kreeg bij de Samaritanen de overhand, doch tijdens een leeuwenplaag zond de Assyrische koning hun een Israëlitisch priester, om hun de God van het land weer te leren dienen. Langzamerhand werden de Samaritanen dan ook weer (hoewel niet zuiver) monotheïstisch.

Vijandelijkheden. Nadat een overblijfsel van Joden uit de Babylonische Ballingschap was teruggekeerd om de tempel van God in Jeruzalem te herbouwen, boden de Samaritanen hun medewerking aan. De Joden sloegen het aanbod af, uit vrees dat de zuiverheid van de Joodse godsdienst in gevaar zou komen. De Samaritanen pleegden daarna allerlei vijandelijkheden tegen de Joden.

Gerizim. Op de berg Gerizim bouwden de Samaritanen hun eigen tempel en richtten er een eredienst in zoals te Jeruzalem. Deze tempel werd door de Joodse koning Johannes I Hyrcanus in 128 vóór Chr. verwoest. De Samaritanen echter hielden de berg Gerizim in ere en gingen er op de grote feesten heen.

De hogepriester van de Samaritanen met de Codex Nabloes, ca. 1920.
De Heer Jezus had een ontmoeting met een Samaritaanse vrouw, die verwees naar 'onze vaderen die op deze berg hebben aangebeden':
Joh 4:19 De vrouw zei tot Hem: Heer, ik zie dat U een profeet bent. Joh 4:20 Onze vaderen hebben op deze berg aangebeden, en u zegt dat in Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden. (Telos)
Hun Bijbel. De Samaritanen erkenden alleen de vijf boeken van Mozes (ook de Pentateuch geheten) als gezaghebbend. Om hun eredienst op de berg Gerizim te rechtvaardigen, veranderden zij het woord Ebal in de opdracht van Mozes in Gerizim.
De 27:4 Het zal dan geschieden, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn, dat gij dezelve stenen, van dewelke ik u heden gebiede, zult oprichten op den berg Ebal, en gij zult ze met kalk bestrijken; De 27:5 En gij zult aldaar den HEERE, uw God, een altaar bouwen, een altaar van stenen; gij zult geen ijzer over hetzelve bewegen. De 27:6 Van gehele stenen zult gij het altaar des HEEREN, uws Gods, bouwen, en gij zult den HEERE, uw God, brandofferen daarop offeren. De 27:7 Ook zult gij dankofferen offeren, en zult aldaar eten, en vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods. De 27:8 En gij zult op deze stenen schrijven alle woorden dezer wet, die wel uitdrukkende. (SV)
Messiasverwachting. De Samaritanen keken uit naar de komst van een profeet als Mozes, door Mozes voorzegd, en hoopten dat de Messias hun tempel zou herstellen en hun godsdienst zou bevestigen. De Heer Jezus wees erop dat het heil uit de Joden is. Tot de Samaritaanse vrouw zei Hij:
Joh 4:21 Jezus zei tot haar: Geloof Mij, vrouw, er komt een uur dat u noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Joh 4:22 U aanbidt wat u niet weet; wij aanbidden wat wij weten, want de behoudenis is uit de Joden. (Telos)
Joden. In de tijd van de Evangeliën meden Joden het contact met Samaritanen. Zij beschouwden hen vanwege hun gemengde bevolking als onrein. Hun eredienst in Sichem werd onwettig geacht. Door het godsdienstig 'establishment' der Joden werden zij geminacht; de afkeer van de gewone man voor de Samaritanen betrof meer hun afkomst en geschiedenis, dan hun godsdienstige overtuiging. De Samaritaanse vrouw verwonderde zich erover dat de Jood Jezus met haar sprak.
Joh 4:9 De Samaritaanse vrouw dan zei tot Hem: Hoe vraagt U die een Jood bent, van mij te drinken die een Samaritaanse vrouw ben? Want Joden hebben geen omgang met Samaritanen. (Telos)
Dat de Samaritanen door de Joden geminacht werden, blijkt uit de woorden van Jezus' tegenstanders:
Joh 8:48 De Joden antwoordden en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet terecht dat U een Samaritaan bent en een demon hebt? (Telos)
Toen Jezus van Galilea naar Jeruzalem ging, weigerden Samaritanen van een zeker dorp hem te ontvangen, omdat Hij op weg was naar Jeruzalem.
Lu 9:52  En Hij zond boden voor Zich uit. En zij gingen heen en kwamen in een dorp van Samaritanen om voor Hem een verblijf in gereedheid te brengen.  Lu 9:53  En zij ontvingen Hem niet, omdat Hij op weg was naar Jeruzalem. Lu 9:54  Toen nu zijn discipelen Jakobus en Johannes dit zagen, zeiden zij: Heer, wilt U dat wij zeggen dat vuur van de hemel moet neerdalen en hen verteren zoals ook Elia heeft gedaan?  Lu 9:55  Hij echter keerde Zich om en bestrafte hen en zei: U weet niet van welke geest u bent.  Lu 9:56  Want de Zoon des mensen is niet gekomen om zielen van mensen te verderven maar te behouden. En zij gingen naar een ander dorp. (Telos)
De Heer Jezus houdt zijn tijdgenoten een gelijkenis voor waarin een Samaritaan als voorbeeld van naastenliefde optreedt en zich ontfermt over een man die uit Jeruzalem was vertrokken en ten prooi viel aan rovers:
Lu 10:33 Een Samaritaan echter, die op reis was, kwam bij hem en toen hij hem zag, werd hij met ontferming bewogen. (Telos)
Een Samaritaan die door de Heer Jezus genezen was van melaatsheid kwam, in tegenstelling tot de negen andere genezenen, terug om Hem te bedanken:
Lu 17:16 En hij viel op zijn gezicht aan zijn voeten en dankte Hem; en deze was een Samaritaan. (Telos)
Overblijfsel. Vandaag de dag woont op de berg Gerizim nog altijd een religieuze gemeenschap die zich Samaritanen noemt.

Van Ronkel schreef (1835) over de Samaritanen in Nabloes: “Nog heden heeft het geringe overblijfsel der Samaritanen aldaar een bedehuis, een eigen Hogepriester en een soort van altaar, waarop hun Bijbel (de 5 boeken van Mozes) ligt, en zij verrichten dáár hun gebeden, met het aangezicht naar de berg, Gerizim, de voormalige plaats van hun Tempel, gekeerd.”[1]

Samaritanen als bedevaartgangers op de berg Gerizim tijdens het loofhuttenfeest.

Godsdienstige hoogtijden

Op de Paasdag (14 Nisan) slachten de Samaritanen het paaslam 'tussen de twee avonden', dat is na zonsondergang en vóór het donker, een periode van ongeveer anderhalf uur, dus aan het begin van 14 Nisan. Deze uitleg van de Hebreeuwse uitdrukking 'tussen de twee avonden' is gelijk aan die van de Karaïeten, een groepering in het Jodendom. Volgens de Samaritanen kan het paasoffer slechts plaatsvinden op de berg Gerizim. Zij beschouwen het feest van Pascha en het feest der ongezuurde broden als twee verschillende feesten, terwijl de Joden ze als één nemen. Als Pasen op een sabbat valt, stellen ze - in tegenstelling tot de Joden - de sabbat niet uit. De gewoonte van de Samaritanen komt overeen met die van de Karaïeten.

Op de 15e Nisan, de eerste dag van de Ongezuurde Broden ("Haj al-Fatir") mag geen werk worden verricht, zelfs koken wordt verboden. Hierin zijn ze strenger dan de Karaïeten, die de bereiding van voedsel wel toelaten. Op de berg Gerizim worden op deze dag plechtige optochten gehouden.

De dag van de Eerstelingsgarve valt - anders dan bij de Joden - niet op de tweede dag van de Ongezuurde Broden (16 Nisan), maar op de zondag vallend na de sabbat in deze feestweek.

Bronnen

  • Ontdek de Bijbel: Partijen en sekten in het Judaïsme. Dordrecht: Importantia Publishing.
  • W.R. de Jong, A.W. van Rossum, Geschiedenis der openbaring van het Oude Testament, blz. 328-329. Bussum: 1948.
  • Art. Passover, Jewish Encyclopedia (1906).

Voetnoot

  1. S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen (Groningen: M. Smit, 1835) blz. 266.