Schriftgeleerden

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Schriftgeleerde)

Schriftgeleerden als genoemd in de Bijbel waren mannen die grondige studie maakten van de Heilige Schrift, in het bijzonder de wet van Mozes. Zij onderwezen het volk en gaven antwoord op levenspraktische vragen. Ten tijde van het Nieuwe Testament waren ze een aparte stand. Ze waren, met de farizeeën, als het ware “gaan zitten op de stoel van Mozes” (Matth. 23:2). Zij veroordeelden onze Meester en Heiland.

Schriftstudie en onderwijs was een taak van de priesters, die echter nalatig waren. Daarom waren het later vaak “leken” die zich daarop toelegden. Er ontstond een stand van Schriftgeleerden. Zij vormden echter geen aparte partij.

De eerste in de Bijbel genoemde Schriftgeleerde was Ezra. Een beroemd Schriftgeleerde was Gamaliël, aan wiens voeten de apostel Paulus had gezeten.

De schriftgeleerden hielden zich bezig met de bestudering van de Schrift, in het bijzonder van de Wet. Ook legden zij de Schrift uit en leerden de dingen van Gods Woord. Zij leerden bijv. dat de Christus een zoon van David is (Marc. 12:35) en dat vóór de komst van het messiaanse rijk de profeet Elia zal optreden (Matth. 17:10). Maar náást de Schrift ontwikkelden zij een stelsel van overgeleverde uitspraken van leraars, de Misjna. Er ontstond een ‘overlevering der ouden’, een overlevering van menselijke leringen.

De meeste Schriftgeleerden ten tijde van Jezus behoorden tot de groepering der Farizeeën, maar er waren ook Sadducese schriftgeleerden. Ze waren vertegenwoordigd in de Hoge Raad (Sanhedrin). Paulus werd eens in de Raad verdedigd door “sommigen van de schriftgeleerden van het deel der farizeeën” (Hand. 23:9).

Schriftgeleerden en de Heer Jezus

Herodes de Grote, vernomen hebbend dat de Koning der Joden was geboren, liet alle overpriesters en schriftgeleerden bijeenkomen om van hen te weten waar de Christus geboren zou worden (Matth. 2:4).

Anders dan de Schriftgeleerden leerde Jezus als iemand die gezag heeft (Matth. 7:29; Marc. 1:22).

De Schriftgeleerden kwamen in aanvaring met de Heer Jezus. Ze oordeelden dat Jezus lasterde toen hij van iemand zei dat diens zonden werden vergeven (Marc. 2:5). Zij en de farizeeën stoorden zich eraan dat Jezus at en dronk met tollenaars en zondaars (Marc. 2:16). De schriftgeleerden lasterden van de Heer dat Hij demonen uitdreef door de overste van demonen, door wie Hij bezeten was (Marc. 3:22). Zij en de farizeeën stoorden zich eraan dat Jezus’ leerlingen, in strijd met de overlevering der ouden, het brood met ongewassen handen aten (Marc. 7:5). De overpriesters en schriftgeleerden namen het Jezus kwalijk dat hij de kinderen in de tempel toeliet te roepen “Hosanna voor de Zoon van David” (Matth. 21:15).

De schriftgeleerden en de farizeeën brachten een overspeelster bij Jezus om Hem te verzoeken, opdat zij Hem konden aanklagen.

Joh 8:3 En de schriftgeleerden en de farizeeen brachten bij Hem een vrouw, op overspel betrapt. En zij plaatsten haar in het midden en zeiden tot Hem: Joh 8:4 Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt op overspel. Joh 8:5 Nu heeft Mozes ons in de wet geboden zulke vrouwen te stenigen; U dan, wat zegt U? Joh 8:6 En dit zeiden zij om Hem te verzoeken, opdat zij Hem konden aanklagen. (TELOS)

De Heer Jezus bestrafte echter de schriftgeleerden, niet om hun studie van de Schrift, maar om hun manier van doen. Hij noemt ze huichelaars (Matth. 23:13, 15) en stelt hun misstanden aan de kaak. Naast de Schrift was ‘de overlevering van de ouden’ (Marc. 7:5) gekomen. Deze menselijke overlevering verdrong Gods wet, deed het gebod van God te niet, maakte het krachteloos.

Mr 7:6 Hij zei echter tot hen: Treffend heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd, zoals geschreven staat: ‘Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij vandaan; Mr 7:7 en tevergeefs vereren zij Mij, door leringen te leren die geboden van mensen zijn’. Mr 7:8 Terwijl u het gebod van God nalaat, houdt u de overlevering van de mensen. Mr 7:9 En Hij zei tot hen: Treffend doet u het gebod van God te niet, opdat u uw overlevering bewaart. (TELOS)

Een voorbeeld van tenietdoening:

Mr 7:10 Want Mozes heeft gezegd: ‘Eer uw vader en uw moeder’, en: ‘Wie vader of moeder vloekt, moet de dood sterven’. Mr 7:11 Maar u zegt: ‘Als een mens tot zijn vader of zijn moeder zegt: Het is korban (dat is: een gave), wat u ook van mij ten nutte zou kunnen komen’, - Mr 7:12 dan laat u hem niet meer toe iets voor zijn vader of zijn moeder te doen, Mr 7:13 terwijl u het woord van God krachteloos maakt door uw overlevering die u hebt overgeleverd; en vele dergelijke dingen doet u. (TELOS)

De schriftgeleerden en de farizeeën bonden de mensen zo 'zware lasten' (woorden van de Heer Jezus) op, die ze zelf niet droegen.

Mt 23:1 Toen sprak Jezus tot de menigten en tot zijn discipelen Mt 23:2 en zei: De schriftgeleerden en de farizeeen zijn gaan zitten op de stoel van Mozes. Mt 23:3 Alles dan wat zij u ook zeggen, doet en bewaart dat, maar doet niet naar hun werken; want zij zeggen en doen niet. Mt 23:4 Zij nu binden zware [en moeilijk te dragen] lasten en leggen ze op de schouders van de mensen; maar zijzelf willen ze met hun vinger niet verroeren. (TELOS)

Ze vonden het verkeerd dat Jezus op sabbat genas.

Lu 6:7 De schriftgeleerden en de farizeeen nu letten op Hem of Hij op de sabbat zou genezen, om een beschuldiging tegen Hem te kunnen vinden. (TELOS)

De schriftgeleerden en de farizeeën sloten het koninkrijk der hemelen voor de mensen en gingen het zelf evenmin binnen (Matth. 23:13). De farizeeën geloofden Johannes de Doper en de Heer Jezus niet. Zij beletten mensen het koninkrijk der hemelen, dat door Johannes en Jezus verkondigd werd, binnen te gaan.

Matth 23:13 Wee u echter, schriftgeleerden en farizeeen, huichelaars, want u sluit het koninkrijk der hemelen voor de mensen; want uzelf gaat niet naar binnen, en hun die willen binnengaan, laat u niet toe binnen te komen. (TELOS)

De Heer Jezus zei echter van een schriftgeleerde, die verstandig geantwoord had, “U bent niet ver van het koninkrijk van God” (Marc. 12:32-34).

De schriftgeleerden en de farizeeën trokken “de zee en het droge rond om een proseliet te maken, en wanneer hij het geworden is, maakt u van hem een zoon van de hel, tweemaal erger dan u.” (Matth. 23:15).

Ze lieten het belangrijkste van de wet na:

Mt 23:23 Wee u, schriftgeleerden en farizeeen, huichelaars, want u geeft tienden van de munt, de dille en de komijn, en u laat het gewichtigste van de wet na: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw. (TELOS)

Ze waren eerzuchtig gesteld “op het wandelen in lange kleren, begroetingen op de markten” (Marc. 12:38).

Mt 23:5 Al hun werken nu doen zij om door de mensen gezien te worden; want zij maken hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot; Mt 23:6 en zij houden van de eerste plaats bij de maaltijden en de eerste zetels in de synagogen Mt 23:7 en de begroetingen op de markten, en houden ervan zich door de mensen Rabbi te laten noemen. U echter, laat u niet Rabbi noemen; (TELOS)

Ze hielden een schone schijn op:

Mt 23:25 Wee u, schriftgeleerden en farizeeen, huichelaars, want u reinigt de buitenkant van de drinkbeker en de schotel, maar van binnen zijn zij vol roof en onmatigheid. (...) Mt 23:27 Wee u, schriftgeleerden en farizeeen, huichelaars, want u lijkt op witgepleisterde graven, die van buiten wel fraai schijnen, maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn. (TELOS)

Zij eerden verdrukte en vermoorde profeten en rechtvaardigen van vroeger (Matth. 23:29), maar maakten de maat van hun vaders vol (Matth. 23:32) door Christus en zijn volgelingen te vervolgen, te geselen, te doden en te kruisigen.

Mt 23:34 Daarom, zie, Ik zend tot u profeten en wijzen en schriftgeleerden; van hen zult u er doden en kruisigen, en van hen zult u er in uw synagogen geselen en van stad tot stad vervolgen; (TELOS)

De Heer heeft van de zijde der Schriftgeleerden geleden (Matth. 16:21; Marc. 8:31; 10:33; Luc. 9:22). De overpriesters en de schriftgeleerden “zochten hoe zij Hem zouden ombrengen zochten hoe zij Hem zouden ombrengen, want zij waren bang voor Hem, want de hele menigte stond versteld over zijn leer.”(Marc. 11:18; 14:1; Luc. 19:47). Bij Kajafas werd de Heer Jezus verhoord in de tegenwoordigheid van de schriftgeleerden en de oudsten (Matth. 26:57). Bij het kruis spotten schriftgeleerden met Christus (Matth. 27:41).

Hij vermaande zijn leerlingen rechtvaardiger te leven dan de schriftgeleerden en farizeeën (Matth. 5:20). Onder hen zouden ook “schriftgeleerden”, in goede zin van het woord, zijn (Matth. 23:34).

Paulus werd in het Sanhedrin verdedigd door “sommigen van de schriftgeleerden van het deel der farizeeën”, die zeiden: “Wij vinden geen enkel kwaad in deze man; en als een geest tot hem gesproken heeft, of een engel…” (Hand. 23:9).

In één van zijn brieven schrijft Paulus:

1Co 1:20 Waar is de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze eeuw? Heeft God niet de wijsheid van de wereld tot dwaasheid gemaakt? (TELOS)

Vrome Schriftgeleerden

Er waren en zijn ook vrome schriftgeleerden. De eerste in de Bijbel genoemde Schriftgeleerde was Ezra. Een schriftgeleerde kan een discipel van de Heer Jezus worden.

Mt 13:52 Hij nu zei tot hen: Daarom is iedere schriftgeleerde die een discipel van het koninkrijk der hemelen is gemaakt, gelijk aan een heer des huizes die uit zijn schat nieuwe en oude dingen voortbrengt. (TELOS)

Mogen wij Apollos niet tot die schriftgeleerde discipelen rekenen?

Hnd 18:24 Een Jood nu genaamd Apollos, van geboorte een Alexandrijn, een welsprekend man, kwam in Efeze; hij was machtig in de Schriften. (...) Hnd 18:28 want krachtig weerlegde hij de Joden in het openbaar door uit de Schriften te bewijzen dat Jezus de Christus is. (TELOS)

De Heer zendt ook schriftgeleerden.

Mt 23:34 Daarom, zie, Ik zend tot u profeten en wijzen en schriftgeleerden; van hen zult u er doden en kruisigen, en van hen zult u er in uw synagogen geselen en van stad tot stad vervolgen; (TELOS)