Seraja
Seraja is de naam van verschillende mannen genoemd in het Oude Testament.
- broeder van Othniël en zoon van Kenaz, nakomeling van Juda;
- een Simeoniet;
- schrijver van David
- beambte van Jojakim;
- de zoon van Nerija, de zoon van Machseja (Jer. 51:59). Een van de vorsten of veldheren van Zedekia. Hij was waarschijnlijk de broer van Baruch, de helper van de profeet Jeremia. De Canisius-vertaling noemt hem een 'schattingbeambte' (Jer. 51:59).
- een veldheer in het tweestammenrijk, die na de wegvoering van de Judeeërs tot Gedalja te Mizpa kwamen;
- hogepriester, zie hierna;
- een der hoofden van de ballingen, die met Zerubbabel en Jozua uit Babel terugkeerden;
- een priester, die benevens Nehemia en anderen het met God gesloten verbond verzegelden.
Hogepriester Seraja
Seraja was hogepriester ten tijde van de profeet Jeremia en de verwoesting van Jeruzalem.
Hij werd door Nebuzaradan gevangen genomen en door Nebukadnezar te Ribla ter dood gebracht (Jer. 52:24v).
Bron
P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Gosen' is op 25 april 2014 verwerkt.
Voetnoot
- ↑ De namen van Aäron t/m Jozadak zijn ontleend aan de geslachtslijst van 1 Kron. 6