Job (persoon): verschil tussen versies
k
→Zijn lijden
kGeen bewerkingssamenvatting |
k (→Zijn lijden) |
||
Regel 20:
De rampen veranderen hem echter niet. In ootmoed buigt hij het hoofd, en verklaart, dat Hij die geeft, ook het recht heeft te nemen. Als de satan daarop volhoudt, dat Jobs godsvrucht bezwijken zal, als zijn leven in gevaar gebracht wordt, ontvangt hij verlof zijn lichaam aan te tasten, maar zijn leven moet hij ontzien. Bij al de rampen, waaronder hij reeds gebukt ging, werd nu een verschrikkelijke melaatsheid gevoegd; doch ook nu sprak de vrome man als zijn geloof uit, dat de mens niet alleen het goede, maar ook het kwade van God ontvangen moet.
[[Bestand:Job and his friends.jpg|miniatuur|557x557px|Job en zijn vrienden. Schilderij van Ilja Repin, olieverf op doek (1869)]]
De zwaarste verzoeking echter wacht hem nog. Om hem in zijne ellende te troosten, komen tot hem drie van zijn vrienden,
Hierop nemen de drie vrienden het woord. De vraag, waarover zij eigenlijk met Job de strijd voeren, is het verband tussen Gods rechtvaardig wereldbestuur en het lijden van de godvruchtigen. Naar hun mening is de mate van uitwendig geluk, dat aan de mens te beurt valt, de onbedrieglijke maatstaf ter beoordeling van zijn godsvrucht. Grote rampen bewijzen dan ook de goddeloosheid van de lijder. Deze uiterlijke opvatting van de leer der vergelding ergerde Job in de hoogste mate en was voor hem gevaarlijker beproeving, dan de rampen, welke hem getroffen hadden. De satan hoopt daarom, dat hij, door zijn vrienden overtuigd en tot wanhoop gebracht, God zal verlaten en zo hem de zegepraal in de wedstrijd verschaffen. Het gevaar wordt groter, als de drie vrienden één voor één de rechtvaardigheid van Gods wereldbestuur verdedigen, en in het begin meer bedekt, dan meer duidelijk, eindelijk onbewimpeld als hun gevoelen uitspreken, dat Job zo zwaar moet lijden, alleen omdat hij zozeer gezondigd heeft. Indien hij niet een afschuwelijk en diep gevallen zondaar was, God zou hem niet op deze wijze bezocht hebben, zo luidt hun beweren.
|