Naar inhoud springen

Job (persoon): verschil tussen versies

159 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 24:
Hierop nemen de drie vrienden het woord. De vraag, waarover zij eigenlijk met Job de strijd voeren, is het verband tussen Gods rechtvaardig wereldbestuur en het lijden van de godvruchtigen. Naar hun mening is de mate van uitwendig geluk, dat aan de mens te beurt valt, de onbedrieglijke maatstaf ter beoordeling van zijn godsvrucht. Grote rampen bewijzen dan ook de goddeloosheid van de lijder. Deze uiterlijke opvatting van de leer der vergelding ergerde Job in de hoogste mate en was voor hem gevaarlijker beproeving, dan de rampen, welke hem getroffen hadden. De satan hoopt daarom, dat hij, door zijn vrienden overtuigd en tot wanhoop gebracht, God zal verlaten en zo hem de zegepraal in de wedstrijd verschaffen. Het gevaar wordt groter, als de drie vrienden één voor één de rechtvaardigheid van Gods wereldbestuur verdedigen, en in het begin meer bedekt, dan meer duidelijk, eindelijk onbewimpeld als hun gevoelen uitspreken, dat Job zo zwaar moet lijden, alleen omdat hij zozeer gezondigd heeft. Indien hij niet een afschuwelijk en diep gevallen zondaar was, God zou hem niet op deze wijze bezocht hebben, zo luidt hun beweren.
 
Job geeft hen, die gekomen waren om hem te vertroosten, te kennen hoe hij zich onder hun woorden voelt: <blockquote>''Job 16:2  ... gij allen zijt moeilijke vertroosters. (...) Job 16:4  Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn hoofd schudden? Job 16:5  Ik zou u versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen zou zich inhouden. (SV)''</blockquote><blockquote>''Job 19:2  Hoe lang zult gijlieden mijn ziel bedroeven, en mij met woorden verbrijzelen?  Job 19:3  Gij hebt nu tienmaal mij schande aangedaan; gij schaamt u niet, gij verhardt u tegen mij. (...) Job 19:21  Ontfermt u mijner, ontfermt u mijner, o gij, mijn vrienden! want de hand Gods heeft mij aangeraakt. (SV)''</blockquote>In deze zwaarste van alle verzoekingen blijft Job evenwel aan God trouw. Hij wijst op zijn onwankelbare bewustheid van zijn onschuld, en toont aan, dat zijn vrienden niet in staat zijn hem te troosten, hem beter te onderrichten aangaande Gods wereldbestuur, of de geheime oorzaak van zijn groot lijden op te sporen. Door zijn krachtige antwoorden en bondige redenen worden zij tenslotte zo volkomen weerlegd, dat zij niet meer weten wat te zeggen.
Job geeft hen, die gekomen waren om hem te vertroosten, te kennen hoe hij zich onder hun woorden voelt:
 
''Job 16:2  ... gij allen zijt moeilijke vertroosters. (...) Job 16:4  Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn hoofd schudden? Job 16:5  Ik zou u versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen zou zich inhouden. (SV)''
 
''Job 19:2  Hoe lang zult gijlieden mijn ziel bedroeven, en mij met woorden verbrijzelen?  Job 19:3  Gij hebt nu tienmaal mij schande aangedaan; gij schaamt u niet, gij verhardt u tegen mij. (SV)''
 
In deze zwaarste van alle verzoekingen blijft Job evenwel aan God trouw. Hij wijst op zijn onwankelbare bewustheid van zijn onschuld, en toont aan, dat zijn vrienden niet in staat zijn hem te troosten, hem beter te onderrichten aangaande Gods wereldbestuur, of de geheime oorzaak van zijn groot lijden op te sporen. Door zijn krachtige antwoorden en bondige redenen worden zij tenslotte zo volkomen weerlegd, dat zij niet meer weten wat te zeggen.
 
Maar ook Job maakt zich schuldig tegenover God, als hij door toorn en verontwaardiging vervoerd, niet aarzelt God rekenschap te vragen van de rampen en smarten, waar mee Hij hem vervolgt; ja hij tast het goddelijk wereldbestuur aan, daar dit aan geen regels van rechtvaardigheid schijnt gebonden te zijn, en eist inlichting van Boven aangaande zijn misdaad, die hem dit groot lijden berokkend heeft (Job 4-26). Hijzelf vermag evenmin als zijn vrienden het grote raadsel van zijn levens op te lossen, en weet Gods wereldbestuur niet te doorgronden (Job 27-31).
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.