Naar inhoud springen

Teleologie: verschil tussen versies

4.047 bytes toegevoegd ,  2 jaar geleden
k
Regel 17:
== Wijsgerige teleologie ==
De wijsgerige teleologie onderzoekt waar nu de verklaring van de orde, die de natuurwetenschap ons aanwijst, te vinden is, m.a.w. waar dit metafysisch orde-beginsel, dat deze verklaring moet geven, huist.
 
'''Het ordebeginsel in de dingen.''' Het ordebeginsel in de dingen is niets anders dan de natuur der dingen. En wat is die natuur? Voor zover wij de natuur der dingen kennen, is ze voor ieder afzonderlijk bestaand ding niets anders, dan de vereniging van een bepaald aantal eigenschappen. Die eigenschappen alle tezamen in één geheel verenigd maken het wezen of de natuur van ieder afzonderlijk ding uit, waardoor het in hoedanigheid of kwalitatief van andere dingen onderscheiden is. Die natuur der dingen verklaart hun werkingen. Ze werken zó, omdat ze zó zijn.
 
=== Wijsgerige teleologie en wijsgerige kennistheorie ===
Regel 39 ⟶ 41:
 
* óf uitsluitend in de wereldse dingen (uitsluitend ''immanente'' teleologie),
** alles is stof (''materialistisch monisme'')
** alles is God (''pantheïstisch monisme'')
* ófwel uitsluitend daar buiten (''ultra-teleologie'')
* ófwel in en buiten de dingen (''dualistische teleologie'').
Dus, ’t zit er in of het zit er buiten, of het zit er binnen én er buiten.
 
'''Monisten.''' Volgens de immanente teleologie zit het metafysiek ordebeginsel louter in de dingen; er is geen geen buitenwereldse oorzaak van de dingen. Zulke denkers heten monisten (van het Griekse woord ''monos,'' één, alleen).
 
Wanneer men het ordebeginsel, dat in de dingen zelf is, nader beschouwt, blijkt allerduidelijkst, dat het de orde in de wereld niet voldoende verklaart. Daar er nu natuurlijk een voldoende grond voor de wereldorde zijn moet, en het ordebeginsel, dat zich in de dingen zelf bevindt, blijkbaar deze voldoende grond niet is, volgt vanzelf, dat er noodzakelijk een buitenwerelds ordebeginsel moet bestaan.
 
De monisten worden weer onderscheiden in materialistische monisten, die leren dat alles stof is, en pantheïstische (van Grieks ''pan'', alles, en ''Theos'', God), die leren dat alles God is. De pantheïstische monisten zeggen: „God en de wereld zijn één: er is maar één volstrekte wereldgrond, welke Een-al of Heel-al is, de alom vattende zelfstandigheid, volstrekte Geest, wereldwil of wereld-daad. Daartegen kan men opwerpen dat er blijkbaar vele en onderscheiden dingen zijn en dat het denkbeeld van een Een-al of Heel-al vlakweg tegen onze ervaring ingaat. Daarop antwoorden de pantheïstische monisten dat die veelheid, welke wij waarnemen, maar verschijningsvormen, ontwikkelingstadia van het ene Absolute zijn; want dat in de grond alles één is. Het diepste beginsel der wereldorde zit dus volgens hen uitsluitend in de wereld zelf en is er niet van onderscheiden. Hierop kan men antwoorden dat zulk een opvatting ingaat tegen hetgeen wij duidelijk met ons verstand inzien. Zoals wij de dingen kennen, zijn ze wel degelijk veelvuldig en niet één. Die eenheid kan men alleen volhouden, als men de werkelijke, objectieve waarde van onze kennis loochent en al hetgeen wij waarnemen, herleidt tot louter gewaarwordingsaandoeningen, zuiver subjectieve begrippen zonder reële betekenis. Dit is een subjectivistisch standpunt aangaande de oorsprong en waarde van onze kennis (zie [[Kennis]]).
 
Bovendien lijdt het stelsel der pantheïsten aan tegenstrijdigheid; want het neemt aan, dat de grond der orde het éne Alwezen, een absoluut wezen is, en tegelijk neemt het aan, dat dit ene Al-wezen niet volstrekt, niet absoluut maar betrekkelijk en veranderlijk is, daar het zich naar de wet van zijn eigen wezenheid ontwikkelt.
 
'''Ultra-teleologie.''' Volgens deze theorie zit het beginsel van de orde uitsluitend buiten de dingen van deze wereld. Hiertegen kan men opmerken dat de veelheid der afzonderlijke op zich zelf staande dingen, in verandering, werking en samenwerking, ten dele althans bestierd wordt door ieders aard of wet en door onderlinge natuurlijke en concrete verhoudingen. De levende wezens schijnen een levensbeginsel te hebben. De psychische werkingen duiden op een zelfstandig beginsel, de ziel.
 
'''Dualisten.''' Er schiet niets anders over dan dat metafysieke ordebeginsel èn er in èn er buiten zit, of juister gezegd, dat er één in en één er buiten is; want het spreekt van zelf dat het ordebeginsel in de dingen niet van dezelfde natuur kan zijn als hetgeen er buiten is; anders zouden we het wel met één beginsel afkunnen.
 
Juist omdat het ordebeginsel, dat in de dingen is, van zo’n natuur is, dat het de orde der wereldse dingen niet voldoende verklaart, gaan we er nog een buiten zoeken. Er wordt een dubbel beginsel vereist.
 
''Dualisten'' onderscheiden de oorzaak van de wereld van de wereld zelf. ''Theïstische'' dualisten zijn zij, die aan die wereldoorzaak bewustheid en dienovereenkomstig persoonlijkheid toeschrijven. Zij zeggen: er is een wereld en een God; God en wereld zijn twee.
Dus, ’t zit er in of het zit er buiten, of het zit er binnen én er buiten. Zij die geen buitenwereldse oorzaak van de dingen aannemen, heten monisten (van het Griekse woord ''monos,'' één, alleen). Deze worden weer onderscheiden in materialistische monisten, die leren, dat alles stof is, en pantheïstische (van Grieks ''pan'', alles, en ''Theos'', God), die leren, dat alles God is.
 
== Dualistische teleologie ==
Regel 98 ⟶ 117:
 
== Bron ==
Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Enige tekst van blz. 85-103104 is onder wijziging verwerkt in mei 2021. De tekst van deze bladzijden bevat ook delen uit een rede van prof. Beysens over de dualistische teleologie als wijsgerige theorie.
 
== Voetnoot ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.